“Alles is voorgoed gedaan, als jij er klaar voor bent” zingt Clouseau vanuit de laptop “Ik heb aan je zijde gestaan, mijn God ik heb je graag gekend”. Ze wil het hem zo graag laten horen, dit voor haar zo belangrijke lied, maar het lukt haar nog steeds niet. De tranen lopen over haar wangen. Stil zit ze achter haar laptop. Ze kan er niet naar luisteren zonder te huilen. Mijn god wat mist ze hem, nog steeds, na 18 jaar mist ze hem nog steeds. Elke dag.
Ze was 24 jaar oud. Daar zat ze in het tehuis waar hij de laatste maanden woonde. Nu voor de 3e nacht. Hij kon niets meer horen, kreeg niets meer mee had de verpleging gezegd. Zij geloofde het niet en bleef tegen hem praten. Gewoon over de dingen die ze had meegemaakt, wat er gebeurde, wie er binnenkwam, wat voor weer het was. “Ik ga je mond even insmeren hoor” zei ze tegen hem, “want je lippen zijn zo droog dat voelt vast niet lekker”. En rustig deed ze met een wattenstaafje wat vaseline op zijn droge gerimpelde lippen. Zij mocht het, het liet het allemaal toe. Niet als de verpleging het deed, dan begon hij ongecontroleerd om zich heen te slaan. Dat is omdat ik hem vertel wat ik doe, dacht ze. En bleef dus rustig vertellen tegen hem terwijl ze zijn hand vasthield en zacht streelde.
Hij was haar vader. En ook al was hij aan het dementeren het laatste jaar en waren de rollen zo omgedraaid geweest, hij was haar vader. Ze hield van hem. En wat er ook gebeurde zij zou er voor hem zijn. Dus was zij er overdag en in de nacht. Af en toe ging ze weg, vertelde hem dat ze even een kop koffie ging drinken en zo weer terug zou zijn. Ze wilde dat hij rust had, en mocht hij liever willen gaan zonder dat zij daar bij was, moest hij die kans ook krijgen vond ze.
Die middag had ze gemerkt hoe waar haar verhaal was dat ze niet konden zeggen of hij wel of niet iets mee kreeg. Ze had naast hem gezeten toen Jan, zijn favoriete verpleger, binnen kwam. Jan had uitgelegd dat hij nu zoveel morfine kreeg tegen de pijn, dat een reactie niet meer mogelijk was. Ze dacht nog “klets jij maar lekker raak”. Jan had zijn normale taken gedaan en de lijsten bijgewerkt met zijn bevindingen. Toen hij de deur uit liep had zij tegen haar vader gezegd “Jan gaat weer weg, zeg maar houdoe tegen hem”. En tot ieders verbazing had haar vader zijn ogen half geopend, zijn hand opgestoken en mompelde hij “houdoe”. Jan stond aan de grond genageld bij de deur, trok wit weg en stamelde “maar dat kan helemaal niet”. Even later had ze tegen de verpleging gezegd dat alles over haar vader niet meer aan zijn bed gemeld mocht worden maar graag even op de gang. Het personeel had geknikt. Wat konden ze er tenslotte tegenin brengen.
Die zelfde middag was haar moeder binnengekomen en had gezegd dat alles wel goed zou komen. “Nee, mam,” had ze beslist geantwoord “het komt niet meer goed en papa weet dat ook. Hij heeft van jou nodig dat jij het accepteert dat je afscheid van hem neemt. “ Dat was moeilijk voor haar moeder geweest maar ze was blij dat ze het gezegd had. Ze zag haar vader langzaam afscheid nemen van iedereen. En ze wist instinctief hoe belangrijk dat voor hem was. Die nacht was ze moe geweest. Moe van het dag en nacht in het tehuis zitten in een bedompte kamer aan het bed van haar vader. En dus was ze in slaap gevallen. Met haar hoofd op zijn borst had ze geslapen. Toen ze wakker werd, keek ze naar hem. Het leek alsof hij gewacht had tot ze uitgeslapen was. En op het moment dat ze uitgerust was, nam hij als laatste afscheid van haar. Zuchtte en sliep in. Ze bleef even bij hem staan voor ze de verpleging riep.
Haar moeder was op dat moment wakker gemaakt. Wakker gemaakt door haar hond die die nacht naast haar bed sliep. Hij had haar een lik over haar wang gegeven en zijn poot op haar arm gelegd. Toen ze eenmaal wakker was en zich afvroeg wat de hond toch van haar wilde, hoorde ze de deur open gaan. Haar zoon kwam binnen en vertelde dat hij gebeld was dat zijn vader, haar man overleden was.
Op het afscheid klonk het liedje van Clouseau en omdat er geen plek is om naar toe te gaan, is het liedje haar plekje geworden. ” Ik blijf nu hier, jij gaat naar daar. En daar is niet zover van hier. We spreken af, ik weet niet waar, en daar ontmoeten we elkaar.” Ze mist hem, denkt elke dag aan hem. Wat zou ze graag willen dat hij haar kinderen zou kennen, wat zou ze de liefde van haar leven nu graag aan hem voor willen stellen, maar niks van dat alles is waar.
Zonder jou tikt de klok even snel, maar de tijden veranderen wel. Dus ik neem afscheid, jij moet nu gaan, weet dat je in mijn hart altijd blijft voortbestaan. En ik weet ik zou dankbaar moeten zijn, maar precies daarom doet het zo’n pijn……. Zonder jou…..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten