Ik hou van hem. Heel veel en nog veel meer. Maar zelden
in mijn leven heb ik me zo fijn en vertrouwd gevoeld als bij hem. En toch besef
ik ineens hoe anders dat dat is. Altijd ben ik bang om te verliezen. Ook al
voelt het nog zo goed, misschien is dat morgen wel anders. Teveel heb ik al verloren. Niet alleen in relaties
maar ook in familie en vrienden. Dood, ziekte, pijn, afscheid, hoop, verlangen
en verdriet. Het drijft mensen soms naar elkaar maar te vaak ook uit elkaar. Het
maakt me soms zo klein en bang. Bang om weer te houden van, bang om het weer te
verliezen. Maar bij hen ben ik nooit bang. Onvoorwaardelijk hou ik van ze, en
zij van mij.
Wat ik ook zeg, hoe ik ook doe. Het is als een dikke
kabel die niet stuk kan. Er zit staalkabel in verwerkt met een teer zacht
laagje er omheen. Dus ben ik wel voorzichtig want ik wil ze niet kwetsen, niet
beschadigen, geen pijn doen. Het tere laagje wil ik zoveel mogelijk heel
houden. Blauwe plekken, figuurlijk dan, mogen en spierpijn ook. Want daar moet
je doorheen. Lopen leer je met vallen en opstaan, met blauwe plekken op je knieën
of blauwe plekken van de handen die je vast hielden zodat je niet te hard zou
vallen. En spierpijn van het opzoeken van je grenzen en van het soms te
enthousiast doorgaan. En na die spierpijn kom ik dan. Met olie om te masseren. Met calendulazalf om de beurse plakken weg te verzachten en kusjes om de wonden te helen. En bij alles wat ik voor hen doe, maken zij mij sterker. Sterker en sterker want in hun ogen kan ik alles aan. De sterkste man ter wereld zou ik aan kunnen als het om mijn kinderen gaat. Niet qua kracht maar mijn moederinstinct zal mij leiden. Ik zou hem misleiden, want wie niet sterk is moet slim zijn.
Ooit stootte ik degene naast mij in bed aan als ik beneden
een geluid hoorde en durfde ik mijn bed niet uit. Tot de dag dat ik alleen was
met mijn kinderen. Bij het minste geluid stond ik al beneden. Kom maar op als
je durft, maar blijf uit de buurt van mijn kinderen want je bent je leven echt
niet zeker als je hen een haar zou krenken. ‘Je bent net een eend, een
moederkloek’ zei mijn schoonvader toen de oudste nog maar net geboren was, en
oh wat had hij gelijk.
Maar nu ineens besef ik dat de weg twee richtingen heeft,
een tweebaansweg. Mijn onvoorwaardelijke liefde voor hen is zo wederzijds. ‘Kom
niet aan mijn moeder’ stralen de jongens uit en oh wat staan ze snel naast me
als ze denken dat het nodig is. En nu hier op de rand van haar bed kijk ik in
de stralende ogen van mijn dochter. Voor hen hoef ik niet te lijnen, geen
make-up op te doen of geweldig te zijn. Zolang ik maar hun moeder ben, is alles
oké.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten