Hij is even stil. Zijn laatste zin hangt nog in de lucht.
Dan pakt hij een kaarsje van de tafel naast hem en steekt het aan. Langzaam
loopt hij naar het hart in het midden en zet zijn kaarsje neer. Hardop zegt hij
de naam van de vrouw voor wie hij zijn kaarsje neerzet. Achter hem staat een
jongen die hetzelfde doet, ook hij noemt degene voor wie hij hier is. Traag
komt er beweging in de kring om hen heen. Eén voor één volgen ze zijn
voorbeeld. Ieder met hun eigen verhaal, hun eigen kaarsje, eigen verdriet en
gemis.
Terug in de kring slaat zij een arm om haar vriendin. Ze
huilen geluidloos in elkaars armen. Naast hen staat een man, zijn ogen worden vochtig.
Hij slikt, maar zijn tranen winnen terrein. Dat is niet erg, dat mag. Iedereen
berijpt hem, iedereen voelt met hem mee. Dat is waarom ze hier zijn. Morgen is
het dan eindelijk zover. Dan fietsen zij de Alp op. Dan kunnen ze eindelijk
iets doen in plaats van machteloos toekijken. Want iets doen, daar draait het
hier om.
Meer dan 100 pubers van vier verschillende scholen in
Flevoland fietsen samen tegen kanker. Weken, maanden hebben ze sponsors gezocht
en geld opgehaald. Ze hebben getraind en afgezien. Maar dat was niks met wat ze
morgen gaan doen. Vier verschillende scholen, verschillende klassen,
verschillende leeftijden. De meeste van de groep kennen ze niet eens. Vijftien
uur zaten ze in de bus. Weken trainden ze, vele uren zaten ze op de fiets, de
een nog meer dan de ander. Nu staat er op de camping onder aan de Alp D’Huez
een veld vol tenten en mobiele keukens, een trailer vol met fietsen. Een
vrachtwagen vol met eten. Alles gesponsord. Elke keer weer moest ik een brok in
mijn keel wegslikken als een bedrijf ‘gewoon’ zei: ‘Dat sponsoren wij wel’.
Chauffeurs die een weekend of een week blijven en een familiefeest voorbij
laten gaan. Gewoon om deze leerlingen te helpen. Iets voor elkaar doen bestaat
gelukkig nog steeds en dat is mooi.
Dan is het zondagochtend 9 uur, het ontbijt staat klaar.
Er wordt nerveus gelachen. Een meisje loopt in trance een uur voor vertrek nog
steeds in pyjama over het veld. Ze zijn verschillend en doen dit allemaal op
hun eigen manier met hun eigen emotie maar tegelijk zijn ze er allemaal voor
elkaar. Ouders kijken toe of geven nog tips. Sommige ouders zijn hier om te
kijken en ze te onthalen straks boven op de Alp. Maar dat is helaas niet voor
elke leerling weggelegd. Terwijl we een uur later wachten op het busje dat ons
naar ‘onze bocht’ brengt denkt het meisje naast mij aan haar moeder. Ze verteld
dat ze zo graag zelf had willen fietsen, maar dat haar knie dat niet toe laat.
Ze heeft al verloren en het onvermijdelijke hangt in de lucht. Heel stilletjes
draagt ze haar verdriet en steunt haar vriendinnen die vandaag fietsen. ‘Wij
fietsen ook voor jou hoor’ zeggen ze tegen haar voor ze de berg op gaan. Ze
knikt stilletjes en er verschijnt een glimlach op haar gezicht. Wat zou ik
graag iets voor haar doen.
De één ploetert nog harder dan de ander en waar de een na
iets meer dan een uur boven is, vecht de ander zijn strijd in 3,5 uur. Maar
allemaal halen ze het. ‘Ik kon echt niet meer maar toen dacht ik, zij vecht ook
door, dus vecht ik ook gewoon door. Opgeven is geen optie’ zegt hij tegen het
meisje naast hem. Ze knikt, ze weet wat hij bedoelt. Een aantal begeleiders
fietsen heen en weer. Er wordt meegelopen, toegesproken en een ‘Hermannetje’
gegeven. We helpen met drinken, eten, woorden en morele steun. ‘Kom op topper, je kunt het, je bent er bijna kanjer.‘
Er worden fietsen gerepareerd en tranen gehuild. Tranen van pijn, van
opluchting, van vreugde en verdriet. Alle emoties lopen door elkaar. Alles is
één vandaag. De groep en de emotie.
Nu schijnt de zon en in groepjes zijn ze naar het dorp of
liggen bij het zwembad. Maar we zijn nog niet klaar. We komen niet alleen voor ons
zelf. Morgen gaan er 3.000 mensen de alp op, de dag erna nog eens 5.000. En
wij, wij helpen ze mee naar boven. We vlaggen in bochten zodat ze veilig kunnen
fietsen. We roepen en duwen, we delen water en bouillon uit en geven natte
sponsen aan. Voor het vlaggen krijgen we strakjes nog een instructie. En vlak
daarvoor vraagt een van de docenten aan zijn groep wie er morgen wil helpen bij
de start. Klein detail; je moet er om 2 uur in de nacht al staan. De groep
knikt en zij luistert heel aandachtig. Dan deelt de docent een papier uit en
vraagt of ze zelf groepjes willen maken. ‘En ga nou niet standaard bij iemand
van je eigen groep maar kies eens iemand anders’ zegt hij. Haar wenkbrauwen
gaan omhoog. ‘Maar meester’, zegt ze, ‘We zijn toch één groep!’
Ik glimlach met tranen in mijn ogen en denk MISSIE
GESLAAGD.