maandag 26 november 2012

De wind


De wind
waait 
alle
muizenissen
uit
mijn
hoofd
 
De storm
pakt het
nog
wat straffer
aan
en
zorgt
dat alleen
de
allerzoetste
herinneringen
blijven
bestaan

 

zondag 25 november 2012

De Storm

Het is half zes in de ochtend als ik wakker word. De wind giert om het huis. In een flits vraag ik me af of alle ramen dicht zijn. Dan trek ik het dekbed nog net iets hoger en draai me om. “Het slaapt lekker als het zo waait” zei mijn moeder vroeger altijd, en ik heb dat zelfde gevoel. Mijn vader dacht daar anders over. Die was bang van wind. Als kind moest ik daar om lachen. Zo’n grote man, bang van de wind.
 
Heerlijk is het om met wind over het strand te lopen. Alleen maar de wind langs je hoofd voelen en horen. Lopen tegen de wind in, je haren wapperend naar achteren. Je handen diep in je zakken en alles uit je hoofd laten waaien. Niets zeggen, alleen maar lopen. Je ene voet voor de andere, tegen de wind in lopen. Aan niets denken. Alleen de zee horen. Eigenlijk vooral alleen de wind horen. En dan later ergens warm naar binnen voor koffie met slagroom want van chocolademelk hou ik niet. Een goed glas wijn of een bijzonder glas bier mag natuurlijk ook. Vanochtend liep ik met de hond buiten. De wind maakte weer even mijn hoofd leeg. En dat is nodig. Het stormt in mijn hoofd. Er gebeurd zoveel in zo’n korte tijd. Elke dag maak ik lijstjes en zo hou ik de controle. Maar af en toe heb ik het nodig om buiten te lopen en alles weg te laten waaien. Mijn hoofd leeg te maken en alles wat onzin is vooral buiten te laten. Even lopen in de wind, nergens aan denken, daar krijg je nieuwe energie van.
Binnen zitten als het buiten zo waait. Binnen zitten en weten dat je veilig bent, dat is ook heerlijk. Het geluid van de wind om je huis heen horen. “Laat buiten de stormwind nu maar razen in het donker, want binnen is het warm en licht en goed”. Boudewijn de Groot. De avond. Prachtige tekst.  “Hand in hand naar buiten kijken waar de regen valt. Ik zie het vuur van hoop en twijfel in je ogen en ik ken je diepste angst. Want je kunt niets zeker weten en alles gaat voorbij. Maar ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof in jou en mij”. Is er iets mooier dan dat. De storm buiten is altijd mooier als je binnen met zijn tweeën bent. Als je de rust en het vertrouwen kunt hebben. De haard aan en dicht tegen elkaar kunnen kruipen. Want dan is er geen angst en kan zelfs de ergste storm je niet bang maken. Hoe anders is het met de stormen in jezelf.
Hoewel….. ooit waren we een weekend kamperen. Van vrijdag tot maandag was de bedoeling. Met een klein tentje trokken we naar Duitsland en streken neer op een camping aan de Moezel. We hadden nog geen kinderen maar wel een hond en die ging dus mee. De andere gasten op de camping vonden het een vermakelijk gezicht als we in de avond met zijn tweeën bij de barbecue zaten. De hond braaf tussen ons in, wachtend tot zijn stukje vlees klaar was want brokken hadden we niet meegenomen. In de avond dook de hond als eerste de tent in, in de ochtend was hij als eerste wakker. Op zondag tegen de avond was de vraag wat we zouden doen. Zoals altijd wilde ik het liefst langer blijven. Een goed gevoel wil ik graag vasthouden. Het liefst de tijd stilzetten. We dronken thee en luisterde naar de radio. Er zou regen komen. Met tegenzin gaf ik toe om dan toch maar in te gaan pakken. Een natte tent morgen was dat ene nachtje ook weer niet waard. Omdat mijn thee nog heet was, besloot ik alvast was kleding in de auto op te ruimen.
En toen ging alles ineens heel snel. Terwijl de achterklep van de auto nog openstond voelde ik een enorme windvlaag. Met moeite drukte ik de klep naar beneden en probeerde de was nog bij elkaar te rapen. Ik kon me amper rechtop houden zo sterk was de wind. Als in een waas greep ik de hond en drukte ons tegen de auto aan. Ik zag mijn vriend de tent in duiken en aan de stangen gaan hangen om de tent niet de lucht in te laten vliegen. Voorovergebogen over de hond leek het alsof secondes uren duurden. Ik voelde takken op mijn rug vallen en voelde water in mijn gezicht striemen. Ik kon niets anders dan me zo met hond tegen de auto drukken en wachten tot het voorbij zou gaan. En ineens was het over. Zo ineens als de wind gekomen was, was het ook weer voorbij. Sinds die dag begrijp ik de angst van mijn vader voor de wind.
Droog inpakken is niet meer gelukt. Kleddernat was alles. Niet van de regen maar van het opspattende water door de wind. Mijn vriend had geluk gehad, zagen we later. Een ijzeren dak van een boot een stukje verder op was door de wind opgepakt en net achter ons tentje terecht gekomen. Onderweg naar huis zagen we een lint van schade. Rechts zagen we rijen dikke bomen die als luciferhoutjes geknakt waren. Maar aan de linkerkant leek het alsof er niets gebeurd was.
Vanaf die dag kijk ik toch anders naar de wind. Begrijp ik de angst van mijn vader. Maar het diepgewortelde gevoel van geborgenheid dat mijn moeder mij bijbracht over de wind, zit ook in mij. Als er wind is luister ik en bepaal of er reden voor angst is. Zo ook vanochtend. Dan trek ik het dekbed nog wat hoger en nestel me in mijn warme bed. Deze wind valt wel mee denk ik en ik val weer in slaap.

 

zaterdag 24 november 2012

Elk huisje heeft zijn kruisje

“Ik heb er nog meer” roept hij naar zijn vriendje die aan de kant van het water staat met een hengel. Hij houdt een bakje in zijn hand en loopt op een drafje naar het andere jongetje. Ik bekijk het van een afstandje en denk “wat heerlijk om zo klein te zijn en geen zorgen te hebben”. Dan schrik ik van mijn gedachte want wie zegt mij dat zij geen zorgen hebben. Misschien gaan ze straks wel naar huis waar de één ruziënde ouders heeft en de ander alleen bij zijn vader is omdat zijn moeder een half jaar geleden overleed.

Langzaam wandel ik verder. De hond loopt iets voor mij uit. Vanaf een afstand kan een ander hier een prachtig gelukkig tafereeltje van maken. Dan ben ik iemand die heerlijk aan het wandelen is en zo naar huis gaat. Naar een gezellig warm huis waar manlief koffie heeft gezet en voor de kinderen warme chocolademelk heeft gemaakt. Een meisje hangt om hem heen te dralen en de jongen speelt met zijn autootjes. De kat ligt lui voor de brandende openhaard en het ruikt naar versgebakken appeltaart. Maar de realiteit is dat ik me eigenlijk gewoon heel verdrietig voel. De man is er niet en de kinderen dit weekend ook al niet. Mijn hoofd maalt om alles wat nog gedaan moet worden. De katten waar ik tijdelijk voor zorgde zijn gisteren weer naar huis gegaan en zelfs de hond is verdrietig en komt de keuken niet meer uit. Mijn huis is leeg. Er vandaag iets van maken heeft weinig zin want over een paar weken gaan we verhuizen. Ik trek mijn handen nog wat verder terug in mijn mouwen, het is koud. Niet alleen buiten maar vooral in mij. Dapper wandel ik door en ben voor de buitenwereld vast een mooi tafereeltje.
“Het is niet echt hoor, het is een neppe” zeiden de kinderen een paar jaar geleden als ze me weer eens met een drol of spin voor de gek wilde houden. Alles was niet echt was, heette “een neppe”. En hoe ouder ik word, hoe meer ik om me heen kijk en denk alles is zo nep. Als ik lees op twitter en facebook zie ik iedereen opzoek naar zichzelf. Het hoort bij deze tijd. Niet alleen ik maar de hele wereld is zich zelf blijkbaar kwijtgeraakt. Een enkeling heeft zich zelf inmiddels gevonden maar of dat werkelijk zo is vraag ik me soms af. Eens woonde ik in een huis dat van hout leek te zijn maar het niet was. De muren binnen leken steen maar waren dan weer wel van hout. Het gezin dat er in leefde was geen echt gezin. Het leek mooi.
Overal om me heen zie ik het. Het meisje op school dat lacht en komt aanrennen om me een knuffel te geven, lijkt heel gelukkig. Maar als je met haar praat komt een afschuwelijke waarheid naar boven. Een moeder die ik tijdens een info avond over haar kinderen hoorde praten, blijkt later aan Münchhausen by proxy te lijden. De vrouw waarvan ik me afvraag hoe ze in hemelsnaam op die oudere en zeker niet knappe man kon vallen, blijkt jarenlang mishandeld en hij ving haar op. Gezinnen die een prachtig totaalplaatje zijn, vallen spontaan uit elkaar. De man die zo gelukkig lijkt met zijn vrouw, heeft in het geheim een ander. In de netste wijk van de stad huist een hennepkwekerij en de man die zoveel geld lijkt te hebben, besluit zelfmoord te plegen omdat hij de druk van alle leningen niet meer aan kan. De mooiste vrouwen hebben heel wat laten inspuiten of rechttrekken. Prachtige boezems zijn vooral van silicone. En zelfs in mijn verhalen kun je niet weten wat echt is en wat niet. En op twitter en facebook proberen we vooral onszelf voor de gek te houden door te laten zien hoe gelukkig we zijn. En december is helemaal de maand vol bedrog.  
Als ik bij ze aanbel doe ik mijn best een glimlach tevoorschijn te toveren. Ondertussen probeer ik uit alle macht mijn tranen te bedwingen maar ik weet nu al dat dat tevergeefse moeite zal zijn. De eerste die nu iets aardigs tegen me zegt, krijgt de hele lading over zich heen. Als ze mijn jas aanpakt voel ik het al aankomen. En dan zegt ze: “Heb je lekker uitgeslapen?” Ik schud mijn hoofd en mompel iets. Maar te laat. Ze ziet ze al terwijl ik ze nog probeer te verdringen. Mijn hemel waarom kan ik niet gewoon lachen en doen alsof zoals de rest van de wereld. “Een last is van mijn schouders gevallen dus mens lach” denk ik bij mezelf. “Ach meisje” zegt ze dan en ja hoor alsof ze een startsein geeft lopen de tranen over mijn wangen. Na twee koppen koffie en heel wat praten, kunnen we beide weer adem halen. “Elk huisje heeft zijn kruisje” zegt ze tegen me. Ik prijs me gelukkig met wat ik wel heb en zou niet met haar willen ruilen. Zij misschien ook wel niet met mij. We dragen het lot en maken er het beste van. “Ach meestal lukt het me wel hoor” zeg ik dapper “dan zie ik het mooie allemaal wel”.  Ze knikt en weet wat ik bedoel. Het zijn mooie mensen en ik ben vooral blij dat ik ze ontmoet heb en verheug me er nu al op dat ze straks eens gezellig bij mij koffie kunnen komen drinken. Of liever nog het door mij aan hem beloofde borreltje.

dinsdag 20 november 2012

De dood

Dood gaan we allemaal. Er zijn weinig dingen zeker in het leven behalve dan dat we dood gaan. Wat er daarna komt, kun je over discussiëren. Over wanneer je gaat en hoe ook. En hoe je het ook wend of keert, hoe tegenstrijdig het ook voelt, ook de dood hoort bij het leven.

Op 28 november is de uitzending “Sta op tegen kanker” en als vanzelf denk ik aan alle mensen die deze ziekte niet overleefd hebben. Mensen die me dierbaar waren. Van dichtbij moest ik toezien hoe oudere maar ook jonge mensen vochten zonder kans. Die hun gezin moesten achter laten omdat ze de strijd tegen kanker niet konden winnen. Een nare ziekte waar nog elke dag zoveel mensen tegen vechten. Maar helaas niet alleen tegen kanker. Ook zoveel andere ziektes rukken ook zonder pardon geliefde mensen uit ons midden.
Ineens stond heel Nederland weer extra stil bij de dood door Tim, een van de mensen die zelf hun lot in handen nemen. Ook die mensen heb ik gekend. Ik was nog erg jong toen ik hoorde dat de achterbuurman zich opgehangen had in de schuur. Weken durfde ik niet alleen de schuur in. Onze schuur zat vast aan die van de achterburen en het leek alsof ik hem kon zien als ik binnen stapte. Een paar jaar later hoorde ik dat de man van mijn nichtje zelfmoord gepleegd had. Die gezellige, maar wel een beetje blabla man. Vader van een zoon en dochter getrouwd met een lieve vrouw. Woonde in een prachtig huis met bijbehorende auto. Als iemand zijn leven goed voor elkaar had…. Maar dat bleek uiterlijke schijn. Hij wist het niet meer, zag geen andere uitweg. Zijn vrouw bleef achter met schulden en een hoop vragen. We zien altijd alleen de buitenkant. De ware binnenkant houden de mensen liever geheim.
Degene die hard roepen doen het toch niet, hoor je dan. Wat een onzin. Zij riep vaak. En zij riep hard. Of was ze alleen de uitzondering die de regel bevestigde? Op een dag deed ze het. Ik had medelijden met de familie die voor een deel ook mijn familie is. En met de conducteur en de mensen in de trein. De trein waar zij zich voor gegooid had. Wanneer houdt het op voor de mensen in een zwart gat. Wanneer houdt het op voor de mensen die ziek zijn zonder enkel uitzicht. En wie mag beslissen over degene die dood willen. Of degene die in coma liggen of te ziek zijn om beslissingen te kunnen nemen. Het zijn onmenselijke beslissingen. Wie heeft bedacht dat sommige van ons zulke beslissingen moeten nemen? Er is geen regel die je toe kunt passen. De regel is er wel maar voor de dood bestaat geen standaard verhaal. Elk leven is anders, elk verhaal kent zijn eigen kanttekeningen en dus is ieders dood ook niet met die van een ander te vergelijken. Wie heeft dit bedacht. Wat een waardeloos script.
“Neem mijn angst, mijn wanhoop en verdriet” zingt Youp in “Meneer Alzheimer”. Met de jaren die erbij komen word ook ik banger om te gaan. Waarom weet ik niet eens. Is het bang voor het achterlaten, bang voor het gemis? Ik had ooit een diep geloof over wat er hier na zou komen, maar nu weet ik het even niet meer. Angst is het ergste wat je kan overkomen, hoorde ik laatst tijdens een presentatie. Angst maakt je klein, angst maakt je kwetsbaar. En toch ontkom je er bijna niet aan. Wie lief heeft, heeft soms angst. Angst om degene die je liefhebt, angst wat andere of jezelf kan overkomen, angst vooral dus voor het onbekende, het niet weten. Af en toe vertel ik mijn kinderen wat ik wel of niet wil als ik dood ben. Het voelt tegenstrijdig maar ook mijn doodgaan hoort erbij. Ik vertel ze dat ik hoop dat er met mijn organen andere levens verlengd kunnen worden. Dat ze mij, wat mij betreft dan, totaal leeg mogen plunderen. En dat ik gewoon in de grond gestopt wil worden. Wel graag met veel bloemen. Hoewel als ik zie hoe mensen dat schenken aan een goed doel vind ik dat nog veel mooier. En soms vraag i, liefst ook met een traan. Zodat ik het gevoel kan hebben dat er mensen zijn die me zullen missen. Ik vraag me dan af hoe het zal zijn. Hoe ik me zal voelen.
Want wat zou ik doen als ik niet degene was die probeert iets te doen voor een zieke maar zelf getroffen wordt door zo'n nare, acherlijke ziekte. Stiekem hoop ik dat ik het nooit zal weten. Dat ik zoveel op mijn oma lijk dat ook ik, later als ik oud en echt helemaal versleten ben, simpel weg naar bed ga om voor altijd te blijven slapen. 

Elke dag steek ik een kaarsje aan en dan praat ik met haar, tegen haar. Ik vertel haar over mijn gevoel, mijn angst. Soms vraag ik haar de dingen die ik niemand anders durf te vragen. Soms vertel ik alleen over de dagelijkse dingen, en soms zijn we samen stil. Ik denk dat ze er is. Waar weet ik niet maar wel dicht bij. Dat geeft troost. Waarschijnlijk vooral voor mij. Dan steken we “Samen” nog een kaarsje aan, met het vlammetje van haar kaarsje. Stiekem hoop ik dan dat mijn oma bij haar is, want dan komt het wel goed. Bij mijn oma komt het altijd goed.
En als we nou vandaag alle lichten zouden doven en iedereen kaarsjes liet branden voor alle mensen die ons lief zijn maar niet meer bij ons zijn, hoe zou de wereld er dan van bovenaf uit zien? Zouden we ruimte genoeg hebben om alle kaarsjes neer te zetten? Want zoveel zijn er al van ons weggegaan. Het kan ook niet anders, want dood gaan we allemaal. Op woensdag 28 november sta ik op tegen kanker. Want ik weet dat we allemaal ooit dood gaan. Maar laat het dan in vredesnaam gebeuren als we oud en gewoon echt versleten zijn.

donderdag 15 november 2012

Ik heb je lief

‘k weet niet of je zit te wachten, op een vriendelijk woord van mij. Als ik jou oproep in gedachte, maakt me dat veel beetjes blij. Ik voel het als ik jou zie zitten, als ik je alleen maar ruik. ’t Zit in honderdduizend vlinders, die zoet zweven in mijn buik”

Ik voel de woorden in mijn oren, in mijn hoofd, in mijn buik, in mijn hart overal. Dan zie ik dat kleine hummeltje opgerold op mijn buik liggen, het liefst sabbelend op mijn pink. Een paar jaar later het lachje en de ondeugende streken van zijn broertje en nog later hoe zijn zusje die prille eerste weken op mijn borst lag te slapen in de nacht.  ’t Is als of je in mijn bloed zit, ik zonder jullie niet leven kan”. Moederliefde is niet te beschrijven, niet uit te leggen. Hoe hard we het allemaal proberen, hoe we overlopen van liefde zeker in die eerste periode maar ook als ze groot zijn. Het is bijna niet onder woorden te brengen… hoewel “ik heb je lief…”.  

Maar mijn gedachte gaan niet alleen naar mijn kinderen. “Jouw mooie ogen doen me smelten” en al zetten ze me niet in vuur en vlam. Ik heb je lief. Ogen…. En mijn gedachten gaan naar hem. Na zoveel tijd ben ik nog steeds onder de indruk van zijn ogen. En oh wat is het prettig nu gewoon zo te kunnen praten in plaats van alleen via e-mail. Maar ook een ander met prachtige ogen die me bij de eerste blik al raakte. “Ik mis je wel hoor” schreef ik hem. Vandaag belde hij en even hoorde ik een aarzeling. “Je had toch een vriend?” “Mag ik je dan niet missen?” vroeg ik. Ik heb hem lief om wie hij is. Hij kwam zomaar opeens in mijn leven en binnen een paar dagen was hij belangrijk. Geen relatie maar wel een bijzondere band. Hij is mijn spiegel, hij zet me op de grond. Hij kan me ongezouten de waarheid vertellen. Want hij is zoals ik. Verbonden aan elkaar. Ik heb hem lief misschien wel 14 bloemencorso’s lang.
Ik heb ze lief, mijn familie. Mijn moeder, mijn broer maar misschien nog wel meer mijn schoonzus waar ik altijd op terug kan vallen. Als een warme deken. Hun kinderen en kleinkinderen. Ik heb ze lief, het is veel meer dan houden van. Ze zitten diep in mij verankerd. Een soort van onvoorwaardelijk houden van.
Het liedje raakt me. Keer op keer. Ik denk aan hem. Ik weet inderdaad niet of hij zit te wachten op een woord van mij. Maar aan hem denken maakt mij wel veel beetjes blij. Ik heb hem lief. Ik heb het leven lief.  “Ik proef het tijdens ons zoenen, of als je plotseling lacht. Ik zie het in vallende sterren, na heftig vrijen in de nacht. Ik heb je lief, wat moet ik zonder jou. ’t Zijn vier hele kleine woordjes en al maakt je dat een beetje bang. Ik heb je lief 1001 nachten lang”.
Een van mijn mooiste dromen, is oud te worden met z’n twee. Dat die maar uit mag komen……. Ik heb je lief 104 kerstbomen lang.”
“Ik heb je lief mijn hele leven. ’t Is veel meer dan houden van. Ik heb je lief wat moet ik zonder jou”. De belangrijke mensen in mijn leven. Ik heb ze lief….. m’n hele leven lang.

woensdag 14 november 2012

Vanaf vandaag leef jij in mij

“Ik moet het een plekje geven” lees ik in zijn blog maar hij weet niet hoe. Hoe doe je dat ook, iets een plekje geven. Wat voor plekje, waar is zo’n plekje? Hoe kan je loslaten als je niet wil loslaten. Hoe kan je het een plekje geven als je denkt dat je het dan moet loslaten. Hoe doe je dat?

In de auto luister ik naar de cd. Ik luister steeds dezelfde liedjes. Dan zet ik zomaar, ik weet niet waarom, nummer 4 op. “Vandaag begraaf ik jou in mij” zingt Rob de Nijs. “Niet in de aarde, niet in die kist. Niet bij die bomen in de ochtendmist. Daar ben jij niet, jij bent veilig in mij”. Het raakt me diep. Ik denk aan hem. “Een plekje geven, eigenlijk doe je dat al maar misschien niet zo bewust. Misschien is dat wel het plekje. Een plekje in jou En misschien is dat ook wel “plekje” genoeg. Zij hoort bij jou. Zij zit in jou. In je gedachten, in je hart. “Al die oude namen, daar hoor jij niet bij. Nee vandaag begraaf ik jou in mij. Dan kan ik met je praten en antwoord geven” gaat de tekst en de melancholie verder, “dan blijf jij leven in mijn leven”.
Dan besef ik dat ik dat ook deed. Omdat er geen plaatsje was waar ik hem kon begraven. Hij werd gecremeerd en uitgestrooid. Ik weet niet waar. Er was niets meer. Niets meer voor mij behalve het kruisje dat op zijn kist lag. Maar ik had een plekje nodig. Hij mocht van mij niet zomaar verwaaien en dus begroef ik hem in mij. Niet bewust. Maar ik begroef hem dicht bij mij, in mij. Mijn vader zit begraven in mij.
Zij zit ook in mij. Voor haar was er wel een plaatsje. En daar ging ik vaak heen. Samen met mijn moeder. Bloemen leggen, het graf verzorgen. En als mijn moeder dan water ging halen praatte ik daar met haar, zoals ik eerst ook tegen haar praatte als ik bij haar zat aan de ronde tafel in haar kamer. Mijn oma. Mijn alles. Tot de plek weg was. Geruimd zoals ze dat noemen. Wat was ik boos op mijn moeder die dat “zomaar” zonder mij besloten had. Waar moest ik heen? Waar kon ik met haar praten? Die dag begroef ik haar opnieuw. Die dag begroef ik haar in mij.
“Vandaag begraaf ik jou in mij. Ik zal je niet zoeken waar jij niet bent. Blijf maar bij ons hier, waar je iedereen kent. Jouw plaats aan tafel hou ik voor je vrij”. Ze zitten in mij. Begraven in mij. “Dan kan ik met ze praten en antwoord geven. Dan blijven ze leven in mijn leven”.  De mensen die ik zo lief had, ze zitten in mij. Begraven in mij. Vanavond zit ik op een bank in een onbekend huis bij onbekende mensen. Ik spreek ze voor de eerste keer. Dan zegt de man “begraven? En dan legt hij met veel verbeelding uit wat er dan naar zijn mening gebeurd. “Nee”, zegt hij “Ik heb geen plek nodig”. Dan wijst hij naar zijn hart en zegt:  “ze zitten hier, hier in mij”.
Kan dat zomaar of moet je dat heel bewust misschien wel met een soort van ritueel doen? Ik hoop dat hij het kan, haar een plaatsje geven in zichzelf. Ik luister verder en er rolt een traan. Ik hoop zo dat hij het kan. Dat het rust geeft. “Vandaag begraaf ik jou in mij. Dan kan ik met je praten en antwoord geven. Dan blijf jij leven in mijn leven. Hier neem m’n ogen en kijk met mij. Neem m’n voeten en loop met mij. We gaan naar huis nu wij allebei. Vanaf vandaag leef jij in mij”.
“We zullen lachen en plannen maken. Ik zal met je slapen en met jou ontwaken. Hier neem m’n mond en lach met mij. Neem mijn handen en voel met mij. Wat je doen wou doe ik erbij. Vanaf vandaag leef jij in mij”.
“Neem m’n hart en leeft met mij. Want jouw dood is nu voorbij. Vanaf vandaag………. leef jij in mij”.

maandag 12 november 2012

Alleen

“Ik voel me zo alleen” zegt ze. Ze zit tegenover mij aan de ronde tafel in haar keuken. Het duurde lang voor we konden afspreken, ze is ook zo druk. Dat wekt niet de indruk van alleen zijn. Maar blijkbaar is de realiteit heel anders.

Ze heeft kinderen, net als ik. Ze is een alleenstaande moeder maar zo kijk ik eigenlijk nooit naar haar. Ze heeft een goed contact met haar familie, leuke vrienden, een leuke baan en is op sociaal gebied erg actief en overal wel bij betrokken. Ze is open en spontaan en er zijn altijd wel mensen om haar heen. Soms wil ze juist zo graag even alleen zijn, dat weet ik wel. Even tijd voor zich zelf hebben. Maar dat wekt niet de indruk van alleen zijn, dus schrik ik van haar woorden. Een paar weken geleden was er de week van de eenzaamheid. Ook ik heb daar bij stil gestaan. Maar nooit zou ik dan aan haar gedacht het hebben. Zij wekt niet de indruk eenzaam te zijn. Maar ze is het dus wel, eenzaam in haar hoofd.
“Herken je dat” vraagt ze en ik schrik op uit mijn gedachten. “Herken je dat, dat er altijd iemand om je heen is maar dat je je zo alleen voelt”. Ja herkennen doe ik het wel een beetje en dus knik ik wazig van ja. “Waar denk je aan” vraagt ze me dan als ze me zo nadenkend ziet kijken. En ik biecht op dat ik het nog niet helemaal begrijp. Het niet bij haar kan plaatsen.
“Soms voel ik me zo schuldig” legt ze uit.  “Altijd vraag ik me maar af of ik het goed doe. Ik doe mijn stinkende best, daar niet van, maar is dat goed. Is dat goed genoeg? Alle beslissingen moet ik alleen nemen. En de beslissingen die ik dan neem, zijn die goed? Ik kan wel tegen mensen aanpraten maar daar blijft het dan ook bij. Ik praat, praat en praat en hoor mezelf maar doorpraten en neem dan een beslissing. Want de beslissingen liggen allemaal bij mij. De beslissingen voor mij, voor mijn kinderen. Het is alleen ik en niemand om tegenaan te leunen. Niemand met wie ik de verantwoordelijkheid kan delen. Ik moet alles alleen beslissen, alles doen, alles regelen en overal op letten en altijd vergeet ik wel iets. Nooit is het goed. Soms ben ik zo moe. Zo intens verschrikkelijk moe”.
Ze is een sterke vrouw. Maar misschien is dat het wel. Misschien maakt dat je wel heel eenzaam. Misschien denken mensen dan wel dat je ze niet nodig hebt. Dat je het allemaal wel alleen kunt. Ik zie de tranen over haar wangen lopen. “Waarom zijn sterke vrouwen zo vaak alleen?” vroeg iemand mij laatst. Ik weet het niet maar ik zie inderdaad veel sterke vrouwen om me heen die alleen zijn. Niet allemaal gelukkig. Sommige hebben het geluk wel gevonden en kunnen de zorgen en de leuke dingen delen. Misschien moet ik daar maar eens mee gaan praten. Misschien moet ik die eens interviewen voor een blog. Misschien kunnen zij er cursussen in geven. Sommige zijn niet alleen maar lijken nog eenzamer dan degene die wel alleen zijn. Die zijn eenzaam in een relatie. Ik weet niet wat erger is.
Dan kijk ik weer naar haar. ”Is het de maatschappij van nu” vraag ze  “of is het altijd al zo geweest?” We moeten zoveel. Er liggen zoveel beslissingen op mijn bordje, ik overzie ze gewoon soms niet meer”. “Hoe gaat het met de kinderen?” vraag ik, maar tegelijk zie ik dat dat geen goede opmerking was. Ik raak een te teer punt. Nu stromen de tranen pas echt over haar wangen. “Ik weet het niet” snikt ze tussen het snotteren door. “Ook daarin voel ik me alleen. Alles wat ik ze graag wilde geven, lijkt me niet te lukken.” “En hun vader? “ vraag ik voorzichtig. “Ook die lijkt te druk mijn zijn eigen leven” zegt ze zacht. “Volgens mij heeft hij geen flauw idee wat er speelt bij de kinderen en ik krijg het hem niet verteld. Dat bedoel ik dus, ik voel me zo verrekte alleen”. Ik zou haar zo graag helpen. Maar ook ik kan alleen maar luisteren. Ook tegen mij kan ze alleen maar aanpraten.
Ik neem me voor om de komende weken nog eens beter om me heen te kijken. Maar zou ik het dan wel zien. Kun je het zien vraag ik me af. De mensen die alleen zijn. Of bouwen ze een muur om zich heen. Willen ze anderen niet tot lat zijn. Ik denk aan hem. Hij sluit anderen ook buiten. Bewust maar vaker nog onbewust. Dan kun je nog zoveel willen maar helpen kun je niet meer. Dan kijk je machteloos toe. Dan kijk ik weer naar haar. Doet zij dat ook? Ik weet het niet. Ik weet het werkelijk niet.

Kon ik je maar even vasthouden

Soms zou ik willen dat je hier was en ik je even vast kon houden. Even je gezicht kon zien, je armen om me heen. Even bij je huilen. Even met je lachen. Je bent er altijd in mijn hart, maar je bent ook zo ver weg. Mijn lieve lieve verre vriendin.

Ik ken haar heel mijn leven, tenminste zo lijkt het. Het is niet zo, maar lang ken ik haar al wel. We waren nog geen twintig toen we collega’s werden. We hebben heel wat gelachen samen en heel wat gehuild. We gingen beide samenwonen en waren wat jaren later weer beide alleen. We waren er voor elkaar in gelukkige momenten en in verdriet. Ik maakte me zorgen toen zij op vakantie was en er van alles in haar buurt gebeurde. Zij hielp me en nam mijn taak binnen ons bedrijf over in de laatste zwangerschapsweken van mijn zoon, zodat ik wat meer rust kreeg, vooral in mijn hoofd.
 
En toen zag ze hem. Ze was gelukkig en ik was blij voor haar. Tegelijk betekende het dat ze weg ging. Niet uit mijn leven maar wel uit mijn directe gezichtsveld. Ik gaf haar iets ouds, iets blauws en zei dat ik het terug wilde hebben. Want zo hoort het. Ooit zou zij daar trouwen en op die dag wilde ik een stukje bij haar zijn. Dat trouwen liep anders dan gepland vanwege vergunningen en al het gedoe. Maar ik was in het kleine armbandje heel dicht bij haar. Tig herinneringen kan ik aan haar oplepelen. En allemaal even mooi. Ze is een creatieve ziel en altijd druk. Ze heeft standaard te weinig tijd voor alles wat nog zo graag zou willen. Dat herken ik. In dat opzicht lijken we op elkaar. Dat maakt onze vriendschap zo mooi. Ik kijk tegen haar op en zij tegen mij. We respecteren elkaar in alles wat we zijn. Bij haar is het thuiskomen.

Ze heeft het niet makkelijk gehad. Nooit eigenlijk en nu nog niet. Misschien is dat waarom we elkaar zo goed begrijpen. Uren hebben we aan de telefoon gezeten. Zij in Amerika en ik hier in Nederland. Elkaar weer terughalen en de waarde van het zijn laten inzien. Dat kunnen we. Zonder oordeel, zonder advies. Een speciale vriendschap, een zo bijzondere band. Soms duurt het wat langer en dan hebben we dagen of weken intensief contact. Altijd weten we elkaar weer te vinden. Altijd zullen we er voor elkaar zijn.

Mijn god wat mis ik haar. Vandaag kreeg ik een e-mail. Kort maar met genoeg woorden. De tranen stromen over mijn wangen. Ik mis tegen haar aanpraten. Bij haar zijn. Ik zou er heel wat voor over hebben om nu naar haar toe te kunnen maar het kan niet. Teveel water tussen ons. Ik kan niet zomaar weg, zeker nu niet. Heb verantwoordelijkheden, werk en kinderen en daarbij zeker geen geld voor een ticket. Maar mijn god wat zou ik graag even bij haar zijn.

Een paar jaar geleden schreef ik haar "Kon ik nu maar even bij je zijn, een kop koffie of een wijntje met je drinken". Zomaar uit het niets. Zonder aanleiding of wat dan ook. Even later schreef ze me terug "dat kan". Eerst begreep ik het niet, daarna werd me duidelijk dat zij op het moment dat ik het schreef aan het inpakken was. Niemand wist van haar korte reis naar Nederland maar de band tussen ons maakte dat ik het voelde. Twee dagen later zaten we bij elkaar. Een hele avond hadden we samen. Ik bleef slapen en samen zaten we nog even aan het ontbijt. "Qualitiy time" zegt ze dan. Dat is belangrijker dan zoveel tijd samen. Ze heeft gelijk. We halen dan alles eruit wat er in zit. Alleen, zij en ik alleen. Praten, praten, praten. Niet over koetjes en kalfjes maar over de dingen waar het echt om gaat. Dat kan, wij kunnen dat. Direct diep naar binnen. Open zijn voor elkaar.

Ik mis haar nu meer dan ooit. Als ik mijn lijstje met taken voor vandaag schrijf en zie dat het echt nooit in deze dag gaat passen, stop ik. Ik besluit te schrijven. Naar haar. Over haar. Bij elk woord dat ik typ vallen er meer tranen op mijn papier. Dan stop ik en besluit. Onder aan mijn lijst zet ik "lange e-mail naar Veronique" en daarachter "Skype in orde maken". Beide krijgen een grote A zoals ik dat laatst van iemand geleerd heb. Fuck het lijstje. Alles moet. Maar dit heb ik nodig. Nu nodig.



zondag 11 november 2012

Met een gouden randje

Al in de ochtend, zeker in de middag maar nog meer in de avond voel ik me gelukkig. “Ik hoop dat vandaag een mooi gouden randje heeft” schreef ze een paar dagen geleden. In een sms naar mij. Gisteren was zo’n dag. Een dag met een gouden randje. Een dag die je voor altijd in je herinnering zit, een dag die je voor altijd in je hart bewaard.

Net voor we weggaan krijg ik een cd. Een cd vol mooie liedjes. “Ik heb hem gekregen hoor” zegt hij, maar misschien maakt dat het nog wel meer bijzonder. Iets dat je zelf gekregen hebt en mooi vindt, toch weggeven. Gewoon omdat je denkt dat de ander er nog blijer mee zal zijn. “Ik denk dat jij ze erg mooi vindt”. Ik ben stil. Nog net kan ik “dank je wel” zeggen maar vooral ben ik stil door het gebaar. Er zijn geen woorden die kunnen vertellen wat ik denk of voel. In de auto zetten we de cd op en snel toetst hij verder naar nummer 10. Paul de Leeuw klinkt door de auto. Een liedje dat ik al zo vaak hoorde. Dat me altijd aantrok, dat me raakte. Een liedje dat ik vaak kreeg als antwoord op mijn vragen, wat ik nooit begreep. De stukjes lijken op hun plaatst te vallen. Bij het liedje er na van Herman van Veen lopen de tranen over mijn wangen. Tranen van geluk. Van een gevoel dat ik niet onder woorden kan brengen. Geluk met een gouden randje.
De middag is voor mij en de kids en in de avond zitten we dan allemaal samen op een terras en lachen om grapjes en verhalen. Dan slenteren we langs de gracht en vinden het perfecte restaurant. Met een arm om mij heen voel ik het weer. De rust, terwijl het met de groepen jongeren in de ruimte juist zo rumoerig is. Ik voel de rust in mij en geniet. Dan drinken nog koffie en dan zie ik haar berichtje en lees haar blog. Antwoorden kan ik niet en dus laat ik het op me inwerken. Ik wist en voelde wel hoe belangrijk het was maar haar woorden zien, doet me iets. Ik kan niet anders dan een gelukkig mens zijn dat ik met pen en papier dit heb kunnen doen. Haar blog is een weer zo’n klein cadeautje met een gouden randje.
In de bus, in de auto, alle momenten voel ik het. Pril, teer, kwetsbaar geluk. Nog zoveel kiezels, smalle wegen zullen komen voor we misschien ooit boven zijn. Boven op de berg. Maar vechten zal ik, vallen en weer opstaan. Een hand reiken, een hand pakken. Naast elkaar, achter elkaar. Stukjes misschien alleen omdat het even niet anders kan om dan later weer samen verder lopen. Eigen gedachten, eigen hindernissen. Veel praten en vooral stil er zijn. “Hou me vast en laat mij niet gaan”. Hij knijpt in mijn hand. Eigen gedachten. Zonder woorden. Een liedje vanaf nu met een gouden randje.
“Als jij het niet meer weet, in het donker van je hoofd. Ze laten weinig heel, van waar je in geloofd. Hoe de tijd ook raast. We moeten er doorheen. Als jij het niet meer weet. Je bent niet alleen. Hou me vast”.
In de nacht als ik wakker ben en nadenk over de hobbels op mijn pad, komt de kat tegen me aan liggen. Weken heeft hij dat elke nacht gedaan. Dan moest ik zijn kleine pootje vasthouden en viel hij tegen me aan in slaap. Nu ligt hij hier tegen mij aan, en terwijl ik de oplossing even niet meer weer, legt hij zijn kleine zachte pootjes op mijn hand. Alsof hij zeggen wil: “je bent niet alleen”.
Dan lees ik een tweet. Het gaat over een liedje waar ik ooit een blog over schreef. Ik ben gek op die band, al jaren, maar niet op dat nummer. De tweet zegt dat het nummer geniaal is met nog wat er achter, maar degene die het schrijft snapt er niets van. Weet blijkbaar niet wat houden van is, gooit het gewoon over boord. Voor mij is het een cadeautje. De stukjes vallen op hun plaats. Het is goed zo. De rust is weer in mij. Het is als een klein cadeautje. Een met een gouden randje.

Haar nummer één

“Hij is de belangrijkste man in mijn leven” zegt ze “maar dat weet hij niet. Hij staat boven aan mijn lijstje. Vandaag was ik bij hem. In zijn lunchpauze. Dat dan weer wel. Hij weet niet hoe belangrijk hij is maar maakt wel tijd voor me vrij.”

Ik kijk haar bedenkelijk aan. “Heb ik iets gemist” vraag ik. Ze schut haar hoofd en lacht. “Wie wat waar?” Vraag ik nog een keer. “Oh ik ken hem al een jaar of vijf nu denk ik” zegt ze. “Eerst heb ik een half jaar op zijn wachtlijst gestaan. Maar nu kan ik gewoon bellen en maakt hij tijd.” Ik begrijp er niets van en dat is te zien aan de denkrimpels boven mijn ogen. “Nou ja” zegt ze dan “zijn secretaresse plant zijn tijd in. Maar vandaag ging er iets mis en was er een dubbele afspraak. Daarom offerde hij zijn lunchpauze op voor mij.” Ze ziet mijn verbaasde blik en geniet intens. “Hij zet mij weer recht op de grond” voegt ze er nog even geheimzinnig aan toe.
Ik denk koortsachtig na over wie ze het kan hebben. Haar vriend, haar zoon, haar broer. Een andere vriend misschien van vroeger. Haar vader. Een buurman, collega. Ik heb werkelijk geen idee. Rustig drinkt ze van haar koffie. “Nu is het genoeg” zeg ik quasi boos en hou haar de schaal met gevulde speculaas voor. Maar net als ze wil pakken trek ik de schaal terug en zeg “uh uh, eerst vertellen!” Ze lacht “het klinkt wel leuk toch?” En dan biecht ze op dat hij haar rug behandeld. “Ik weet eigenlijk niet eens hoe je het noemt” zegt ze dan. Vijf jaar geleden had ze een hernia en kon nog amper wat. Uiteindelijk kwam ze bij hem terecht maar eerst een half jaar op de wachtlijst. “Je hebt ook wel heel wat achterstallig onderhoud” was zijn conclusie. Eens ging ze bijna kruipend naar binnen en hielp hij haar direct. Na een paar afspraken waar hij haar wervels inspecteerde, links en rechts wat op zijn plaats duwde en haar vroeg hoe dat nu voelde, was ze van de pijn af. “Kom maar af en toe langs voor halfjaarlijks onderhoud” zei hij toen en eigenlijk gebeurd het ook zo.
Na verloop van tijd staat de boel weer scheef. En of ze nu sport of niet, af en toe merkt ze dat het weer tijd is voor een afspraak. Vorige keer was ze bij een collega van hem. En hoe goed de man ook is, hoeveel minder pijn ze ook had na die behandeling, haar nummer één kan altijd net de restjes weghalen. Haar echt helemaal recht zetten. Hij weet precies waar het zit. “We zullen het weer eens even in elkaar puzzelen” zei hij vandaag. “Je kent de procedure”. Ze knikte en verdween in het kleedhokje. Even later als ze op de behandeltafel zit, kijkt, voelt, duwt en tekent hij en zegt dan rustig “kom maar even op je linkerzij. De man straalt een natuurlijke rust uit. Op de achtergrond klinkt klassieke muziek. Rustig duwt hij tegen haar wervels en weet precies wat hij doet. “Ik draai van mijn linker op mijn rechter zij” zegt ze “van buik naar rug en tussendoor telkens weer zitten, kijken en voelen. Draaien en zeggen of het beter voelt en vooral opgelucht weer naar buiten gaan”.
Inmiddels komt ze er al een hele tijd. Weet zijn secretaresse precies wie ze is, zelfs als ze belt. En hij kort zelfs haar naam af. “Dus daarom” zegt ze. “Ik heb besloten dat hij voortaan boven aan mijn lijstje met mannen staat.”. En dan schiet ze vreselijk in de lach “Mijn nummer één, maar dan wel een met een rekening”.

zaterdag 10 november 2012

Thuis zijn


“Ik ben nergens thuis” zegt hij, en ik zie de vertwijfeling in zijn ogen. Hij staart in het niets. Soms is hij heel dicht bij en dan ineens zweeft hij weg. Weg in zijn gedachten. Weg in zijn wereld die zijn wereld niet is. Op zoek, op zoek een plek om thuis te komen. Op zoek naar huis. Op zoek naar zichzelf.
Hij hangt overal tussen in. Tussen het verleden en de toekomst. In het heden. Het heden waar hij geen grip op heeft. Want in het heden is hij even niet thuis. Ik begrijp wat hij voelt, ooit voelde ik dat ook. Ooit wilde ik verder maar kon het niet. Nog niet. Ik spartelde tegen. Ik probeerde met een vreselijke drang, grip te krijgen op mijn leven, op mijn toekomst. Ik wilde weten wat er ging gebeuren maar hoe harder ik vocht hoe minder grip ik kreeg. Ik moest leren loslaten. “Dat is lastig voor een control freak” zei hij. En ik weet wat hij bedoeld.
“Het komt goed” zei ik gisteren tegen mijn vriendin. Ze schrok van de mededeling dat we weer op zoek zijn naar een huis. Negen weken, nog niet eens meer. Ik zag de twijfel in haar ogen. Het is niet dat ik me geen zorgen maak. Maar ondertussen weet ik dat dat alleen mijn energie opvreet en totaal geen zin heeft. Zin heeft het om zoveel mogelijk mensen te vertellen dat ik op zoek ben. Zin heeft het om actief te zoeken. Zorgen maken kan altijd nog. En dus vertrouw ik. Probeer ik het los te laten en te vertrouwen. Vertrouwen op mezelf. Vertrouwen op de mensen om me heen die om mij geven en van mij houden. Vertrouwen op de toekomst. Er komt altijd een oplossing. Die oplossing ben ik zelf. Als ik geloof in me zelf, komt het altijd weer goed.
Je hebt een keuze. Een thema dat gisteren ook aan bod kwam bij de boeklancering waar ik was. Haar woorden maakte indruk, raakte mij diep. Vandaag las ik het voorwoord. En weer komt het naar boven. “Ik heb me afgevraagd wat maakt dat de ene persoon zuur of cynisch wordt, slachtoffer en boos op de wereld, terwijl de ander juist krachtig en vol van levenslust is” schrijft ze. Ik herken haar woorden, haar gedachten. En ook het OER waar ze overschrijft. Ik herken het oergevoel in mij. Het oergevoel van liefhebben, van het mooie blijven zien. Het oergevoel van moeder zijn. Maar ook het oergevoel van op zoek zijn naar jezelf. In de lezing kwam naar boven hoe belangrijk liefhebben is in je leven. Liefde voelen, liefde zijn, vertrouwd raken met liefde. Dat ervaren in je eerste levensjaren is van levensbelang.
Maar niet alleen het voelen ook het horen is voor mij belangrijk. Het heeft lang geduurd voor ik besefte dat ik dat miste van de persoon van wie het dat het meeste nodig had. Zij hield van mij, maar zei het nooit. Nog steeds niet. Daaruit komt waarschijnlijk mijn bedwingbare drang om dat te vertellen tegen mijn kinderen. “Ik hou van je”. Toen ik naar huis reed dacht ik aan mijn oma. Mijn oma die het zaadje van liefhebben, van lief gevonden worden en liefde voelen, altijd water gegeven heeft. Waardoor ik nu kan vertrouwen op mezelf. Mezelf heb gevonden en, hoe moeilijk het soms ook kan zijn in je leven, met vertrouwen door kan gaan.
Nu maakt het niet uit waar ik ben. Waar ik zal wonen. Voor de kinderen houd ik rekening met bepaalde aspecten maar voor mezelf maakt het niet uit. Ik kan overal thuis zijn. Dat kan omdat ik thuis ben bij mezelf. Heel soms merk ik dat ik weg ben. Ergens anders dan bij mezelf naar binnen ben gegaan. Dan heb ik even tijd nodig maar altijd kan ik mezelf weer terugvinden. “Wie dan leeft, die dan zorgt” zei ik gisterochtend. “Ik kan niet in de toekomst kijken, en dus probeer ik dat los te laten”. Dat is moeilijk voor een controle freak. Maar het werkt wel. Als ik terug kijk in mijn leven, kwamen de dingen die ik zo graag wilde, waarvoor ik zo mijn best deed, waarvoor ik vocht, op de momenten dat ik het los liet.
Ik kan hem niet helpen. Ik kan er zijn en luisteren. Ik kan van hem houden en hopen dat dat hem vertrouwen geeft. Maar hij moet het zelf doen. Op zoek naar zich zelf, zichzelf vinden en weer van zichzelf gaan houden. Zien wat voor mooi mens hij is. De controle proberen wat losser te laten. Vertrouwen weer te krijgen in dat het goed is. En dan, als hij zich zelf gevonden heeft, zal hij thuiskomen. Thuis bij zich zelf. Dan hangt hij niet meer tussen het verleden en de toekomst. Dan leeft hij in het heden. Dan is hij overal thuis.

donderdag 8 november 2012

Een oma voor je verjaardag

Daar stond ze, midden in de kamer. Een klein dapper vrouwtje. Ze stond half achter mij en keek de kamer rond. “En dit” zei ze parmantig, “dit is mijn nieuwe kleindochter!” “Nou welkom in de familie” zei haar schoondochter hartelijk en iedereen knikte.

Ik werd die dag 18 jaar en ik kende haar van de winkel waar ik werkte. Bijna elke dag kwam ze boodschappen doen. Meestal alleen. Dan was ze druk, druk bezig. Ze kocht altijd maar een paar kleine dingen. Daarom was ze er ook elke dag. Die dag zou ik thuis gaan lunchen. Ik woonde dichtbij en mijn moeder vond het gezellig als ik thuis kwam eten. Ik liep via de personeelsuitgang naar buiten langs de winkel richting huis. Net voorbij de winkel liep zij met haar boodschappen. Ze was een klein vrouwtje maar altijd zo aardig. “Welke kant moet u op” vroeg ik haar. Ze wees in de richting waar ik ook heen moest. “Oh ik moet ook die kant op” zei ik vrolijk, “zal ik uw tas voor u dragen”.  Ze knikte gretig van ja. Onderweg vertelde ze dat ze evenwichtsstoornis had en niet zoveel kon tillen omdat ze soms zomaar duizelig werd. Bij haar voordeur namen we afscheid.
Die dag was de eerste dag van vaker samen naar huis lopen. Als ik pauze had en zij in de winkel was, zei ik dat ze best wat meer mee mocht nemen omdat ik haar tas wel zou dragen. Onderweg vroeg ze dan steevast tig keer of de tas niet te zwaar voor me was. Op een dag moest ik even mee naar binnen om opa gedag te zeggen. Ze wilde graag laten zien wie haar tas voor haar tilde. De kleine wandelingen werden kleine cadeautjes. Voor haar en voor mij. Mijn oma was overleden toen ik 12 jaar was en zij herinnerde me aan mijn oma. Na de keer kennismaken moest ik een keer thee komen drinken. Ik mocht oma en opa zeggen en de kleine bezoekjes waren kleine lichtpuntjes. Ze vroeg naar mijn interesses, naar mijn werk naar mijn hobby’s. Ze zette thee en gaf koekjes. Ze kletste over haar kinderen en kleinkinderen en liet me foto’s zien.  En toen ze vroeg wanneer ik jarig was zei ze blij “echt waar, dan ben ik ook jarig!”.
Het werd november en ze vroeg of ik die zondag, op onze verjaardagen, een kopje thee kwam drinken. “Maar dan is de hele familie er” sputterde ik nog tegen. “Nee hoor” zei ze “kom maar in de middag, de familie komt in de ochtend”.  Maar toen ik daar zondagmiddag precies zoals afgesproken om 14.00 uur voor de deur stond, werd me al snel duidelijk dat leugentjes om bestwil oma niet vreemd waren. Ze maakte zelf de deur open. Nog zie ik me daar staan, net 18 jaar in mijn nieuwe jas. “Kom” zei ze, hing mijn jas op en dirigeerde me naar de huiskamer. En daar zat niet alleen opa maar de hele familie. Alle 4 haar kinderen met hun partners en de kleinkinderen sommige al met vrouw of vriend. Ze ging midden in de kamer staan en introduceerde mij bij de familie. Een lieve familie waar ik me direct welkom voelde.
Oma is lang speciaal geweest voor mij. Elke verjaardag waren er de kinderen, de kleinkinderen en ik. Ze vergat me nooit uit te nodigen. Ik ben de laatste dagen op haar sterfbed nog bij haar geweest. Daarna ging ik trouw een of meerdere keren per week bij opa in het bejaardenhuis op visite. Het was anders toen oma er niet meer was maar door oma had ik een band met opa gekregen. Hij was erbij toen ik trouwde. Vandaag is het 25 jaar geleden dat ze daar vol trots stond en zei: “En dit, dit is mijn nieuwe kleindochter”. Lieve geadopteerde oma, al ben je dan niet meer bij ons, weet je vooral in mijn hart zit.

Vandaag is de dag


Vandaag gaat het gebeuren, vandaag is de dag. Nou ja eigenlijk is volgende week de dag. En dan ook weer niet echt, want dan begint het pas. En wanneer het dan echt de dag is…… Ik heb geen idee. Eigenlijk heb ik niet eens een idee of de dag wel echt zal komen.
Vandaag moet ik mijn laatste colums of blogs, of hoe je ze ook maar mag noemen, insturen. Ze heeft er al veel gekregen en ze had er al wat gelezen. Ik selecteer niet maar stuur alles. Ik wil graag ongezouten de kritiek krijgen op alles wat ik schrijven. Kritiek is wat ik horen wil, dan kan ik verder. Beter worden. Zoals vroeger mijn tekenleraar me vertelde dat mijn werk niks waard was. Zodat ik vervolgens naar huis ging en verder ging. Vol passie tekende ik opnieuw en opnieuw tot hij bij mijn examen zei dat ik geweldig kon tekenen en met het hoogste cijfer van de klas slaagde. Volgende week hebben we een gesprek. Ik kijk er naar uit maar vind het tegelijk ook doodeng.
Een maand geleden heb ik haar ontmoet. Daarvoor hadden wel al een uur met elkaar gesproken via de telefoon. Via via ben ik met haar in contact gekomen. Een drukker die mijn blogs las, stuurde haar telefoonnummer en vond dat ik eens contact op moest nemen. Een maand geleden zaten we tegenover elkaar. Het klikte direct. Eigenlijk sprak ik haar over een boek waarmee ik al bezig was. Maar zij denkt dat ik eerst een ander boek moet maken. En dat mijn blogs daarvoor prima materiaal zijn. En eigenlijk vind ik dat op dit moment ook het leukste om te doen. Daarover hebben we volgende week een gesprek. Dus is niet vandaag de dag maar is volgende week de dag.
Hoewel, eigenlijk is de dag al lang geweest. Dat was de dag dat ik door hem begon met blogs te schrijven. Uit nieuwsgierigheid of ik dat zou kunnen. Niet schrijven voor kinderen maar voor volwassenen. En geen lang verhaal maar korte compacte verhalen van ongeveer één bladzijde. Hij schrijft erg mooi. Verslaafd ben ik aan zijn teksten. Hij is mijn voorbeeld. Zo kan ik niet schrijven. Na een paar teksten plaatste ik ze op blogger. Heel anoniem. Voorzichtig. Daarna gingen wat mensen ze lezen en nu hoor ik steeds van meer mensen dat ze mijn teksten lezen. Maar ik weet dat er ook veel lezers zijn die ik niet ken. Dat is gek en ook heel mooi. Je schrijft en kent maar een klein deel van de lezers.
En toen ineens zei hij dat hij mijn teksten mooi vind. Een rare gewaarwording. Want hij is de schrijver in mijn ogen. Mijn grote voorbeeld, mijn inspiratie. Vorige week zei hij zomaar ineens “Jij kunt schrijven! Laat je dat nooit afnemen”.  En nee dat laat ik me nooit meer afnemen. Schrijven is wat ik het liefste doe. Ik kan niet anders meer sinds de dag dat ik daarmee begon. Ik moet schrijven. Het moet. Soms springt mijn hoofd bijna uitelkaar van alles teksten die in me op komen. Vertellen kan ik ze niet. Ik kan geen verhalen vertellen. Maar schrijven kan ik ze wel. Mijn mond kan mijn woorden niet bijhouden die in mijn hoofd opkomen maar mijn handen kunnen ze wel schrijven of typen. Dat is mooi. Dat voelt goed.
Morgen ga ik naar de lancering van een boek. Zij en ik hebben in elk geval twee dingen met elkaar gemeen maar vast nog wel meer. Het eerste is schrijven, het tweede dat we beide morgen jarig zijn. Dat kan vast geen toeval zijn.  Voor nu plak ik de laatste teksten in een e-mail om ze op te sturen. En dan tel ik af tot volgende week. Ik ben nieuwsgierig, benieuwd, zenuwachtig, nerveus. Wat zal ze er van vinden. Wat voor ideeën heeft ze in haar hoofd. Hoe gaan we dit aanpakken. En komt het er dan echt. Mijn boek. Ik tel de dagen, ik tel de uren. En ondertussen zal ik schrijven. Gewoon omdat ik niet meer anders kan.

woensdag 7 november 2012

Een goede vriend

“Nou” zegt hij met een twinkel in zijn ogen, “daar kan ik wel wat mee hoor!” Ik zit met mijn mond vol tanden en schiet in de lach en hoop vooral dat ik niet al te hard bloos.

Ik ken hem al jaren. We hadden al tijden afgesproken maar steeds weer hebben we onze afspraak door allerlei omstandigheden verzet. Bijna om de beurt belde we voor een andere datum. En dat was tot vandaag ook niet erg. Maar vanmiddag werd het me ineens allemaal teveel. Alles stapelde op. Ik had rust nodig in mijn hoofd. Moest weten wat voor mogelijkheden er waren in een bepaalde situatie. Grond onder mijn voeten, of zoals een lieve vriend van me zegt “gras onder je voeten”. En bij wie kan ik dan beter terecht dan bij hem. Eén sms’je naar hem en het antwoord was “is vanavond vroeg genoeg?”  “Graag!” antwoordde ik simpel. Een uur later hing hij al aan de telefoon om te inventariseren hoe erg het allemaal was en vanavond zat hij gewoon bij mij op de bank.
We kennen elkaar al jaren en al die al kan hij het niet laten om openlijk en ongegeneerd met me te flirten. En na al die jaren ben ik er eigenlijk nog steeds niet aan gewend dat hij dat doet. Van het weekend hoorde ik over een man die elk woord binnen vijf andere woorden naar seks kan omdraaien. De man bij mij op de bank zit kan elke zin van mij direct omdraaien naar seks. En zo zit ik dus deze avond regelmatig met mijn mond vol tanden en een rood hoofd een beetje te stotteren.
Het eerste uur ging het goed en bleef hij me keurig en zeer zakelijk precies vertellen welke wegen ik kon gaan bewandelen. Niet een uitgestippelde route maar handreikingen van “als dit, dan zo en als dat dan die weg”. Als zelfs alle echt “worse case scenario’s” zijn gepasseerd, krijg ik langzaam rust in mijn hoofd. Ik ken mezelf, het duurt nooit echt lang dat ik bij de pakken neerzit. Ik kan overal wel weer een voordeel van inzien. Ik zie altijd wel ergens de zon schijnen. Maar dan wel graag met gras onder mijn voeten.
Als ik na dat eerste uur twee biertjes inschenk, gaat het gesprek over op zijn nieuwe bedrijf. Ik lig al snel dubbel van het lachen en luister af en toe met open mond van verbazing naar zijn fantastische verhalen en ideeën. Geniaal wat hij bedenkt en ik hoop van harte hij dat allemaal kan gaan uitvoeren. Als vanzelf vertel ik over het schrijven van deze blogs en ja hoor aan elke zin weet hij wel een draai te geven. Als ik zeg dat het in het begin eng was om je zelf in de verhalen soms bloot te geven, twinkelen zijn ogen al en vraagt hij om welke blog dat gaat. En daarna hij niet gewoon direct de verkorte versie kan krijgen. Als ik zeg dat schrijven zo’n leuke hobby is, is zijn antwoord dat hij ook zo’n leuke hobby heeft. Niet veel later komen de meest geniale titels voor blogs voor mij, die ik uiteraard nog niet prijs geef. Na wat biertjes, als de klok bijna kwart voor twaalf aangeeft, besluit hij richting huis te gaan. Ik moet morgen vroeg op dus vind het ook wel de hoogste tijd.
Als ik hem gedag zeg, bedank ik hem omdat hij mij altijd weer rust weet te geven. Ik zwaai hem na en weet hoe bijzonder het is zulke vrienden te mogen hebben waar je altijd kunt aankloppen. En ook al weet ik af en toe niet wat ik moet antwoorden op zijn eeuwige opmerkingen, hoop ik toch dat ik nog heel wat biertjes met hem kan drinken want hij is een waardevolle en lieve vriend.
Ongeveer een half uur later sms ik hem: “Eerste blog al over je geschreven en nog niet eens met de door jou bedachte titels. Dank je wel voor vanavond en dank je wel voor je hulp. Dank je wel dat je er voor mij bent! X” Een minuut later glimlach ik als ik zijn antwoord lees “nu alleen de seks nog”. Ik denk niet dat hij ooit veranderd. En dat is maar goed ook. Want hij is uniek zoals hij is. 

maandag 5 november 2012

De zevende hemel


“Hoe is het in de andere zes dan?” vraagt hij me als we bij een prachtig pand staan waar de naam “de zevende hemel” op prijkt. Als er een zevende hemel is, moeten er dus minstens nog zes andere zijn. Ik ben stil. Geen idee. Stel hij bestaat, die geweldige zevende hemel, hoe zou er dan zijn en hoe zou het in die andere zes hemels zijn?
Er zijn er genoeg, zevende hemels, zo blijkt op google. Maar ik ben niet op zoek naar de restaurants die ik op het internet vindt. Niet op zoek naar het museum, de cafés  en zelfs hotels. Bij de laatste groep weet ik even niet  wat ik daarbij dan weer moet denken. Zesde hemels zijn er dan weer niet, ook vijfde en vierde hemels worden niet genoemd en dus zoek ik niet eens meer naar derde, tweede en laat staan naar de eerste.
“De uitdrukking komt van de kabbala, een joods geheime mystieke leer uit de Middeleeuwen waarin sprake is van zeven hemelen” zegt een site die alles over onze taal schijnt te weten. “De zeven hemelen worden voorgesteld als een soort 'verdiepingen' en daarbij geldt: hoe hoger, hoe heerlijker. De zevende hemel is de verblijfplaats van God en de hoogste engelen”.  De bijbel kent dan maar weer 3 hemelen. Volgens de bijbel zal je dus nooit in de “zevende hemel” zijn. Misschien verklaart dat waarom ik niet zo goed weet wat ik me er bij voor moet stellen. Laat staan van de andere zes. De eerste/onderste hemel wordt volgens de bijbel gevormd door de atmosfeer, de luncht en de wolken. De tweede/middelste hemel is de sterrenhemel, het uitspansel. De derde hemel (oftewel de hemel der hemelen) is de verblijfplaats van God en de engelen; deze hemel komt voor in 2Korintiers 12:2. Vondel daarentegen heeft meermalen melding gemaakt van negen hemelen en de site beweerd dat bij anderen ook wel sprake is van een elfde en zelfs een dertiende hemel.
Wikipedia vertelt ons alleen dat er 1993 een Nederlands-Belgische film uitgekomen is, gebaseerd op een scenario van cabaretier Urbanus. De film heeft als internationale titels “Le Septieme ciel” en “Seventh Heaven”. Maar mijn prachtige beeld van “de zevende hemel” is in een klap weg als ik lees dat de film destijds een flop was. Niks zevende hemel maar gewoon met één klap naar beneden gekletterd. De site verteld dan weer niet of de film in een van de andere hemels opgevangen is.
Zelf weet ik niet meer zo goed wat voor beeld ik moet hebben bij de hemel, laat staan de zevende. Is het dan zoiets als de zeven slechte en zeven goede jaren. Moet ik door me straks door de eerste zes heen worstelen om dan ooit in de zevende te komen of is die zevende voor ons gewone mensen sowieso “not done”. Onbereikbaar. Het topje van de hoogste berg waar je niet kan komen. Niet zonder flessen zuurstof. En zeker niet voor mensen zoals ik die hoogtevrees hebben. Ik kan maar niet denken in een God die daar boven een beetje zit te zitten en alles heeft. Persoonlijk lijkt een zevende hemel me ook helemaal niets in je uppie. Ik vind het steeds lastiger om te denken dat een God sommige van ons zoveel verdriet aan kan doen en een ander laat zwemmen in geluk of in weelde. En toch denk ik tegelijk weer dat er meer is tussen hemel en aarde. En of dat nu de zevende of de eerste is, laat ik dan maar even los. Even denk ik aan het prachtige gedicht “voetstappen in het zand”. Is het dat dan? Willen wij mensen gewoon te veel. Zien wij alleen wat we willen zien en heeft ieder van ons het portie verdriet vroeg of laat.
Dan besluit ik het los te laten. Ik hou me vast aan mijn eigen zevende hemel. En in die zevende hemel ben ik op mijn bijzondere momenten. De momenten dat ik intens kan genieten van de mensen van wie ik hou. De momenten als ik buiten loop en prachtige gekleurde blaadjes van de bomen zie dwarrelen, als de kater zijn hoofd op mijn arm legt en met zijn pootje mijn hand vast houdt. Als de hond blij is als ik thuis kom en de poes me kopjes geeft als het even niet wil lukken. Als er zomaar weer een blog uit mijn vingers rolt. Als blof op de achtergrond de prachtige teksten de lucht in gooit, als de kaarsjes branden en de wierook het huis vult. En in mijn dromen ben ik de zevende hemel; woon ik aan zee met hen die ik intens liefheb en vul ik de dagen met schrijven.


zondag 4 november 2012

Stil

Ineens is het stil. Zo verdomd stil. Het is niet erg en ook weer wel. Alleen, zo verdomd alleen. Lekker alleen. Vooral alleen en zo stil. Dan komen de tranen.

Als ik weer binnenkom voelt het leeg. Stil en leeg. Dat is het niet maar het voelt zo. In mijn hoofd zit een lijstje met plannen met wat ik vandaag allemaal kan doen. Moet doen of wil doen. De volgorde weet ik nog niet. Ook niet wat er valt in moeten, kunnen of willen. Het is alleen nog maar een lijstje. Als ik mijn jas uit heb en mijn laarzen in de hal staan, voelt het weer meer thuis zijn. Automatisch begin ik met koffiezetten maar als ik merk dat de kan nog boven staat laat ik het bij koffie in een filter. Het maakt niet uit. De rest komt later wel.

Ik ben van eerst de dingen doen die ik niet leuk vind en dan mag ik… Dus pak ik de stofzuiger en begin met de keuken. Als dat klaar is sleep ik het ding naar boven en maar daar blijft het bij. Ik beland achter de computer. Honderd en een dingen gaan door mijn hoofd. Woorden ideeën, hele verhalen om te schrijven maar ze komen niet op papier. Op zoek naar een naam blijf ik hangen. Hangen in whats app, twitter en facebook. Ik lees oude gedichten in een boekje uit de boekenkast. Dan zie ik een soort dagboek aan de andere kant in het boekje. Ik ben gek op mooie schriften, in alle soorten kleuren en dessins en met zo’n mooie harde kaft en benut ze het liefst aan twee kanten tegelijk. Ik lees een dagboek van mezelf van een een behoorlijke tijd geleden. Dingen vallen op hun plaats. Ik scheur de bladzijdes eruit. Uit het boekje, uit mijn leven.
Als ik het beschreven papier weggooi, kom ik als vanzelf weer in actie. De prullenbak is vol en ik leeg hem. Ik vul een emmer met water en heerlijk geurend schoonmaakmiddel en pak doekjes. Boven kom ik niet verder dan een vaas en een lantaarn verplaatsen. Dan beland ik als vanzelf weer achter mijn bureau om muziek aan te zetten. Ik herinner me een liedje van Blof vanochtend in de auto en probeer het te zoeken. Ik zie het niet en klik alvast een ander nummer aan. Dan val ik stil. De lijst met nog te doen is lang. Te lang. Maar er komt niets uit mijn handen. Het is stil. De poes duwt haar kop tegen me aan. En ik huil en weet niet waarom. De stilte is mooi en tegelijk zo leeg.
We hebben het nodig. Allemaal, allebei, ik, de leegte en de stilte. De herinnering is mooi. Het was een heerlijke dag gisteren. Vol mooie momenten en vol ook met rust en stilte. Precies in evenwicht. Van niets doen en hard werken. Ontspannend hard werken. Van genieten en praten en genieten van de stilte. Van lopen in de regen en zoeken naar niets in bijzondere winkeltjes. Van zitten op een terras. Van geen tijd. Te vroeg aan het bier. Van ineens meer tijd dan we dachten. Van vuur in de keuken en samen koken. Van overal kaarsjes en proeven van zelfgemaakte pasta. Van film kijken en in slaap vallen. Het gevoel, de geur. Ik sluit ze in mijn hart alsof ik ze in een mooi versierd doosje stop. Dicht maar wel zo dat ik vaak kan kijken.
Dan komen de woorden, de zinnen, de spaties. Vooral de spaties, ruimte van rust tussen de woorden. De kleine stiltes. De kleine lege niks moet momenten. Terug naar je zelf. Rust in je zelf. Ik laat het lijstje los en beslis dat vandaag niets hoeft. Alles op het lijstje gaat naar de kolom “misschien” of “morgen”. Als ik klaar ben met schrijven zit ik nog even stil. Stil met mijn ogen dicht in een stil huis. Vaag hoor ik buiten de geluiden maar ik laat ze buiten. Ik geniet van het hier en nu. Van het niets, het alleen zijn en de stilte in mij.
Na een paar minuten voelt het hetzelfde en toch anders. Nog steeds is het stil. Zo verdomd stil. Het is niet erg. Alleen, lekker alleen. Vooral alleen en zo stil. Ik voel de rust in mij. En toch hoe fijn het ook is en hoe goed het ook is. Ik ben niet compleet. Een klein stukje van mij is op afstand. Dichtbij en ook ver weg. Het vertrouwen groeit. In ons, maar vooral in mij. Het is goed zo. Voor nu is het   goed zo. We hebben het nodig, de stilte de rust. Ik heb het nodig. Nodig om de tranen te laten komen en te beseffen dat ik geniet. Eindelijk weer echt kan genieten.

Tot je er weer bent


Als je er niet bent
slaap ik op jouw kussen
ruik ik je geur
in je shirt dat ik omarm

Als je net gegaan bent
staar ik naar je foto’s
drink ik uit jouw beker
de koffie die mij verwarmt

Als je niet bij me bent
koester ik de herinneringen
en tel de dagen, de uren
tot je er weer bent

vrijdag 2 november 2012

Schrijven


Minuten, uren, dagen

De tijd die tikt voorbij

Altijd tijd tekort

Wie heeft er nog wat tijd voor mij

 

De dagen zitten vol

Terwijl ik wil schrijven

Zoveel woorden in mijn hoofd

Die daar nu moeten blijven

 

En maar rennen en maar vliegen

Maar ik zet de tijd nu even stil

Zodat ik kan gaan schrijven

Want dat is wat ik wil