Ik zal hem nooit meer zien. Niet hem, dat is zeker. Hij
leeft alleen nog voort in mijn herinnering waar ik ze koester en in doosjes
gestopt heb. Af en toe maak ik een doosje open. Dan haal ik heel voorzichtig
het lintje er af en daarna heel voorzichtig het dekseltje. Alleen met het
doosje in mijn hand laat ik dan de herinneringen toe. De herinneringen aan mijn
grote broer.
Foto’s van momenten dringen zich aan mij op. De film waar
ik in een huis sta. Een huis dat alleen nog een paar muren is met ladders om op
de bovenverdieping te komen. Trots kijk ik naar hem en noteer de nummers die
hij zegt. Ik mag vandaag mee, mee naar het werk. En ik mag de cijfers
opschrijven van de meters die hij tegen mij roept. Soms moet ik beneden blijven
omdat het te gevaarlijk is. Dat geeft een dubbel gevoel. Ik ben toch groot!
Maar tegelijk ben ik blij dat hij voor mij zorgt.
Samen in de winkel waar ik niet kon kiezen tussen twee
jurkjes en ze beide kreeg. Zijn manier van ‘ik hou van jou’ zeggen. Niet vreemd
weet ik nu. De manier waarop we opgevoed en opgegroeid zijn. Hardop zeggen dat
je van iemand houdt, zat er niet in. Het zat in de boterham met boter en kaas
die hij voor mij smeerde. Ik lustte geen boter maar de liefde waarmee het
gesmeerd was, maakte alles goed.
De laatste dag dat ik hem zag, zaten we in het
ziekenhuis. Op de plastic stoeltjes in de gang voor de klapdeuren van de
intensive care afdeling. Nerveus de tijd te doden tot we bij mijn vader
mochten. ‘Weet je wat ik gisteren gemaakt
heb?’ vroeg hij. Ik schudde stil mijn hoofd. ‘Een cake in een springvorm’
meldde hij droog ‘dan krijg je zulke plakken’ en zijn handen onderstreepte de
grootte nog eens extra. Een dag later zat ik er weer, maar toen voor hem.
Bijna elke dag denk ik aan hem. 67 jaar zal hij nu zijn.
Er is veel gebeurd en soms vraag ik me af of ik hem niet ondanks iedereen er om
heen, op moet zoeken. Maar ik weet dat ik hem nooit meer zal vinden. Hij is
niet meer hij. Ooit heb ik het geprobeerd. Niemand werd er gelukkiger van. Toch
blijft het spoken door mijn hoofd. De vraag, de twijfel, weten, denken en weer
los laten.
Stil sluit ik het doosje met herinneringen. De ballonnen
die we stiekem aan de voordeur knoopte toen mijn ouders zoveel jaar getrouwd
waren. De kaartavonden waar hij niet tegen zijn verlies kon. En zijn altijd van
de ene naar de andere kant gekamde haren. Ik pak het lint en strik het
voorzichtig vast rond het doosje. Opgeborgen zitten mijn herinneringen. Voor
heel even opgeborgen tot ik zomaar weer aan hem moet denken.