Het ‘geven’ heb ik wel geleerd. Al vroeg leerde mijn moeder mij dat geven belangrijk was. Je was goed als je iets gaf. Iets doen voor een ander, de ander van alles geven. Maar ze vergat mij om ook ‘nemen’ te leren. Nemen was zelfs niet goed. Bij nemen was je egoïstisch. Misschien vergat ze het niet, maar kon ze het niet. Kon ze mij het nemen niet leren omdat ze het zelf nooit geleerd had.

Geven kan niet zonder nemen. Het moet in evenwicht zijn en hoe nobel het ook is dat ik graag geef, ik verlies het evenwicht. Niet bewust, maar onbewust kwets ik dus de ander door niet aan te nemen. Het ergste daarbij is dat ik het juist zo dolgraag gewoon aan zou willen nemen maar dat ik blokkeer. Het lukt mij niet. Waarom het niet lukt? Tig antwoorden spoken door mijn hoofd. Ik laat ze eerst maar eens bezinken en focus weer op het geven en nemen.
'Het ergste is dat ik het juist zo dolgraag zou willen aannemen'
Al als ik nog bij haar ben, maar thuis nog meer, besef ik hoe vervelend het voor degene moet zijn die van mij houden. Hoe zou ik me voelen als ik zou willen geven maar de ander laat het niet toe. Ik zou me waarschijnlijk afgewezen voelen. Nog zo’n dingetje… Afwijzen en afgewezen worden. Het ergste is dat ik weet hoe het voelt als ik wil geven en het wordt niet geaccepteerd. Want mijn moeder kan het ook niet. Gewoon iets accepteren, aannemen en er van genieten. Naar vind ik dat. Boos voel ik me dan, dat ze mij niet toelaat. En nu besef ik dat ik dat ook doe. Even ben ik stil, uit het veld geslagen stil. Stil en verdrietig om wat ik onbewust heb gedaan.
Op het toilet zie ik dat de kalender een dag te ver is omgeslagen. Uit automatisme sla ik het kleine blaadje om, terug naar vandaag. ‘Geven’ staat er. Niets meer, niets minder. Even staar ik naar het woord. Werk aan de winkel. Ik ga leren om aan te nemen. Dat zal vast nog lastig worden want het geven en niet nemen zit er ingesleten. En niet een beetje ook.
