Een intense mist daalt neer. Even zie ik geen hand voor
ogen. Dan ontdek ik contouren maar de nevel wil niet weg. Ik durf geen stap
meer te zetten. Hoogtevrees en angst spelen mij parten. Moet ik nu vooruit of
juist achteruit? Verschrikt blijf ik staan. Maar voor hoe lang?
Hand in hand lopen we de berg op. Allebei hebben we een
behoorlijke rugzak mee die ondanks het formaat toch wel te tillen lijkt. Wat er
bij de ander in de rugzak zit, weten we nog niet. Hoe kan het ook, we hebben er
nog maar amper over gesproken. Het enige dat we weten is dat ons gevoel zegt
dat we de berg op willen. Met grote passen beginnen we aan onze tocht. Ik heb
niet het idee dat ik ren, maar echt slenteren is het ook niet. We lijken een
zelfde tempo te hebben wat prima aanvoelt. Af en toe kijken we naar boven en
glimlachen. Wat een prachtige berg daar voor ons, de zon die schijnt en de top
die uitnodigend wenkt.
Terwijl we rustig het pad volgen, komt er ineens een stuk
met prachtige bloemen. Ik geniet en voel de zon op mijn wangen. Mijn rugzak
lijkt even niets te wegen en al pratend en lachend klimmen we verder. Hij lacht
en straalt. Ik kijk nog eens vol vertrouwen naar boven en dan ineens is alles
gehuld in mist. Het lijkt alsof de berg op zijn kop staat. Op de tast zoek ik
naar degene naast mij. Hij zoekt ook, zijn handen dwalend door de mist op zoek
naar houvast. Maar de houvast is er niet. Het is alsof hij door onzichtbare
armen wordt weggepakt en in een achtbaan wordt gezet. Ik zie vaag de contouren
van de wagons die met een sneltreinvaart alle kanten op bewegen.
‘Het komt goed’ fluister ik en heb geen idee of mijn
woorden hoorbaar zijn. Komt het goed? En wat kan ik daar aan doen terwijl ik
stil op de berg sta. Ik kan niet vooruit of achteruit en ik weet niet of
blijven staan wel goed is. Vage beelden van voorheen vullen mijn gedachten.
Toen ik daar ook op de berg stond, in een zelfde soort van mist, te wachten tot
de mist op zou trekken. Vol vertrouwen bleef ik wachten tot het te laat was en
ik koud en verkleumd achter bleef. Die mist is opgetrokken maar de nevel is nog
steeds tastbaar in mijn rugzak.
Behalve op de berg is de mist nu ook in mijn hoofd
aanwezig. Af en toe vang ik een glimp op van de achtbaan, de man en zijn
rugzak. Steeds meer voel ik wat er in de rugzak zit maar zien mag ik het nog
niet. En hij? Kan hij mij nog zien staan? De mist hangt als een dikke prop
watten om hem heen en hij ziet geen hand voor ogen. Op gevoel zou hij het
halen, makkelijk zelfs maar hij is zo vaak over de kop gegaan in deze achtbaan,
dat hij niet eens meer weet op welke berg hij was. Is hij op een nieuwe berg of
loopt hij nog zoekend op de vorige? Is het een nieuw pad dat hij ingeslagen is.
En waar is hij eigenlijk naar op zoek? De achtbaan neemt een loopje met hem,
letterlijk en figuurlijk. De mist maakt dat hij zijn pad even niet meer ziet.
En ik? Ik weet nog steeds niet of ik een stapje vooruit moet of achteruit. En
dus blijf ik weer staan.