Hij vertelt mij dat ik mooi ben. Niet één keer maar
inmiddels is hij de twintig keer al wel voorbij zo schat ik in. Ik moet
bekennen dat ik vanmiddag toen ik in de spiegel keek ook blij verrast was. Is
het mijn nieuwe mascara of het feit dat ik goed in mijn vel zit? En nu zie ik
het weerspiegeld in zijn ogen. Snel hou ik mijn mond als het stemmetje in mijn
hoofd al weer begonnen is met praten.
Een tijd geleden vertelde iemand anders me dat ik mooi
was. Ik wilde het wel geloven… Oh mijn hemel wat wilde ik het graag geloven, maar
het wilde gewoon echt mijn hoofd niet in. En dus maakte ik grapjes als ‘Je moet echt naar de opticien’ om het te
relativeren. Waarschijnlijk vooral voor mijzelf. Hij stopte met het te zeggen
en ik dacht dat hij het dus ook niet meende. Hoe kun je ook geloven dat degene
die in jouw ogen het meest perfect op de wereld is, jou mooi vindt. Mij is het
niet gelukt. Of hij het wel of niet vond… ik zal er niet meer achter komen.
'de kans dat hij mij het bed in probeert te praten ...'
Mijn verstand en gevoel liggen met elkaar in de clinch en
niet alleen over het feit of iemand mij wel of niet mooi kan vinden. Mijn
gevoel kan mij feilloos leiden maar als het dan over mezelf gaat, heeft mijn
verstand de rare neiging mijn gevoel te kleineren en intimideren. In elkaar
gedoken trekt mijn gevoel zich terug. Het gekke is dat ze op het werk een super
team zijn. Maar zodra er een privé kwestie speelt, staat ‘gevoel’ al snel met
1-0 achter. Misschien moet ik eens een teambuilding organiseren om ze meer bij
elkaar te brengen overpeins ik.
De man tegenover mij is duidelijk nog in de versierfase.
Ziet alles door een roze bril en gezien het een man is… is de kans dat hij mij
probeert het bed in te praten natuurlijk ook altijd aanwezig. Hoe betrouwbaar
zijn uitspraken zijn, is dan ook nog niet helemaal duidelijk. Maar ik geniet van
de aandacht als een warm bad en voel een lach op mijn gezicht.
’s Avonds weer thuis kijk ik naar de vrouw aan de andere
kant van de spiegel. Ze kijkt terug, vol vertrouwen en ze kijkt me recht in
mijn ogen aan. Maar dit keer draai ik me niet om. ‘Ik hou van je’ zeg ik en zie
dat zij begint te stralen. Echt mooi vind ik mezelf nog steeds niet. Maar als
ik op een terrasje zit en bedenk of ik met degene die voorbij lopen wil ruilen,
komen er toch bar weinig mensen in aanmerking. En dus heb ik besloten blij te
zijn met mezelf en voel ik me een stuk beter. Stap 1 heb ik dus duidelijk
voltooid.
Ook stap 2 is prima gegaan en is helemaal op de rit. Maar
bij stap 3 blijkt mijn gevoel het ineens niet meer te winnen. ‘Laat los’ roept
verstand. ‘Laat het gaan en doe de deur nu maar eens echt helemaal dicht.’ ‘Ja
maar..’ sputtert gevoel. Het slaat nergens
op maar gevoel wint. Elke keer weer. Soms denk ik echt dat mijn verstand mijn
gevoel verslagen heeft. Maar als ik net opgelucht adem heb gehaald, steekt
gevoel weer de kop op. In de vorm van liedjes, vrienden of hoe dan ook. ’Ik ben
er wel aan toe’, denk dapper, ‘maar de rest van de wereld nog niet.’
Vastberaden loop ik naar beneden. Ik steek nog één keer
een kaarsje aan. Tenminste nog één voor dit doel. Nog één kaarsje en ik geef
het nog één dag. Oké nog één week dan. Maar dan, zo spreek ik af met mijn
gevoel, dan is het echt klaar. Dan sluit ik definitief de deur. Sterker nog, ik
hang er gelijk een hoeveelheid sloten op. Mijn gevoel knikt instemmend en mijn
verstand geeft me een high five. Nog één week…