Posts tonen met het label afscheid. Alle posts tonen
Posts tonen met het label afscheid. Alle posts tonen

woensdag 16 augustus 2017

Waarom gedichten je blij maken

"Het lijkt wel alsof je dit speciaal voor mij geschreven hebt' "Prachtig' en 'wat mooi'. Enkele opmerkingen die ik vaak hoor als reactie op de gedichten. Maar waarom maken mijn of andere gedichten je zo blij?

Je kent vast wel het gevoel dat het heel erg goed met je gaat. Dat kan een dag duren of dagen maar je weet ook dat het leven niet alleen maar hoogtepunten kent. Dat is maar goed ook want anders zouden die gelukzalige momenten normaal worden en zou je nooit meer dat super geluksgevoel ervaren. Zo stap je niet elke dag met hetzelfde gevoel uit of weer in bed. En de realiteit is dan ook dat we allemaal wel periodes in ons leven hebben waarin het goed of juist minder goed gaat. Het ene moment dans je op wolken en is geen berg te hoog maar die momenten kunnen zo maar weer omdraaien. Want hoe kun je nog door een roze bril kijken als je relatie uitgaat of je je baan verliest. En hoe zwart kleuren de dagen als iemand die je dierbaar is ineens ziek is of overlijdt. De wereld staat op zijn kop. In elk geval voor jou. De dagen worden zwaar, de wolke zijn er nog wel maar in plaats van dat je er op danst hangen ze hinderlijk voor jouw zon en maken ze je dagen donker. En ook al weet je diep in je hart wel dat het weer beter wordt... nu zie je het even niet.

Grote maar ook de kleine tegenslagen kunnen je humeur behoorlijk naar beneden halen. Waarom jij? De meest positieve optimist kan de moed dan laten zakken. Het enige dat je dan wil, is getroost worden. En vooral weten dat je niet alleen bent in je verdriet. Een gedicht om je in te herkennen of woorden die je troosten of laten lachen. Een gedicht zodat je weet dat jij niet de enige bent want waarom zou er anders een gedicht over geschreven zijn! Eigenlijk vreemd maar het idee dat anderen ook verdriet kunnen hebben, maakt je stiekem minder droevig en misschien zelfs wel een heel klein beetje blij.

"dit wil je elke dag"
 
En dan zijn er van die dagen (of misschien wel weken of maanden) waarop je twijfelt aan jezelf. Dat je even vergeet van je zelf te houden. Ben je wel goed genoeg, leuk genoeg. Zelfs de sterkste mannen en vrouwen herkennen het. Want aan de buitenkant doen we soms zo stoer maar diep van binnen... Op die dagen geven je gedichten net dat duwtje om weer in jezelf te geloven. Of om de ander weer even te laten weten dat het niet gaat om uiterlijk maar om hele andere dingen.

Overigens gaat het met de super geweldige dagen minstens net zo. Je wil het schreeuwen van de daken en je denkt dat iedereen het aan je kan zien. Dit gevoel... GEWELDIG... dit wil je de hele dag en liefst elke dag. En dus wil je er aan herinnert worden. Om het gevoel vast te houden of om het terug te krijgen als het dreigt weg te ebben. En gedichten kunnen precies weergeven wat jij voelt.

Gedichten geven je in een paar woorden wat jij zelf niet kunt omschrijven maar wat je wel voelt. Gedichten geven je een feest van herkenning. En precies dat maakt je blij! Het troost je of geeft je weer een doel of ze zorgen ervoor dat je geluksgevoel nog meer versterkt wordt.

Ook blij worden? Kijk dan op www.nicolasinakaartenshop.nl





maandag 28 november 2016

Keuzes zonder keuze

Soms maak je een keuze

ook al doet die verdriet

Je moet wel omdat je

oplossing niet meer ziet

 

Soms maak je een keuze

en duw je alles bij je vandaan

want nog een teleurstelling

kun je niet meer aan

 

Soms maak je een keuze

en al doet die verdriet

een betere optie is er

nu even niet

 

 


zondag 10 april 2016

Weg

Ik voel mij zo verdrietig
en ver bij je vandaan
Je bent er niet met je gedachte
leefde ik dan in een waan

Waarmee worstel jij
waardoor je weg bent
en mij vergeet
Wat is er wat jij wel 
maar ik blijkbaar 
nog niet weet

maandag 29 februari 2016

Reizen

Durf ik nog een keer
mijn koffers te pakken
en op weg te gaan? 
Alles achter te laten
en opnieuw te beginnen
Durf ik dat aan?

Durf ik nog een keer
verder te trekken
En zal ik er dan zijn? 
Zal het vreugde geven
Of doet het afscheid pijn?

Durf ik nog een keer
En ga jij dan met mij mee? 
Want het een nieuw
avontuur beginnen
is minder eng
met zijn twee. 


zondag 10 januari 2016

Stilte

Het is stil hier
zonder jou
En op het moment
dat je weggaat
besef ik 
nog meer
hoeveel ik 
van je hou

vrijdag 23 oktober 2015

zaterdag 29 augustus 2015

Leven

Als de zon haar laatste stralen schijnt
en ik weet dat zij heel snel verdwijnt
geniet ik extra van haar kracht. 

Waarom besef ik nu eigenlijk pas
dat toen zij elke dag er was
ik zo vaak te lang heb gewacht

Laten we genieten van het het leven
want soms duurt het meer dan even
maar weet je pas als het je verlaten heeft
waarom je daadwerkelijk leeft.  



zondag 1 juni 2014

Gestorven van verdriet

Het lijkt alsof de grond onder mijn voeten wegzakt. Ik voel me moe. Moe en leeg van verdriet. De stemmen lijken weg te zakken of was het al stil? Ik weet het niet. Langzaam zak ik in elkaar. Iemand houdt mij vast en legt mij neer. Ik kan niet meer, ik ben zo moe. Op van verdriet. Moe gestreden. Alles is mij afgenomen en nu ga ik dood. Ik voel dat ik dood ga.

Ik weet niet precies waar ik ben maar naast mij, half achter mij, staat een man. Mijn liefde. Mijn grote liefde. Hij kijkt naar mij en ik voel ook zijn verdriet. Ik kan hem niet zien maar ik weet dat hij bij mij hoort. ‘Niet weggaan’ fluister ik, bang dat hij verdwijnt. Weer zal verdwijnen. Maar ik kan hem niet tegen houden. Hij wil niet weg maar hij wordt meegenomen. Bruut weggerukt bij mij door twee mannen in uniform. Mijn hand rijkt naar hem. Ik wil hem vasthouden, aanraken, terughalen, maar hij strompelt tegen zijn zin in weg. Meegesleurd door de mannen. Ik zie hem achterom kijken. ‘Nee!’ schreeuwt het in mij. Mijn lippen bewegen maar er komt amper geluid uit mijn mond. Naast mij staan mensen maar ik weet niet wie ze zijn. De vrouw naast mij houdt mijn hand vast, dat voel ik,  maar ze hoort niet hier in het nu. Alle tijden lopen door elkaar. Ik wil wel denken maar het gaat niet.

Het is oorlog. Maar waar hebben ze mij naar toe gebracht? Waar zijn mijn kinderen. Ik heb twee kinderen maar ze zijn hier niet. Of zijn ze er wel maar mag ik ze niet zien. Net als de man, mijn man. Mijn grote liefde, mijn alles. Alles en iedereen hebben ze van mij afgenomen. Ik ben sterk maar het verdriet verlamt mij en maakt mij klein en kwetsbaar. Ik voel me ziek, ziek van verdriet. Het doet zo immens pijn.

Dan zak ik langzaam weg. Alles wordt donker en stil en even blijft het zo. Donker en stil. Dan lijkt de zon te gaan schijnen. Het is nog steeds stil en leeg. Ik kan me niet bewegen en voel niets meer. Langzaam doe ik mijn ogen open. Moe ben ik, zo ontzettend moe. Dan vervaagt langzaam het beeld maar het gevoel blijft. Puzzelstukjes lijken op hun plaats te vallen terwijl tegelijk de puzzel helemaal door elkaar geschud wordt. Alles en tegelijk niets lijkt er nog logisch te zijn.

Als in een trance ga ik rechtop zitten. Pas later zal ik het begrijpen…


   

donderdag 5 december 2013

Dag lieve Noddy

Ik zit naast haar op de grond en streel zachtjes haar kop. Eigenlijk wil ik het niet maar ik weet dat het beter is. Beter voor haar, hoe gek dat ook mag klinken.
Het is nog maar twee maanden geleden dat ik een bult in haar bek ontdekte. Een ontsteking dacht ik nog even. Maar bij de dierenarts was die hoop al snel vervlogen. Toch startte we met een antibioticakuur en hoopte het beste. De zwelling werd amper minder en een week later werd dan ook vastgesteld dat het een tumor was. Een erg snel groeiende ook nog. Heel even nog bespraken we de opties van onderzoek, bestraling etc. Wilde ik dat? De vraag was maar: ‘Wilde zij dat?’ Maar ja, ik kon het wel vragen maar de kans dat ik een antwoord zou krijgen was nihil. Grote ogen keken mij alleen maar aan en terwijl mijn hoofd vol vragen zat, kwispelde ze vrolijk achter mij aan naar de auto.
Een paar maanden hooguit. Meer zouden we er niet mee winnen. Maar eerst onderzoek, de vraag of het überhaupt wel zou kunnen. Meerder keren vroeg ik me af wat ik zou willen als ik het zou zijn. Ik zou rust willen. Geen polonaise aan mijn lijf voor een paar weken misschien maanden meer. En dus besloten we om niets te doen. Nou ja, niets behalve dan extra extra lief voor haar zijn. Een extra koekje, extra boterham. Een klein rondje meer. Vlees in plaats van brokken en een extra aai.
De weken gingen voorbij. Mondspoeling kochten we en een spray omdat de lucht af en toe niet te harden was en we haar toch graag bij ons in de buurt wilden hebben. Nauwlettend hield ik haar in het oog. Kwispelde ze wel? Had ze pijn? De rondjes werden korter. Het spontaan naar je toe komen, werd minder.
Tot de dag kwam dat ze niet meer wilde eten en nog amper op wilde staan. Het gerammel van brokken maakte niets uit. Droevige ogen keken mij aan. Wilde ik nog langer wachten? De laatste dagen leek ze steeds moeilijker adem te kunnen halen. En dus belde ik de dierenarts. Die middag namen we afscheid en liepen samen een laatste rondje buiten. Toen we terug liepen, wilde ze niet naar binnen en dus liepen we nog een stukje verder. Zachtjes begon het te regenen en ze besloot dat het goed was zo en liep terug naar huis.
Ik zat naast haar op de grond en streelde zachtjes haar kop. Eigenlijk wilde ik het niet maar ik wist dat het beter was. Beter voor haar, hoe gek dat ook mag klinken. In haar ene poot zit de drain waarin de dierenarts de vloeistof spuit waardoor ze gaat slapen, de andere poot hou ik vast. Dan valt ze in slaap en zachtjes hoor ik haar snurken. Tot de volgende spuit. Ik hoor dat ze dood is maar zien en weten wil nog niet samen. Het lijkt alsof langzaam mijn hond van vroeger weer terugkomt. In snel tempo schieten alle beelden hoor mijn hoofd. De verkleedpartijen met de kinderen en zij met een hoedje op haar hoofd mij aankijkend van ‘ach laat ze maar’. Rennend in het bos. Lopend door de drek, een van haar lievelingsactiviteiten. En de wachtende blik als ik pannenkoeken bakte want de eerste was altijd voor haar. De momenten dat ze vergat hoe groot ze was en als schoothondje op de bank klom.
Als ik vandaag de post open, zit er een kaartje bij.
‘Woorden van troost zijn snel gegeven,
over de tijd die alle wonden heelt.
Maar weten zij wat wij hebben gedeeld?
Echte vriendschap, zo zeldzaam in het leven.
‘De crematie van Noddy heeft plaatsgevonden op 3 december 2013 om 15.00 uur’ lees ik. Langzaam voel ik mijn keel dichtknijpen en tranen opwellen. Dag lieve Noddy. Ik zal je nooit vergeten.
 


maandag 17 juni 2013

dinsdag 7 mei 2013

Tweebaansweg

Ineens besef ik het. Zomaar ineens als ik haar een kus geef terwijl ze al in bed ligt. Haar hele gezichtje straalt terwijl ze naar mij kijkt. Mijn haar is nog nat en zit raar plat naar achteren waar een speld het geheel nog een beetje op hun plaats houdt. Mijn bril is wat afgezakt en hangt op mijn neus en mijn grandioze outfit bestaat uit een joggingbroek, oud t-shirt en lang vest dat slordig om mij heen hangt. Maar dat maakt haar allemaal niet uit. Ze lacht haar lach omdat ik bij haar op bed zit om haar een ‘welterusten kus’ te geven. Zij houdt onvoorwaardelijk van mij, net als ik van haar.

Ik hou van hem. Heel veel en nog veel meer. Maar zelden in mijn leven heb ik me zo fijn en vertrouwd gevoeld als bij hem. En toch besef ik ineens hoe anders dat dat is. Altijd ben ik bang om te verliezen. Ook al voelt het nog zo goed, misschien is dat morgen wel anders.  Teveel heb ik al verloren. Niet alleen in relaties maar ook in familie en vrienden. Dood, ziekte, pijn, afscheid, hoop, verlangen en verdriet. Het drijft mensen soms naar elkaar maar te vaak ook uit elkaar. Het maakt me soms zo klein en bang. Bang om weer te houden van, bang om het weer te verliezen. Maar bij hen ben ik nooit bang. Onvoorwaardelijk hou ik van ze, en zij van mij.
Wat ik ook zeg, hoe ik ook doe. Het is als een dikke kabel die niet stuk kan. Er zit staalkabel in verwerkt met een teer zacht laagje er omheen. Dus ben ik wel voorzichtig want ik wil ze niet kwetsen, niet beschadigen, geen pijn doen. Het tere laagje wil ik zoveel mogelijk heel houden. Blauwe plekken, figuurlijk dan, mogen en spierpijn ook. Want daar moet je doorheen. Lopen leer je met vallen en opstaan, met blauwe plekken op je knieën of blauwe plekken van de handen die je vast hielden zodat je niet te hard zou vallen. En spierpijn van het opzoeken van je grenzen en van het soms te enthousiast doorgaan.

En na die spierpijn kom ik dan. Met olie om te masseren. Met calendulazalf om de beurse plakken weg te verzachten en kusjes om de wonden te helen. En bij alles wat ik voor hen doe, maken zij mij sterker. Sterker en sterker want in hun ogen kan ik alles aan. De sterkste man ter wereld zou ik aan kunnen als het om mijn kinderen gaat. Niet qua kracht maar mijn moederinstinct zal mij leiden. Ik zou hem misleiden, want wie niet sterk is moet slim zijn.

Ooit stootte ik degene naast mij in bed aan als ik beneden een geluid hoorde en durfde ik mijn bed niet uit. Tot de dag dat ik alleen was met mijn kinderen. Bij het minste geluid stond ik al beneden. Kom maar op als je durft, maar blijf uit de buurt van mijn kinderen want je bent je leven echt niet zeker als je hen een haar zou krenken. ‘Je bent net een eend, een moederkloek’ zei mijn schoonvader toen de oudste nog maar net geboren was, en oh wat had hij gelijk.
Maar nu ineens besef ik dat de weg twee richtingen heeft, een tweebaansweg. Mijn onvoorwaardelijke liefde voor hen is zo wederzijds. ‘Kom niet aan mijn moeder’ stralen de jongens uit en oh wat staan ze snel naast me als ze denken dat het nodig is. En nu hier op de rand van haar bed kijk ik in de stralende ogen van mijn dochter. Voor hen hoef ik niet te lijnen, geen make-up op te doen of geweldig te zijn. Zolang ik maar hun moeder ben, is alles oké.

zondag 3 februari 2013

je 'hept' je best gedaan....

Ze staat op het schoolplein en wiebelt van het ene been op het andere. Haar ogen gaan zoekend rond terwijl ze doet alsof ze echt praat met een meisje dat iets ouder is dan zij. Dan ziet ze mij en rent ze naar mij toe. ‘Ik was je kwijt’ zeg ik. ‘Ik stond op je te wachten’ is haar simpele antwoord en haar grote ogen kijken me aan. Ik kan het haar niet kwalijk nemen. Ik had gezegd dat ik terug kwam en zij dacht op het schoolplein. En inmiddels vertrouwd ze mij. Onvoorwaardelijk.
 

Ik dirigeer haar naar binnen en besef dat dit de laatste keer is. Snel zet ik die gedachte opzij. Slecht ben ik er in, in afscheid nemen. Ik hou niet van afscheid nemen. Ik laat liever de deur op een kier. Zij vreest het, afscheid nemen. Te vaak is ze verlaten. Verlaten door de mensen waarvan ze het meeste hield. Zonder pardon uit haar leven weggerukt. En nu ga ik haar ook verlaten. Dat voelt oneerlijk. Diep in mijn hart wil ik zo graag bij haar blijven. Ik zou haar willen beschermen tegen alles. Ik zou zo graag zo veel meer voor haar willen doen. Haar weer vertrouwen geven. En ik zou haar zo graag weer kind laten zijn.
Ik sluit mijn ogen en een ander klein meisje kijkt me aan. Ze is ook een jaar of acht, negen misschien, maar zij heeft haar vader en moeder niet verloren. Ze probeert te doen wat haar gevraagd wordt en helpt met taken die niet horen bij haar leeftijd. Haar vader heeft gezegd dat hij niet meer wil leven. Niet zo. Hij kan het maar niet accepteren dat hij nooit meer gewoon gezond zal zijn. Zij begrijpt het niet en kijkt stilletjes toe. Alles draait nu om haar vader, zeggen ze tegen haar. Dat zou ze niet erg moeten vinden. Ze houdt toch van hem. ‘Zo hoort het’ denkt ze en probeert vooral niet tot last te zijn want haar moeder heeft het al zo druk. Maar ze wil zo graag gewoon kind zijn. Pas heel veel later als ze zelf kinderen heeft, beseft ze wat ze gemist heeft.
Vandaag was het de laatste dag. De laatste dag bij een groep kinderen die ik in mijn hart gesloten heb. Ik heb chips gekocht en er vooral niet te veel woorden aan verspild. Vandaag is de meest aanhankelijke van het stel verkleed als koning. ‘Ik heb nog nooit met een koning geknuffeld’ zeg ik en knuffel hem nog wat langer en hij straalt. Het kleine ‘kruitvat’ wat bij het minste of geringste ontploft, kruipt mij me op schoot. Hij wil foto’s maken met mijn mobiel. ‘Ik ik ga jou ook missen’ zegt hij in de camera die hij zelf bedient terwijl hij tegen me aan kruipt. Dan krijg ik tekeningen en van de andere groep een hart vol mooie teksten. ‘Ik ga je misen ik vind je heel lief kom je langs? dat zal leuk zijn je hept je best gedaan.’ Heeft zij op de ‘kaart met een rood hartje’ geschreven die haar vriendinnetje gemaakt heeft. Om haar tekst heen staan huilende gezichtjes en huilende hartjes. Ik slik en knuffel ze allemaal. Als ze even later allemaal aan tafel zitten om te eten , is de een verdrietig is omdat ze niet naast me kan zitten en barst in snikken uit omdat ze beseft dat ik er volgende niet zal zijn. Ik zet haar op schoot en aai over haar hoofd terwijl ze haar huilende gezichtje in mijn hals verstopt.
‘Ik hou ook van jou’, zegt het meisje van acht stilletjes in mijn hoofd. ‘Wil je ook voor mij zorgen? Ik ben zo moe van het zorgen voor iedereen’ Ik schrik, ik was haar even vergeten. ‘Kan ik dat, kan ik voor haar zorgen?’  vraagt mijn innerlijke moeder zich af. Ik weet het niet. Ik probeer haar meestal te negeren. Kan ik naar haar luisteren, wil ik voelen wat zij voelt. ‘Je weet niet wat je niet weet’ zegt een van mijn relaties altijd. Geldt dat ook voor ‘je mist niet wat je niet kent’. En wat als je het dan later leert kennen. Kun je het dan alsnog gaan missen. Hoe ga je om met het besef dat je je te vroeg volwassen moest gedragen en had je dat zelf kunnen voorkomen? ‘Je hept je best gedaan’ schreef zij. Maar is je best doen alleen wel goed genoeg? Vind ik ooit dat het genoeg is? De vragen gonzen door mijn hoofd.
Dan is het zover. Ik sta samen met haar bij het lokaal. Na een lange knuffel en tig keer de belofte dat ik echt nog langs zal komen, laat ze me los en loopt de klas in. Dan ineens rent ze terug en vliegt weer in mijn armen. Tranen blinken in haar ogen en ze knijpt haar kleine armpjes vast om mij heen alsof ze me nooit meer los zal laten. Nog dichter trek ik haar tegen me aan en hou beschermend mijn armen om haar heen geslagen. Tranen lopen over mijn wangen. ‘Ik ga niet weg’ zou ik willen roepen maar dat is niet eerlijk want ik ga wel weg. Ik kan haar niet beschermen. Ik kan haar niet met me mee nemen. Ik moet haar loslaten. ‘Hou me vast, blijf bij me’ smeekt haar lijfje terwijl ze zich vastklampt. ‘Ik hou je vast en je bent bij me. Voor altijd’ denk ik. ‘Je zit voor altijd in mijn hart, nooit zal ik je nog los kunnen laten’.

 

 

 


 

 

 

vrijdag 21 december 2012

Donkere dagen voor kerst

Ze zit aan tafel met een breiwerkje. Alleen aan tafel. Vorig jaar zat hij nog tegenover haar. Maar hij is een paar maanden geleden overleden. Ze mist hem. Elke dag. Maar deze dagen nog maar dan anders.

De kerstboom heeft ze wel opgezet. Maar lol had ze er niet in. Ze miste het gemopper van hem over de lichtjes. Nu deed ze de lichtjes zelf in de boom en ook de ballen, de pegels en de engeltjes. Bij elk engeltje moest ze aan hem denken. Elk jaar kocht hij een nieuw engeltje voor haar. Hoe dat ooit begonnen was wist ze niet meer. Als vanzelf was het een traditie geworden. De avond voor kerst als ze terugkwamen van de nachtmis gaf hij haar een zoen en een klein pakketje met daarin een engeltje. Omdat je mijn engeltje bent zei hij dan. Nu pinkt ze haar tranen weg. Het is bijna kerstavond.
Zo’n honderd kilometer verderop zit een man. Hij houdt niet van kerst. Al jaren niet meer. Vorig jaar was kerst verschrikkelijk maar toen was hij nog niet alleen. Tenminste niet echt. Diep in zijn hart misschien wel. Hij had iets gedaan wat niet kon. Wat men afkeurt. Maar dingen doe je niet zomaar. Hij was niet gelukkig, het leven bracht niet wat hij zo vurig wenste en eigenlijk moest er iets gebeuren. Maar hij worstelde met zijn geweten, zijn verlangen, zijn eigen ik. De wens bleef.  En even leek het nieuwe jaar het hem te brengen. Maar nu is het weer bijna kerst. Er lijkt een leven voorbij te zijn gegaan in dat jaar. Opnieuw is hij alleen. Nu echt alleen, hij heeft veel verloren. Maar misschien wel niet zo alleen als een jaar geleden.
Heel veel kilometers verder loopt een meisje met een baby in haar armen. Aan haar hand loopt een klein jongetje. Er is geen kerst. Geen kerstgevoel. Er is oorlog en de vader van haar kinderen is weg. Ze weet niet eens of hij nog leeft. Eten heeft ze nauwelijks. Het jongetje knijpt zijn kleine handje nog vaster in die van haar. Hij is haar houvast. Zijn grote ogen kijken bang de wereld in maar als hij haar aankijkt lacht hij vol vertrouwen. Uit haar zakken pakt ze een soort van koek en geeft het hem. Ze weet niet wanneer ze weer eten zal hebben maar ze houdt van hem. Hij en de baby zijn alles wat ze nog heeft.
Oorlog stopt niet met kerst. Honger, pijn en verdriet ook niet. Ze zijn hooguit nog schrijnender rond deze dagen. De winkels glitteren en glimmen van geluk. Zoveel geluk dat je er bang voor wordt. De posters in bushokjes stralen ook al zo net als de reclames op tv. Ze laten je bijna geloven dat je geluk kunt kopen. Dat alles goed en fijn is in december. Maar het aantal vermissingen en zelfmoord is het hoogst in december. De donkere dagen laten ze de mensen die verloren hebben, hun verlies nog harder voelen. Velen zitten alleen. De december maand is de maand van familiegeluk maar wat als je dat niet hebt?

De vrouw gaat naar haar zoon de eerste kerstdag en de tweede dag naar haar dochter. Maar het gemis blijft en niemand weet hoe ze op ziet tegen kerstavond. De eerste avond zonder een nieuw engeltje. De man gaat naar zijn familie maar kijkt waarschijnlijk vaak op zijn telefoon naar de foto naar zijn engeltje dat altijd bij hem is. En het meisje…. Het meisje weet niet van kerst maar drukt haar engeltjes dicht tegen zich aan en slaat haar ogen naar de hemel en bid dat er morgen weer eten is.

zondag 16 december 2012

Ziek of ziek?


Mijn hoofd bonkt en mijn lijf doet zeer. En ik ben moe. Man wat ben ik moe. “Iedereen is ziek”, zei gisteren iemand tegen me. Ziek? Ach wat is ziek? Als ik het berichtje lees over de school in Newtown denk ik “dat is pas ziek”.
Eergisteren hield ik het nog op een avond te lang doorzakken na een geweldig concert. Zo’n avond die je eigenlijk niet wil laten eindigen en dus nog maar een glas besteld. Zo’n avond die je in een klein doosje wil doen en voor altijd bewaren. Maar toen kwam de ochtend. De ochtend na een geweldige avond is altijd minder. Minder omdat je moe bent, minder omdat je hoofdpijn hebt, minder omdat je weer afscheid moet nemen, maar vooral minder omdat je weet dat het voorbij is. Die avond is nu een herinnering.
Ik duik mijn bed in en besluit er vooral voorlopig niet uit te komen. Vandaag mag het. Vandaag kan ik wel een dagje ziek zijn. Ik ben alleen thuis en dus mag ik wel ziek zijn. Geen verantwoordelijkheid, niemand waarvoor ik moet zorgen. Dus mag ik vandaag wel een dagje ziek zijn. Niet als ik er lang over nadenk want er is nog altijd het lijstje met dingen die nog gedaan moeten. Voor heel even schuif ik het lijstje opzij en kruip ik diep onder de wol en slaap. Maar al gauw draai ik alleen maar en gaan mijn gedachten weer alle kanten op…. Charmant snuit ik mijn neus in een stuk papier van de enorme rol op mijn nachtkastje en voel me ellendig. De warme douche brengt wat verlichting in mijn hoofd net als de paracetamol.
Dan lees ik de nieuwsberichten en stuit weer op de berichtjes over de schutter. “Wat bezielt mensen om zoiets te doen” denk ik. En met mij, zo te lezen, de rest van de wereld. Iedereen heeft er een mening over. Horen we het nu alleen meer of was het er altijd al? Vergroten we nu alles nog eens extra uit? Of was het vroeger echt beter? We willen zo graag met zijn allen de wereld verbeteren maar ondertussen doen we elkaar allemaal pijn. We verwachten achterlijk veel van ons zelf en van anderen. Alles moet perfect. Je moet en moet en moet. Iedereen is moe. Steeds meer mensen lijken niet gelukkig. En het wordt alsmaar sneller en sneller. Had de schutter daar ook last van? Kon hij het niet meer aan? Was hij boos? Boos op zijn vader en moeder? Of boos op zich zelf? Was hij jaloers? Jaloers op al die kinderen die nog zoveel toekomst hadden. Of wist hij het gewoon niet meer? Was het een schreeuw om aandacht. In elk geval was hij ziek. Ziek in zijn hoofd, maar waardoor?
Kunnen we het nog wel? Gewoon van elkaar houden? Elkaar wat gunnen? Blij zijn voor een ander? Vorig jaar hoorde ik over een prachtig initiatief. Gewoon om eens belangeloos iets voor een ander te doen. Dit jaar hoorde ik hoe de een de ander het licht niet in de ogen gunde en het prachtige initiatief een strijd van mensen onderling geworden was. Ineens ging het niet meer over het initiatief zelf en het zo maar simpel even een ander gelukkig maken, maar over wie de credits zou ontvangen. Boze berichten gingen over internet. Is dat dan waar het om gaat? Moeten mensen elkaar zoveel pijn doen. Oordelen op één dag of één daad? Kunnen we het nog wel, elkaar vergeven. En vooral onszelf vergeven. Hebben we er enig idee van als we de ander zoveel pijn doen? En kunnen we het dan nog echt goed maken en hoe?
Ooit was de schutter in Newton een baby in een wieg. Nog vol van liefde voor zijn vader en zijn moeder. Waar ging het fout? Wat is er in die jaren gebeurd. Wie heeft hem zoveel pijn gedaan dat hij zo kon eindigen? Was het in zijn babytijd? De klap van de scheiding van zijn ouders? Verkeerde vrienden? Werd hij gepest of was het genetisch bepaald? Maar vooral de vraag heeft niemand het zien aankomen. Zag niemand dan zijn verdriet? Of raasden we allemaal voorbij. Op zoek naar ons zelf. Rennend om maar aan alle verplichtingen te voldoen. Kunnen we het nog wel zien? Willen we het wel zien?
Mijn hoofd bonkt en mijn lijf doet zeer. Ik snotter rustig door. Het heerst. Ik hoop dat het snel over gaat. Maar nog meer hoop ik dat de puinhoop die we elkaar aandoen over gaat. Dat dat niet blijft heersen. Dat de wereld tot rust kan komen. Dat we weer oog hebben voor elkaar en dat we met een kopje soep en een dag goed slapen wat meer wonderen kunnen doen.

woensdag 12 december 2012

't Huis

Het huis is nog leeg
Niet met spullen, nee dat niet
Maar wel qua “ons verhaal”
Want dat is er nog niet

Het huis is ook zo vol
Vol met spullen en met dozen
En met een ander verleden
Dat ik zo graag wil lozen
 
Er hangt hier nog van alles
Maar met elke doos die ik leeg
Is het alsof ik iets van dat verleden
de kamer uitveeg

Het huis moet nog wennen
Past nog niet helemaal
Maar met elke dag
Komt er een zin bij in “ons verhaal”

Het huis is nog maar een huis
Ik mis in het woord nog de “t”
Dus steek ik de haard, wierook en een kaarsje aan
En misschien valt het dan wel mee
 

 

zondag 4 november 2012

Tot je er weer bent


Als je er niet bent
slaap ik op jouw kussen
ruik ik je geur
in je shirt dat ik omarm

Als je net gegaan bent
staar ik naar je foto’s
drink ik uit jouw beker
de koffie die mij verwarmt

Als je niet bij me bent
koester ik de herinneringen
en tel de dagen, de uren
tot je er weer bent

zaterdag 13 oktober 2012

Verdwenen kind

Soms voel ik je in mijn huid, mijn haar, heel even maar, zo dicht bij mij…… ’t is of je tussen hart en ziel je plek weer vindt, geliefd verdwenen kind.  

Elk jaar schrijft ze een gedicht voor hem. Haar kind, haar zoon, haar verdwenen kind. “Het slijt nooit, de pijn, het verdriet en het gemis. Ook al heb ik nu een dochter en nog een zoon” zegt ze. Achtendertig jaar is het nu geleden, maar ze denk nog dagelijks aan hem. Aan haar zoon die maar zo kort geleefd heeft, die ze maar zo heel even kon zien.  

Acht maanden zwanger was ze toen de vliezen braken. Dat dat niet goed was, wist ze natuurlijk wel. Eenmaal in het ziekenhuis was het wachten. Gek genoeg was haar man gebeld maar wist zij van niets. Ineens kwamen ze met zijn allen aan haar bed. Onvoorbereid wat er ging komen, werd haar verteld dat ze nu moest bevallen. Ze was nog zo jong. Heel even had ze haar kindje daarna op haar borst, heel even kon ze hem zien, voelen. Daarna werd hij naar de couveuse gebracht. Nog één keer werd ze die dag met bed en al naar haar zoon gebracht, maar kijken moest ze van achter het glas. Aanraken kon ze hem niet. Hoe hard voelt het dan om terug te gaan naar de zaal waar 15 andere moeders hun baby in een bedje aan het voeteneinde hebben staan.  

De volgende ochtend kwam een coassistent haar halen. Niet op de zaal of in een kamertje maar in de badkamer probeert hij al stamelend te vertellen dat haar zoon is overleden. Ze kon het niet, ze kon niet meer terug naar de zaal gaan. Terug naar zoveel gelukkige moeders met baby’s. Ze wilde weg, weg van daar. Haar man wist het al, hem hadden ze blijkbaar die nacht ook al verteld dat het niet goed ging. Maar haar niet. Amper één dag na de bevalling ging ze naar huis. Nu heel gewoon maar niet in die tijd, toen was je kraamvrouw en mocht je niets. Haar spullen haalde haar man van de kamer. Aan afscheid laten nemen, haar kindje nog even kunnen zien of aanraken, daar dacht niemand aan. Thuis, vijf hoog in een flat, wachtte geen hulp. Daar moesten ze het samen maar redden. 

Nog ziet ze de kamer waarin de mensen die haar na staan zitten en beslissen over haar kind. Over waar het begraven zou moeten worden. En dat was niet eenvoudig. Verzekerd was je daar niet voor in die tijd. Een anoniem graf moest het dus worden. De zo misplaatste opmerking van haar broer: “begraaf het maar hier onder de flat” galmt nog steeds na in haar oren. Een begraafplaats mocht niet omdat een ander familielid daar steeds langs zou rijden. Maar niemand dacht aan haar verdriet. Het verdriet om haar zoon die zij al die maanden gedragen had. Ook bij de begrafenis was ze niet. Ze was kraamvrouw dus kon dat niet. Nooit heeft ze geweten waar het grafje was.  

Er was niets. Geen baby, geen foto, geen geboortecertificaat, niets. Alsof het niet bestond. Alsof ze het verzonnen had. Hoe kon ze het bewijzen. Ze wilde zo graag een tastbaar bewijs dat haar zoon er geweest was. Jaren later besluit ze alsnog om dat bewijs naar boven te halen. En dat lukt haar. Haar wil is dan zo sterk. Ze laat mij het geboortecertificaat zien. In het rapport van de arts die nu het dossier behandelde staat dat als het niet in 1974 was geweest maar nu, haar zoon nog geleefd zou hebben. Het voegt niets toe. Wat kun je er mee. Het maakt het gemis niet minder.

Ze wil het zo graag een plekje geven maar nu na het overlijden van haar man, de vader van haar kind, lijkt het gemis nog sterker. Ze had hem zo graag zien opgroeien. Haar man laten zien hoeveel hij op hem zou lijken. Maar dat is haar niet gegund. Inmiddels heeft ze nog twee kinderen en zelfs kleinkinderen. Haar kleinzoon is vernoemd naar haar zoon. Mooi maar ook moeilijk vindt ze dat. De datum komt weer langzaam in zicht. De dagen worden zwaarder. Dit jaar valt de datum weer op zaterdag en zondag, precies zo als toen. Haar gedicht is klaar. Ze telt de dagen. Ze telt tot ze weer voorbij zijn. De geboorte en de sterfdag van haar verdwenen kind.

 Zo ver van hier, toch zo dichtbij. Zachtjes aangeraakt, je bent weer eventjes bij mij.
En even ben ik dan weer blij…… tot jij weer in het niets verdwijnt!!!!

woensdag 26 september 2012

De verloren “dochter”

“Ooit was ze een beetje ook mijn dochter, tenminste zo voelde het. Ooit schreef ik een gedicht voor haar. Niet geboren uit mij, maar geboren in mijn hart. Nu ben ik haar kwijt. “

We wandelen door het bos en praten. Over de afgelopen tijd. Over de nieuwe dingen in ons leven, over afscheid en over verdriet. “Ik mis haar” zegt ze ineens. “ondertussen lijkt het heel gewoon maar soms ineens mis ik haar”. “Dat is toch ook niet zo gek” zeg ik “ze was zo lang in je leven”.  Vier was ze, toen zij haar leerde kennen. Net naar school. Nog zoveel behoefte aan houvast. Vorig jaar moest ze haar loslaten. Nu ziet ze haar niet meer.
“Ik dacht echt dat we contact zouden houden” verteld ze. “een illusie maar ik heb me er wel aan vast gehouden”. Ik weet dat ze langer dan goed voor haar was in haar relatie is blijven hangen. En ik weet ook dat het loslaten van haar een van de moeilijkste dingen voor haar geweest is. Dat ze daardoor misschien wel veel langer vol gehouden heeft.
Het nieuwe samengestelde gezin is een vreemd iets. Je voegt gezinnen samen, gaat van elkaar houden maar als het niet lukt ben je niet alleen een illusie armer maar heel veel meer. Jaren ben je mede verantwoordelijk voor een paar kinderen extra. En of je nu wel of niet hun echte vader of moeder bent, je ontkomt er niet aan een deel van het leven te worden. Zij was thuis met de kinderen en dus deelde zij mee in de opvoeding. Anderen maken er een sport van om daar een mening over te vormen en hoe je het ook doet, je doet het nooit goed.
Hou je van je nieuwe kinderen, zijn er mensen die daar wat over te zeggen hebben. Hou je niet van ze, is het voor een andere groep weer niet oké. Opvoeden van je eigen kinderen is al niet simpel maar in het leven stappen van andere kinderen is nog veel ingewikkelder. Met je eigen kinderen heb je een sterke band, een soort staalkabel. En je moet het als ouder of kind wel erg bont maken wil die stuk gaan.  Met je stiefkinderen heb je een dun draadje. Dat draadje verbind je maar je bent altijd alert dat het stuk kan gaan.
Pas had ik een gesprek met een man die vertelde dat zijn broer het kind van zijn ex opvoedt. De andere kant van de medaille. Mooi is het, dat zoiets kan. Maar zo triest dat de moeder er dus niet is. Dubbele verhalen over zoveel liefde en tegelijk zoveel verdriet.
Ik kijk naar mijn vriendin. Zij is nu uit het leven van hun vader. En daarmee uit hun leven. Ooit was zij er elke dag. Bracht zij haar naar bed en werd zij geroepen als ze ziek was in de nacht. Waste zij haar haren en bracht zij haar naar school. Bespraken zij vriendjes en de moeilijke dingen van het leven. Ze lachten en huilden samen. Vaak dachten anderen dat ze moeder en dochter waren. Zij konden daar samen grapjes over maken. “Geen bloedband, maar wel verbonden met elkaar” schreef ze. “Niet je moeder maar in mijn hart wel mijn dochter”. Nu is ze haar kwijt.
We zijn stil en in gedachten en wandelen verder. Dan zegt ze zacht “Ooit was ze een beetje ook mijn dochter…”

maandag 17 september 2012

Het kaarsje dat niet uit mag gaan

“Ik werd bijna boos op hem,” zegt ze verdrietig “maar hij weet natuurlijk helemaal niet waarom die niet uit mocht. En hoe leg je het uit he?” ze kijkt me aan en even is ze stil en staart voor zich uit. “Hoe leg je uit dat je liefde voelt voor een meisje dat je niet kent en nooit zult leren kennen?”
Ik zit naast haar in het parkje buiten en denk na over wat ze zegt. Ik heb er wel eens over gehoord en gelezen, over meisjes of vrouwen die verliefd werden op mannen met wie ze correspondeerden. Meestal gevangenen. Maar dan kun je zeggen dat je verliefd word op de aandacht, op de brieven en meestal op de kans dat jij degene wel kunt helpen, op het rechte pad kunt krijgen. Maar bij haar is het zo anders. Niet te vergelijken met deze verhalen. Haar liefde voelt zo puur.  Ik ken haar niet zo goed. Vandaag raakte we zomaar aan de praat. Over het weer en over de kinderen. Op een of andere manier gaan gesprekken altijd weer over de kinderen.
Dan verteld ze me ineens zomaar uit het niets over haar vriend. “Heeft hij ook kinderen? “ vraag ik. Ze lijkt te aarzelen. “Uh nee, nou ja eigenlijk wel” stamelt ze. “Hij heeft een dochter maar die leeft niet meer, ze is dood geboren”. Ik ben stil. Dan vertelt ze mijn zijn verhaal en hoe dubbel het voelt. “Hij kent haar niet” zegt ze “en toch ook weer wel. Daar worstelt hij erg mee. De hoop en dat hij haar nooit zal leren kennen, nooit zal zien opgroeien. Ik ken haar helemaal niet, zal ook nooit de kans krijgen. Maar zij is wel een deel van hem en ik hou van hem. Dus ook van haar. Ze is altijd onzichtbaar maar wel heel dichtbij. Zo voelt dat”.
“Soms voel ik me zo schuldig” zegt ze dan. Verbaasd kijk ik haar aan. “Als zij er nog was geweest had ik hem misschien nooit leren kennen” legt ze uit. “Dan waren zij nog bij elkaar geweest.” Ik pak haar hand. “Niet doen” zeg ik zacht “het leven gaat zoals het gaat.” “Soms vraag ik in gedachte haar toestemming” zegt ze “dan vraag ik of ze het wel goed vind dat ik nu bij haar papa ben. En dan zoek ik naar een teken”. Er loopt een traan over haar wang. Ik knik en slik “Dat herken ik”, zeg ik dan.
Ze vertelde over hun kennismaking en hoe ze al voor ze zijn verhaal wist een kaarsje liet branden in een hartje en hoe geraakt hij daardoor was. Nu steken ze elke avond een kaarsje voor haar op. Samen of ieder apart, net zoals het uitkomt maar altijd brandt er een kaarsje voor haar. Thuis heeft hij een eigen plekje voor haar waar hij de kaarsjes brand. En ook zij heeft nu een vaste plaats, door hem uitgezocht. Daar brandt ze een kaarsje in een mooi glazen potje met een hartje erop. Van haar mag het lichtje nooit uitgeblazen worden. Dat voelt niet goed. Het liefst houdt ze het dag en nacht brandend.
“Ach, hij wilde helpen” komt ze terug op het voorval. “Hij kon het niet weten want dat het kaarsje voor haar brandt heb ik nooit verteld”. Ze kijkt me aan. Ik ken haar amper maar voel de warmte en liefde die ze uitstraalt. “Het is mooi” zeg ik dan. “Hij weet best dat je niet echt boos bent en hij weet en voelt ook dat je genoeg liefde hebt voor hen allemaal.

maandag 10 september 2012

Weet dat je in mijn hart altijd blijft voortbestaan


“Alles is voorgoed gedaan, als jij er klaar voor bent” zingt Clouseau vanuit de laptop “Ik heb aan je zijde gestaan, mijn God ik heb je graag gekend”. Ze wil het hem zo graag laten horen, dit voor haar zo belangrijke lied, maar het lukt haar nog steeds niet.  De tranen lopen over haar wangen. Stil zit ze achter haar laptop. Ze kan er niet naar luisteren zonder te huilen. Mijn god wat mist ze hem, nog steeds, na 18 jaar mist ze hem nog steeds. Elke dag.
Ze was 24 jaar oud. Daar zat ze in het tehuis waar hij de laatste maanden woonde. Nu voor de 3e nacht. Hij kon niets meer horen, kreeg niets meer mee had de verpleging gezegd. Zij geloofde het niet en bleef tegen hem praten. Gewoon over de dingen die ze had meegemaakt, wat er gebeurde, wie er binnenkwam, wat voor weer het was. “Ik ga je mond even insmeren hoor” zei ze tegen hem, “want je lippen zijn zo droog dat voelt vast niet lekker”. En rustig deed ze met een wattenstaafje wat vaseline op zijn droge gerimpelde lippen. Zij mocht het, het liet het allemaal toe. Niet als de verpleging het deed, dan begon hij ongecontroleerd om zich heen te slaan. Dat is omdat ik hem vertel wat ik doe, dacht ze.  En bleef dus rustig vertellen tegen hem terwijl ze zijn hand vasthield en zacht streelde.
Hij was haar vader. En ook al was hij aan het dementeren het laatste jaar en waren de rollen zo omgedraaid geweest, hij was haar vader. Ze hield van hem. En wat er ook gebeurde zij zou er voor hem zijn. Dus was zij er overdag en in de nacht. Af en toe ging ze weg, vertelde hem dat ze even een kop koffie ging drinken en zo weer terug zou zijn. Ze wilde dat hij rust had, en mocht hij liever willen gaan zonder dat zij daar bij was, moest hij die kans ook krijgen vond ze.
Die middag had ze gemerkt hoe waar haar verhaal was dat ze niet konden zeggen of hij wel of niet iets mee kreeg. Ze had naast hem gezeten toen Jan, zijn favoriete verpleger, binnen kwam. Jan had uitgelegd dat hij nu zoveel morfine kreeg tegen de pijn, dat een reactie niet meer mogelijk was. Ze dacht nog “klets jij maar lekker raak”. Jan had zijn normale taken gedaan en de lijsten bijgewerkt met zijn bevindingen. Toen hij de deur uit liep had zij tegen haar vader gezegd “Jan gaat weer weg, zeg maar houdoe tegen hem”. En tot ieders verbazing had haar vader zijn ogen half geopend, zijn hand opgestoken en mompelde hij “houdoe”.  Jan stond aan de grond genageld bij de deur, trok wit weg en stamelde “maar dat kan helemaal niet”.  Even later had ze tegen de verpleging gezegd dat alles over haar vader niet meer aan zijn bed  gemeld mocht worden maar graag even op de gang. Het personeel had geknikt. Wat konden ze er tenslotte tegenin brengen.
Die zelfde middag was haar moeder binnengekomen en had gezegd dat alles wel goed zou komen. “Nee, mam,” had ze beslist geantwoord “het komt niet meer goed en papa weet dat ook. Hij heeft van jou nodig dat jij het accepteert dat je afscheid van hem neemt. “ Dat was moeilijk voor haar moeder geweest maar ze was blij dat ze het gezegd had. Ze zag haar vader langzaam afscheid nemen van iedereen. En ze wist instinctief hoe belangrijk dat voor hem was. Die nacht was ze moe geweest. Moe van het dag en nacht in het tehuis zitten in een bedompte kamer aan het bed van haar vader. En dus was ze in slaap gevallen. Met haar hoofd op zijn borst had ze geslapen. Toen ze wakker werd, keek ze naar hem. Het leek alsof hij gewacht had tot ze uitgeslapen was. En op het moment dat ze uitgerust was, nam hij als laatste afscheid van haar. Zuchtte en sliep in. Ze bleef even bij hem staan voor ze de verpleging riep.
Haar moeder was op dat moment wakker gemaakt. Wakker gemaakt door haar hond die die nacht naast haar bed sliep. Hij had haar een lik over haar wang gegeven en zijn poot op haar arm gelegd. Toen ze eenmaal wakker was en zich afvroeg wat de hond toch van haar wilde, hoorde ze de deur open gaan. Haar zoon kwam binnen en vertelde dat hij gebeld was dat zijn vader, haar man overleden was.
Op het afscheid klonk het liedje van Clouseau en omdat er geen plek is om naar toe te gaan, is het liedje haar plekje geworden. ” Ik blijf nu hier, jij gaat naar daar. En daar is niet zover van hier. We spreken af, ik weet niet waar, en daar ontmoeten we elkaar.” Ze mist hem, denkt elke dag aan hem. Wat zou ze graag willen dat hij haar kinderen zou kennen, wat zou ze de liefde van haar leven nu graag aan hem voor willen stellen, maar niks van dat alles is waar.
Zonder jou tikt de klok even snel, maar de tijden veranderen wel. Dus ik neem afscheid, jij moet nu gaan, weet dat je in mijn hart altijd blijft voortbestaan.  En ik weet ik zou dankbaar moeten zijn, maar precies daarom doet het zo’n pijn……. Zonder jou…..