zaterdag 20 april 2013

Op zonne-energie

‘Heerlijk’ zucht ze met haar ogen dicht en haar gezicht naar de zon gedraaid. Haar voeten liggen op de stoel tegenover haar en haar armen hangen losjes naar beneden. Er ligt een tevreden glimlach op haar lippen terwijl ze geniet van de warmte van de zon. Ik moet stilletjes lachen om haar. Het is geweldig om te zien hoe ze daar ontspannen zit. Ze ademt diep in en vervolgt dan: ‘dit was precies wat ik nodig had’.

Ook mijn voeten liggen op de stoel tegenover mij en ik kijk over het water voor me. We zitten bij een ‘tentje’ aan het Veluwe meer met een prachtig uitzicht en ook ik zit echt te genieten. Langzaam voelde ik alle stress wegebben en de energie weer komen. Vorig jaar waren we er ook al eens en toen bedacht ik me dat ik daar vaak zou zitten. Dan zou ik de laptop meenemen en daar aan het water gaan schrijven. De realiteit is dat ik er de hele zomerlang niet één keer geweest ben. Zonde eigenlijk want het is een heerlijke plek. Het klonk toen zo mooi, het idee was zo goed, maar eigenlijk weet ik nog steeds niets of ze er eigenlijk wel internet hebben en vooral of er een beetje verbinding te krijgen is.
Het is nog niet eens zo heel erg warm maar het zonnetje doet wonderen. ‘Ik zat volgens mij gewoon in een winterdipje’ zegt ze dan. ‘Jij niet alleen’ antwoord ik haar. “Man oh man wat doet dat zonnetje ook mij goed’. Het lijkt alsof ik hier, terwijl ik stil zit, mijn innerlijke batterijen aan het opladen ben. ‘Zou dat het zijn?’ vraag ik mezelf hard op af en ze kijkt me verbaasd aan. ‘Ik vraag me af of ik misschien gewoon op zonne-energie loop’ zeg ik grijnzend. Ik was zo moe de laatste weken, misschien was mijn opgeslagen zonne-energie gewoon op. Ze kijkt me lachend aan en schud meewarig haar hoofd. ‘Dat kan toch’ zeg ik op protesterende toon en probeer er zo serieus mogelijk bij te kijken. ‘Tjonge’ zegt ze, ‘dat zou wat zijn he, mensen op zonne-energie. Zodat je gewoon af en toe wat extra’s kunt inzetten’.
Mensen op zonne-energie. Volgens mij lopen we gedeeltelijk ook op zonne-energie. Op licht in elk geval. Zonder licht, kunnen wij mensen niet functioneren. Licht beïnvloed onze biologische klok. Met licht kunnen we zelfs bij een jetlag ons lichaam voor de gek houden. En licht therapieën tegen de winterdip. ‘Wist je dat er ongeveer een miljoen mensen in Nederland zijn die last hebben van een winterdip?’ vraag ik haar. De rimpel in haar voorhoofd en de verbaasde ogen zeggen genoeg. ‘De oorzaak van de winter blues zijn onbekend’ vervolg ik ’maar omdat de winterdepressie optreedt als er te weinig daglicht is, is het wel duidelijk dat er een link is. En wist je dat vrouwen tussen de 13 en 55 jaar een grotere gevoeligheid hebben voor het ontwikkelen van de winterdepressie’. Ze schudt haar hoofd. ‘Eigenlijk niet gek dus zegt ze dat wij zo aan de zon toe waren’.
Ik ga wat verder onderuit zitten in mijn stoel en staar over het water. Toch niet zo’n gek idee hoor, de mens op zonne-energie. En ik laat mijn fantasie de vrije loop. Maar waar laat je dan de energie die je te veel tankt? In een tank ofzo? Maar waar laat je dan die tank….. Mijn fantasie doet zijn werk en zoals altijd zie het direct voor me. Oh mijn hemel…. Ben ik blij dat ik niet in het zonnige Spanje woon….


zondag 14 april 2013

Het roze olifantje

Het is lente. En vandaag gaat de zon schijnen. Want dat hebben ‘ze’ beloofd. Al vanaf acht uur in de ochtend verschijnen er klagende berichten op twitter, want de zon komt pas in de avond. Er is mist, mist en regen. Niet veel maar toch. Nederland klaagt, zoals alleen Nederlanders dat kunnen doen. Het gaat dus goed met Nederland. Ondanks wat de politici in den Haag roepen. Het gaat goed met Nederland, want Nederland klaagt over ‘het weer’.

Beloofd is alleen dat het warmer wordt dit weekend. Maar daar maken wij dan gelijk in ons hoofd een zonnig weekend van. En dan valt het natuurlijk altijd tegen. Het kan niet anders, dat besef ik ook wel. Als je twintig graden hoort, denk je als vanzelf aan de zon en blauwe luchten. Zeggen dat je er niet aan moet denken werkt al helemaal niet. Dat is zoiets als ‘denk niet aan het roze olifantje’. Juist…. Waar denk je nu aan….
‘Daar gaat mijn stranddag’ lees ik op twitter. Stiekem ben ik wel blij. Wij gaan ook naar het strand, maar ik vind het strand vooral fijn als het niet al te druk is. Lekker uitwaaien en het water horen, het liefst met mijn voeten in het zand maar dat bewaar ik voor de volgende keer. Niet alles in een keer, dat zou nog zonde zijn. Uitwaaien aan het strand, mijn gedachten laten opkomen en ook weer laten wegwaaien. Dat is goed voor me. Daarna kan ik er weer tegen. Beter bestaat bijna niet.

Bij het horen van temperaturen van twee cijfers, ging Nederland direct massaal uit hun dak. Toen de weergoden daar ook nog eens een begincijfer 2 van maakten, brak de zomergekte helemaal uit. Plannen werden gemaakt, vrienden uitgenodigd, barbecues werden gepland. Dagjes uit kwamen op het programma, strand, pretparken, speeltuinen, wandelen en nog veel meer. Picknickmanden werden van zolder gehaald. Maar nu is het dan zondag en blijkt het roze olifantje ineens weer grijs. Nog steeds een olifantje, maar dan gewoon grijs zoals je ze altijd al zag. Het kwik loopt langzaam omhoog maar de grijze wolken verdwijnen nog niet. De mist overheerst. En met de grijze lucht ook de sombere berichten op Social Media.
Ik krijg vooral de neiging om Nederland massaal op te roepen eens positief te zijn. Wees eens blij met wat je wel hebt, in plaats van te zeuren over wat je niet hebt. Laat de buurman de buurman en leef je eigen leven. Het gras is altijd groener vanaf een afstandje. Zet vandaag je zonnebril op en bekijk de wereld eens met een zonniger tintje.  En moet je nog een nieuwe zonnebril dit jaar; koop er dan eens een met van die zonnig bruine glazen waardoor de lucht net wat stralender wordt, het gras groener en het water blauwer. Bedenk dat je vandaag je handschoenen niet aan hoeft en dat de blaadjes langzaam aan de bomen beginnen te komen. Bereid je langzaam voor op de zonnige zomer in plaats van vandaag de hele zomer in één dag te willen beleven.

Het is lente en jij bent blij. Ik zie het aan je. Je gezicht lacht en je ogen stralen. Ik zie zelfs iets van een twinkeling. Ben je soms verliefd? Is dat het? Zijn het de vlinders die ik zie. Wat mooi! Ja, nu zie  ik het helemaal. Je bent verliefd, je voelt de lente in je lijf. Je straalt geluk uit. Heerlijk om te zien dat jij zo loopt te genieten, want dat is wat ik je gun. Ik gun je alle geluk van de wereld en de lach van een blij verliefde tiener. Voel je het ook? Ik plant nu een roze olifantje in je hoofd, geniet er van.


zaterdag 6 april 2013

Spooktrein

De lichten zijn aan. Toch is er niemand te zien. Spookachtig stil verlicht staan ze daar te staan. Terwijl ik voorbij rij, word mijn aandacht als vanzelf getrokken. Buiten is het aardedonker is, maar daar brand licht achter elk raampje. Ik kan zien dat er niemand binnen is. Zelfs vanaf de weg kan ik het zien zo licht is het daar binnen. Het is een vreemd stilleven, helverlichte treinen die eenzaam stil op een verlaten rangeerterrein staan. Een stilleven en spookbeeld tegelijk. Ik weet eigenlijk niet wat ik verwacht. Niemand of iemand te zien daar in die treinen. Ik weet niet wat me meer gerust zou stellen.

Ineens denk ik aan het spookstation. Vanaf dag 1 dat ik daarvan hoorde, wilde ik er heen. Er ligt een cache en zo wist ik van het bestaan. Een station gebouwd maar nooit afgebouwd. Nooit is er een trein gestopt. De bedoeling is dat hier ooit een station zal komen. Misschien als er een woonwijk komt, maar voorlopig ligt het spookachtig stil in het landschap. Een aantal keren ben ik het per trein gepasseerd. Als je het niet weet, merk je niet eens dat je een station nadert of er overheen dendert. Een heel aantal keren ben ik er met de auto vanuit de verte voorbij gereden en altijd werd mijn blik,  net als vanavond,  als een magneet er naar toe getrokken. Met als enig verschil dat daar geen trein te bekennen is.
Als een magneet, zo werkt het op mij. Net als het kasteel een eindje verderop. Het kasteel dat nooit afgebouwd is. Dat als een raar half afgebouwd al weer bijna vervallen stilleven, op een afstandje toekijkt. Waar ik klimop tegen zou laten groeien om er een soort van ruïne van te maken. Een vervallen ruïne op nieuw land. Een nieuwe trekpleister geboren. Een paar weken geleden las ik dat daar de meeste geesten van Nederland dwalen. Geesten van vergane schepen, tezamen op deze niet afgebouwde plek. Nog interessanter vind ik het kasteel nu, maar er alleen heen gaan leek me ineens geen slim plan meer. En toch….
Nog even kijk ik om, om zo een laatste glimp op te vangen van die stilstaande treinen. Helemaal verlicht en helemaal leeg. Tenminste dat denk ik. Simpel omdat ik niemand zie, maar of het zo is…
Dan denk ik terug aan de avond dat ik met mijn overbuurmeisje mee mocht naar haar nieuwe school. Ze gingen verhuizen en zij ging naar de middelbare school. Om al een beetje te wennen, was ze uitgenodigd voor een toneelstuk en ik mocht met haar mee. Nog zoek ik van tijd tot tijd of het stuk niet gewoon ergens speelt, zo graag zou ik nog een keer het zien en voelen. In mijn gedachten zie ik de leerlingen die wachtende mensen voorstelden op een perron. Zelfs in die tijd al speelden vertragingen van de NS al een rol. De laatste trein kwam dus niet en de wachtende mensen moesten overnachten in de wachtkamer van het station. De spanningen tussen de reizigers bouwden zich op. En de conducteur maakt het zeker niet minder erg. En ineens was het donker. Aardedonker. Alle lichten vielen uit. De flitsende lichten en een oorverdovend kedeng kedeng (zonder oe hoe) liet de toeschouwers geloven dat er een trein door de tot theater omgetoverde aula denderde. De laatste trein.

Is het de warme herinnering aan het mee mogen met mijn iets oudere overbuurmeisjes, het gevoel van groot zijn. De kunstzinnige inslag van de school die zo goed bij haar en haar ouders paste en waar ik me zo in thuis voelde. Of is het ’t mystieke van het ongrijpbare wat me zo aantrekt en waardoor ik naar die treinen toe zou willen. Er doorheen lopen en voelen.
Het is spookachtig stil en toch lijkt het daar zo druk. Is het het licht achter de raampjes of is het meer? Ik zal het nooit weten. Want in plaats toe te geven, probeer ik de magnetische kracht te ontwijken en rij ik door. Rechtdoor naar huis. Naar huis waar het de laatste dagen minstens net zo spookt.