zondag 30 september 2012

De tijd vliegt

Een kop groter dan ik en een bos donker haar. Een neus die krult als hij lacht. Handen als kolenschoppen zou mijn oma zeggen en met zijn schoenmaat 47 staat hij stevig op de grond. Een eigen mening maar wel zo af en toe de mijne nog even nodig. Morgen wordt hij 16 jaar. En ik ben trots op hem.

De hond hing al de hele dag om mij heen te draaien. De kapster kwam in de avond en een vriend zei simpel toen hij naar de hond keek: “dat duurt niet lang meer”. Hij kreeg gelijk. Die nacht om 4 uur begon het. Rond 6 uur moest ik echt nog de laatste schilderijtjes inlijsten en gelukkig was zijn vader zo slim gewoon gedwee mee te werken. Om 7 uur ging hij richting werk om die “verjaardag mailing” van ons bedrijf maar even stop te zetten. Waarschijnlijk hadden we wel wat anders te doen die dag dan orders schrijven. Dat het een jongen was voelde ik al lang maar om 11.05 uur was hij daar dan, mijn zoon.
De tijd vliegt, maar veel momenten staan in mijn geheugen gegrift. Ik kan me nog zo goed die eerste nachten herinneren, hij en ik samen in het grote bed. Alles stil en buiten zo donker. De tijd stond stil en ik wist dat die momenten uniek waren, dat ik die moest opzuigen en dat ze nooit meer terug zouden komen. De angst toen hij na 7 dagen naar het ziekenhuis moest omdat zijn voetje niet goed stond en de opluchting toen hij zonder gips weer thuis was. Elke moeder zal ze herkennen.
De laatste tijd denk ik er steeds vaker over na hoe gelukkig ik ben dat ik kinderen heb en ook nog eens gezonde kinderen. Voor sommige zo gewoon maar zo gewoon is het niet. Het wonder van de geboorte is zo uniek. Zoveel aspecten bij elkaar, het nieuwe leven en de hoop dat je het als ouder dan maar goed zult doen met de wetenschap dat je zovele fouten zult maken.
Maar elk jaar denk ik terug. Als vanzelf, aan de afgelopen jaren. Aan hoe hij in zijn kinderstoel zijn koekjes deelde met de hond. Hapje voor jou, hapje voor mij. De hond en hij, twee handen op een buik. Als ze beide stonden was hij even hoog maar wel de baas. En hoe groot zijn verdriet toen de hond overleed. Ik denk terug aan de dag dat ik hem aan het zoeken was bij de kinderboerderij en hij nog geen twee turven hoog de geitjes stond te aaien. Over het verdriet als ik hem naar de crèche bracht en hij hartverscheurend bleef huilen. En aan zijn eerste vriendinnetje die vertederend zijn naam zei als ze het zonnetje van de teletubbies hoorde lachen.  Aan de tijd dat hij 2,5 jaar was en dromerig verliefd vertelde dat hij haar zo miste.
Ik denk terug aan de foto momenten. Aan zijn reacties toen hij een broertje en later nog een zusje kreeg. Ik denk terug aan zijn tekeningen die een eigen verhaal vertellen. Zijn verhaal. Aan zijn droge opmerkingen en zijn kinderlijkewijsheid. Aan zijn denkbeeldige vriendje die alles wist en aan de afscheid van de basisschool. 
Met vallen en opstaan hebben we elkaar leren kennen. Een sterke band hebben we, altijd gehad en waarschijnlijk zullen we die altijd houden. Niet te beschrijven, niet te omschrijven. Een blik is genoeg. Weten wat we aan elkaar hebben. Maar vandaag kijk ik terug want morgen wordt hij 16 jaar. Een kop groter dan ik en een bos donker haar. Een neus die krult als hij lacht. Groot is hij maar lief zegt hij: “truste mammie” als hij naar bed gaat. Morgen wordt hij 16 jaar. En ik, ik ben zo trots op hem.  

vrijdag 28 september 2012

Want iedereen verdient een morgen, een morgen om weer naar huis te gaan

Naar huis, over een uurtje moet ik echt thuis zijn bedenk ik mij terwijl ik op mijn horloge kijk. Half 3, om vier uur heeft mijn dochter een afspraak bij de kapper en ik heb nog wel het een en ander te doen. Maar voor nu zit ik op de bij een bank in Lelystad en wacht ik geduldig tot alle papieren geregeld zijn. Ongemerkt kijk ik om me heen en vraag me af wie er ook allemaal mee te maken heeft…..

“Nee, niet in mijn familie” dacht ik de eerste keer toen ik de vraag hoorde, “maar in mijn directe omgeving helaas meer dan me lief is”. Wil iedereen die te maken heeft of heeft gehad met kanker opstaan, was de vraag van Wethouder Meta Jacobs. Ik was bij een bijeenkomst waar een groep kinderen had besloten om mee te fietsen tegen kanker.
Niet bij mijn ouders of familieleden. Hoewel mijn opa is aan leukemie gestorven maar dat was voor ik geboren was. En de broer van mijn vader maar dat was helemaal van voor mijn tijd. Wel in mijn directe omgeving. Mijn overbuurman toen ik nog heel jong was. Vaak ben ik bij zijn vrouw gaan theedrinken om de leegte wat draaglijker te maken. De andere overbuurman, 25 was hij met een gezin met jonge kinderen. Als hij ouder was geweest had hij nog langer kunnen leven vanwege de celdeling. Hoe krom kan het leven zijn. De juf op school waar ik zo veel contact mee had, de moeder van een jongetje bij ons op de vereniging, de vader van een vriendinnetje van mijn dochter. De beste vriendin van mijn schoonzus, haar broer en nu ook zijn vrouw. De vrouw van een goede vriend van mijn moeder en toen zij genezen was, overleed hij binnen een half jaar aan dezelfde ziekte. De kleinzoon van de opa en oma op de camping die nu aan het vechten is. En dat is echt nog niet iedereen.
Zoveel mensen en nooit had ik er aan gedacht. Tot hij me vroeg of ik donderdagochtend bij de eerste vergadering kon zijn. “Vergadering? “ zei ik, “waarvan?” Een aparte manier van vragen of ik in het nieuwe bestuur van KWF afdeling Lelystad wilde plaatsnemen. Even moest ik er over nadenken, had ik genoeg tijd want als je iets doet, moet je het goed doen is mijn motto. Het enthousiasme van de 2 mannen werkte aanstekelijk. En inmiddels zijn er al heel wat plannen over tafel gegaan. Niet zomaar loze beloftes maar plannen met inhoud. Het doet me goed, eindelijk kan ook ik mijn steentje bijdragen. Vorige week was de collecteweek en liepen heel wat mensen deur aan deur voor een bijdrage aan het KWF. Ieder met een eigen verhaal waarom ze zich willen inzetten. Samen zijn we sterk. Onze jongste vrijwilliger is een meisje van 8 jaar. Alleen lopen mag ze niet, dat is niet veilig. Maar haar motivatie om te lopen is zo sterk. Haar vader is overleden aan kanker en dus loopt haar moeder met haar mee. Ze snapt er niets van dat er ook nog mensen zijn die niets willen geven. Voor haar is dat zo ondenkbaar.
Inmiddels zijn alle collectebussen ingeleverd en voor ons als bestuur betekent dat bijna de laatste fase van de collecte. Het was even wennen dit jaar, alles was nieuw maar samen komen we er uit. De opbrengst is iets lager dan die van vorig jaar maar met de 19.000 euro die we nu kunnen tellen zijn we erg blij. We ruimen de spullen weer op, plannen een nieuwe datum om bij een te komen en  nemen allemaal wat lege bussen mee voor evt. verjaardagen, bruiloften, evenementen. Ook die mogelijkheden willen we promoten. Alleen de collecteweek is niet genoeg.
Hier zit ik dan, naast een koffer en een stuk of tien lege collectebussen van het KWF. Op en bankje bij het kantoor van de bank wacht ik geduldig tot mijn medebestuursleden de papieren hebben afgehandeld. Onverwacht maakt hij een foto van mij. Het lijkt alsof ik wacht om op reis te gaan. En onverwachts heeft die foto meer lading dan onze bedoeling is. Wij strijden samen met vele andere vrijwilligers voor mensen met kanker. Mensen die graag nog de reis van het leven willen afmaken maar waarvan zomaar opeens hun reis een andere kant op gaat een andere bestemming heeft gekregen. Daar op het bankje hoop ik dat onze hulp kan bijdragen aan het feit dat iedereen een morgen verdient. Daar op het bankje hoop ik dat met deze bijdrage velen hun nieuwe bestemming voorlopig nog niet bereiken maar terug kunnen keren naar huis. Naar hun man, vrouw, kinderen, iedereen die ze lief is. Want iedereen verdient een morgen, een morgen om weer naar huis te gaan.


Mijn "Muze"

Ik kijk naar een foto en vraag me af waar hij heen loopt. Voor hem een lang pad dat in het niets lijkt te verdwijnen. Naast hem de vaart. Hij is een hond. Hij is alleen. “Op weg naar….” staat er bij geschreven. Op weg waar naar toe?

Als ik de foto zie voel ik de vele antwoorden die in me opkomen. Op weg naar huis denk ik als eerste en direct moet ik denken aan de column die ik schreef net na de collecteweek van KWF. Naar huis, niet iedereen heeft het geluk naar een huis te kunnen gaan. Hoe vreselijk wordt je weg soms zomaar anders bepaald en leg je een reis af naar een bestemming die je nog niet voor ogen had. Op weg naar het einde, confronterend en hard. Of je hebt een huis maar geen thuis, zovelen voelen zich alleen op de wereld.  Zoveel dat er een speciale week voor is bedacht. Hoe eenzaam kun je zijn. We zien het niet altijd, ook niet op deze foto. Is hij eenzaam of verheugd hij zich om de weg af te lopen? Is hij misschien op weg de weide wereld in… zovelen die dromen maar nooit de stap durven zetten. Op weg naar….. De tekst, de foto, ze inspireren mij.
Ik vraag mij ook gelijk af waar hij vandaan komt. Maar als ik de reacties lees, ben ik de enig die daar over na denkt. Het feit dat hij niet alleen is maar dat er iemand achter hem loopt die de foto maakt, vergeet ik ook graag even. Deze foto zou zo op de voorkant van een boek kunnen staan, denk ik. En ik zou dan willen weten waar hij vandaan komt, waar hij heen gaat, hoe het zou aflopen…
Het is niet de eerste keer dat een tekst van hem mij aanzet tot het schrijven van een blog. “Woensdag gehaktdag” was de eerste en daarna kwam “Gras gaat niet harder groeien als je er aan trekt”.  Eigenlijk ken ik hem niet zo goed. Een paar keer gezien, een enkele keer gesproken. Maar zijn oneliners inspireren mij tot het schrijven van teksten. Het zijn de korte zinnen, een niet afgemaakt geheel. Ruimte voor mijn fantasie, een nooit ophoudende fantasie. Altijd al gehad en hoop het altijd zo te houden. Dat boezemt mij angst in, dat je de hoop en fantasie zou kunnen verliezen. Zou kunnen vergeten.
Inspireren. Een mooi woord. Inspireren hoort bij kunst en schrijven is toch een bepaalde vorm daarvan. “Vele kunstenaars hebben een inspiratiebron” denk ik terwijl ik de zin nog eens lees. “Dus waarom ik niet. Schilders hebben een muze. Kijk dat klinkt nog eens leuk; een muze. Ik laat het woord een paar keer door mijn hoofd rollen. En eigenlijk bevalt het me wel. Een muze. Dat is het. Dat heb ik nodig. En dus verklaar ik, zomaar op een doordeweekse dag zo rond een uur of 12,hem tot “mijn Muze”. Mijn inspiratiebron van gewone simpele teksten, gekke zinnen, foto’s die uitdagen tot verhalen. Mijn verhalen.
Ik volg hem al. Op twitter op facebook. Ik ken hem amper maar u gaat meer over hem lezen. Niet over de hem zelf maar over de zinnen die hij er uit gooit. Ik hoop van harte dat hij zich niet gaat inhouden, dat zou nog zonde zijn. Misschien moet ik het geheim houden. Moet ik hem geheim houden maar hoe doe je dat. En daarbij is hij daar de persoon niet voor. Naar zijn vrouw vertel ik alvast dat ik geen enkele bedreiging vorm. Ik ben geïnteresseerd in zijn woorden. In de aanzet naar mijn verhalen. De zon schijnt en vanaf vandaag heb ik een muze!
Ik kijk nog een keer naar de foto en ik weet ineens waar hij heen loopt. Op dat lange pad dat in het niets lijkt te verdwijnen. De vaart naast hem is er niet voor niets want hij is op weg naar….”

donderdag 27 september 2012

Ogen

“Nee joh”, denkt ze als hij zegt dat ze zulke mooie blauwe ogen heeft. Maar net op tijd houdt ze haar commentaar in want laatst zei iemand anders het ook al. Blauwe ogen, ze moet er even aan wennen. Voor haar gevoel zijn ze toch echt groen.

Als ze er later over nadenkt moet ze er om lachen en toch schiet het meteen weer door haar hoofd “haar ogen zijn niet blauw”.  Gek dat iedereen dat de laatste tijd zegt. “Misschien”, denkt ze “is ze de laatste tijd weinig boos geweest. Haar moeder vond namelijk altijd dat ze kattenogen had als ze boos was. En die zijn toch echt groen.” Vroeger kon haar moeder haar met haar ogen het zwijgen opleggen. En niet alleen haar maar ook haar broers. Nu merkt ze dat zij ook met haar ogen verhalen kan vertellen. Als ze boos is lijken haar ogen vuur te schieten. En als ze wil dat haar kinderen iets doen hoeft ze inderdaad alleen maar te kijken……
Inmiddels begint ze te twijfelen of het goed is of niet. Makkelijk is het wel….dat wel. Vroeger wilde ze zo graag bruine ogen hebben. Bruine ogen waren in haar optiek zo mooi. Maar bruine ogen heeft ze zeker niet. Als ze nu haar ogen moet omschrijven zijn ze blauw/groen. Een soort van zee kleur. En dat is wel weer mooi. Want met de zee heeft ze een bijzondere band. De zee daar kan ze in verdrinken en weer boven komen. De zee lost haar problemen op.
Ooit lag ze bij de tandarts in de stoel. Ze was een jaar of 16 misschien wat ouder. “Ben jij nooit gevraagd voor reclamespotjes?” vroeg hij. En heel even, echt heel even dacht ze dat hij het over haar tanden had. Moeilijk schudde ze van nee. “Pff je hebt zulke mooie ogen” zei hij. Ze wist niet wat ze er van denken moest, en dus dacht ze maar niets. Maar tot op vandaag kan ze het zich nog herinneren.
Ogen, zelf heeft ze er iets mee. Ze valt op ogen. Niet op kleur maar op de uitdrukking van ogen. Ze vertellen haar een verhaal. Ze doorziet zoveel in ogen. En misschien komt dat wel omdat haar ogen altijd een verhaal vertellen. Haar ogen liegen nooit. Je ziet in haar ogen wanneer ze boos is, wanneer ze gelukkig is. Wanneer ze verdrietig is en wanneer ze twijfelt. Als je haar kent, lees je alles in haar ogen. En dus leest zij ook de ogen van de ander. Altijd. Onbewust.
Kleur kan ze je niet vertellen, alleen van haar eigen ogen maar ook die zien de andere dus heel anders. In haar optiek zijn haar ogen niet zomaar blauw. Maar ach, wat doet kleur ertoe? De ogen zijn de ziel van de mens las ze ooit. En zo voelt zij dat. “Als je me vraagt hoe het met me gaat en ik zeg goed. Kijk me dan eens echt in de ogen,”  zei een bijzondere vrouw laatst. En ze besefte hoe waar het is. Ogen liegen niet. Nooit.
Vorig jaar kwam de iemand tegen waarvan ze van de verte de ogen zag. De vrouw trok haar met haar ogen. En toen deze vrouw eenmaal bij haar aan tafel zat, zei ze dat wat ze nooit verwacht had;  “zo nu even een gesprek met de vrouw met wiens ogen me direct aantrokken toen ik binnen kwam” Even was ze verbaasd, uit het veld geslagen. Deden haar ogen dat? Haar ogen? Wauw!
“Zeegroen” denkt ze. En als ik boos ben wat groener. Als ik iets blauws draag, wat blauwer. Voor de gene die me kennen vertellen ze een verhaal. Wanneer ik moe ben, wanneer niet. Wanneer ik gelukkig ben, verdrietig etc.  Maar als ze weer hoort dat ze zulke mooie blauwe ogen heeft, zal ze proberen om niet meer als eerste “nee joh” te denken.

woensdag 26 september 2012

De verloren “dochter”

“Ooit was ze een beetje ook mijn dochter, tenminste zo voelde het. Ooit schreef ik een gedicht voor haar. Niet geboren uit mij, maar geboren in mijn hart. Nu ben ik haar kwijt. “

We wandelen door het bos en praten. Over de afgelopen tijd. Over de nieuwe dingen in ons leven, over afscheid en over verdriet. “Ik mis haar” zegt ze ineens. “ondertussen lijkt het heel gewoon maar soms ineens mis ik haar”. “Dat is toch ook niet zo gek” zeg ik “ze was zo lang in je leven”.  Vier was ze, toen zij haar leerde kennen. Net naar school. Nog zoveel behoefte aan houvast. Vorig jaar moest ze haar loslaten. Nu ziet ze haar niet meer.
“Ik dacht echt dat we contact zouden houden” verteld ze. “een illusie maar ik heb me er wel aan vast gehouden”. Ik weet dat ze langer dan goed voor haar was in haar relatie is blijven hangen. En ik weet ook dat het loslaten van haar een van de moeilijkste dingen voor haar geweest is. Dat ze daardoor misschien wel veel langer vol gehouden heeft.
Het nieuwe samengestelde gezin is een vreemd iets. Je voegt gezinnen samen, gaat van elkaar houden maar als het niet lukt ben je niet alleen een illusie armer maar heel veel meer. Jaren ben je mede verantwoordelijk voor een paar kinderen extra. En of je nu wel of niet hun echte vader of moeder bent, je ontkomt er niet aan een deel van het leven te worden. Zij was thuis met de kinderen en dus deelde zij mee in de opvoeding. Anderen maken er een sport van om daar een mening over te vormen en hoe je het ook doet, je doet het nooit goed.
Hou je van je nieuwe kinderen, zijn er mensen die daar wat over te zeggen hebben. Hou je niet van ze, is het voor een andere groep weer niet oké. Opvoeden van je eigen kinderen is al niet simpel maar in het leven stappen van andere kinderen is nog veel ingewikkelder. Met je eigen kinderen heb je een sterke band, een soort staalkabel. En je moet het als ouder of kind wel erg bont maken wil die stuk gaan.  Met je stiefkinderen heb je een dun draadje. Dat draadje verbind je maar je bent altijd alert dat het stuk kan gaan.
Pas had ik een gesprek met een man die vertelde dat zijn broer het kind van zijn ex opvoedt. De andere kant van de medaille. Mooi is het, dat zoiets kan. Maar zo triest dat de moeder er dus niet is. Dubbele verhalen over zoveel liefde en tegelijk zoveel verdriet.
Ik kijk naar mijn vriendin. Zij is nu uit het leven van hun vader. En daarmee uit hun leven. Ooit was zij er elke dag. Bracht zij haar naar bed en werd zij geroepen als ze ziek was in de nacht. Waste zij haar haren en bracht zij haar naar school. Bespraken zij vriendjes en de moeilijke dingen van het leven. Ze lachten en huilden samen. Vaak dachten anderen dat ze moeder en dochter waren. Zij konden daar samen grapjes over maken. “Geen bloedband, maar wel verbonden met elkaar” schreef ze. “Niet je moeder maar in mijn hart wel mijn dochter”. Nu is ze haar kwijt.
We zijn stil en in gedachten en wandelen verder. Dan zegt ze zacht “Ooit was ze een beetje ook mijn dochter…”

Dochter


Niet geboren uit mij
Maar geboren in mijn hart
Niet gegroeid in mij
Maar gegroeid naar elkaar
Niet dezelfde genen
Toch mezelf zien in jou
Geen bloedband
Maar wel verbonden met elkaar
Niet je moeder
Maar in mijn hart wel mijn dochter

dinsdag 25 september 2012

De berg

Ooit stond ik ook op een berg, maar dat was toen ik klein was. Bergen zijn mooi maar niet voor mij. Bergen zijn namelijk hoog en ik heb hoogtevrees.

Toch ging ik de bergen op. Met de auto, in een bus, lopend en zelfs op een ezel. Die laatste voerde mij langs afgronden. Doodsangsten heb ik uitgestaan op bergen. Bussen draaien zo dat het lijkt alsof je boven de afgrond zweeft. Klam zweet stond vaak in mijn handen en op mijn voorhoofd. Tranen heb ik gehuild op een berg waar we met een jeep moesten keren. Maar dat was in de tijd dat ik wist dat ik zo nooit boven zou komen.
Ik ben bang te verliezen. Dat is me duidelijk. Het ging beter, ik kon het loslaten dacht ik. Dit weekend spraken we over de toekomst. Misschien noodgedwongen stappen maar ergens voelde die zo goed. Snel, te snel? Waarschijnlijk veel te snel. Maar toch voelde ze fijn, prettig. Ik heb geklommen, jaren ben ik een berg opgeklommen waarbij ik nooit boven zou komen. Ik zou nooit boven komen omdat de berg die ik wilde beklimmen de weg al afgezet had. De top was niet bereikbaar. Ooit had daar  iemand op de top gestaan en de berg had besloten dat dat nooit meer zou gebeuren. Achteraf gezien was het ook niet mijn berg. Ik stond aan de voet van de verkeerde berg. Als ik moet kiezen tussen bergen en zee, kies ik voor zee. De zee begrijp ik. De golven kalmeren, inspireren. Bergen geven het idee dat je er toch nooit komt. En daarbij heb ik hoogtevrees. Wat moet ik dus op een berg.
Maar nu heb ik een nieuwe berg gevonden. Een mooie berg. Zomaar ineens zag ik die berg. Vanaf de grond lijkt de top hoog maar prachtig. Het is een berg met ook hobbelige paden. Maar de weg is niet afgesloten. Er staan nog wel veel obstakels op de weg  en er is geen recht pad naar de top. Ergens zweven er ook mensen op of rond die top. Ik weet niet of één ervan nog boven is of onderweg naar beneden. Ik weet niet of die ooit echt naar beneden gaat maar de weg is tot zover niet afgesloten. Ik vraag me af of ik het aandurf. Te klimmen op die berg. Te gaan naar de top. Kan ik mijn hoogtevrees, mijn angsten overwinnen?
Ik heb jarenlang gezworven, ergens in een dal rondgelopen genoten van het dal maar af en toe keek ik naar de bergen. Dan wilde ik dat ook. Dan wilde ik naar boven. Op de top staan. Dan vroeg ik mij af hoe het zou zijn daar boven op die berg. Zou ik het halen? Zou ik overwinning voelen? Zou ik kunnen genieten van het boven zijn, genieten van het uitzicht? Zou ik me daar veilig voelen? Altijd was er de angst maar nu wil ik zo graag weer klimmen. Zou deze berg mij beschermen? Zou deze berg mij opvangen als ik lijk uit te glijden, als ik struikel of als de angst van het diepe mij overvalt? Is deze berg de juiste berg, is deze berg de berg die ik ga beklimmen? Of zie ik na deze berg pas de echte berg?
Ik kijk naar buiten en neem een besluit. De volgende vakantie ga ik de berg op. Symbolisch ga ik klimmen. Lopen, omhoog. Angsten overwinnen en zien wat bergen mij gaan brengen…

maandag 24 september 2012

Een sterke vrouw

“Soms kom je mensen tegen die zelf niet weten hoe bijzonder en hoe sterk ze zijn. Ik had dat geluk vandaag #bijzondere vrouw” zet ik op twitter na het gesprek met haar.

Ik heb er wel meer in mijn omgeving; sterke vrouwen. Vrouwen die alles lijken aan te kunnen. Maar zij is wel bijzonder sterk. “Hoeveel kan een mens hebben” denk ik tijdens ons gesprek. “Waar houdt het op?” Ik denk terug aan de uitspraak 7 slechte jaren, 7 goede jaren. Of was het andersom? Vaak dacht ik laat nu die 7 goede jaren maar komen, ik zit nu op zoveel meer dan de 7 slechte jaren. En natuurlijk zaten er goede momenten in, zo ook vast bij haar. Toch als ik luister naar wat zij mij verteld, vind ik het lastig die mooie momenten te ontdekken.
Als ze binnen komt valt mij op dat ze zoveel kracht uit straalt. Iemand die haar aankijkt kan niet vermoeden wat deze vrouw meegemaakt heeft. Een gesprek met een te sterke vrouw. Want tussen alle regels door lees ik maar al te goed dat het haar ook wel eens te veel wordt. Maar ze geeft niet toe. Kan niet toegeven. Dat weet ze zelf ook. Toegeven is verdrinken. Verdrinken in alles van de afgelopen jaren. Je wil wel stukje bij beetje maar hoe doe je dat? Controle loslaten kan nu niet. Daar is het niet het moment voor. En daar waar ze probeert te vertrouwen, zich moet overgeven aan anderen, zinkt ze nog dieper. Dus houdt ze het weer zelf in de hand. Is ze misschien wel te sterk.
Ze geeft me een blaadje. “Lees maar” zegt ze “ik had het al meegenomen omdat ik wel dacht dat je het zou willen lezen”. Het is een prachtig gedicht. Ik kijk haar aan. Weet hoeveel verdriet er achter schuilt. “Hoeveel heb je er al?” vraag ik haar en ik vermoed dat er het zo’n 38 zijn. “Je zou ze moeten bundelen” schiet het door me heen. “Wat een prachtig tastbaar bewijs zou dat zijn van zoveel ongedeelde liefde”. Het verhaal waarom we hebben afgesproken is maar een deel van haar leven. Een belangrijk deel dat wel. Een rode draad. Misschien wel het begin van deze sterke vrouw. Het begin van vechten, doorgaan, niet opgeven. Schouders eronder en verder.
In haar verhaal hoor ik hoe anderen op haar leunen. Zij is er altijd. Te vaak. Maar wie is er nu voor haar. Zij is sterk en dat zie je. Ze zit niet bij de pakken neer. Ik denk dat weinig mensen zien, weten wat zij heeft doorgemaakt, wat ze nu nog doormaakt. Hoe ze het vol kan houden? Weinig mensen die dat vol zouden houden. En dat is direct ook haar valkuil. Mensen zien haar, zien een sterke vrouw die het allemaal wel kan. Zij vraagt niet, zij geeft. Ook als dat eigenlijk niet meer kan. Ten koste van zich zelf.
“Je bent een bijzondere vrouw, kijk vanavond maar eens in de spiegel “ zeg ik “geloof in je zelf”. Ik voel me vereerd dat zij mij een kijkje laat nemen in haar leven. Een kijkje in een zwaar en moeilijk leven met zoveel tegenslag maar tegelijk zoveel vechtlust om door te gaan. “Ik moet je even knuffelen hoor” zeg ik als we afscheid nemen. En omhels haar met heel haar verleden.
Als ze weg is besef ik het des te meer. “Soms kom je mensen tegen die zelf niet weten hoe bijzonder en hoe sterk ze zijn. Ik had dat geluk vandaag.

Scheiden doet lijden


Ooit zag ik elke week een kleine advertentie van een advocaat in een regionale krant. “Scheiden? “ stond er alleen maar en zijn naam. Toen het mij overkwam was inderdaad zijn naam de eerste die me te binnen schoot.
Jaarlijks zijn er 70.000 kinderen wiens ouders gaan scheiden, vertelt Sire ons. Dat zijn niet alleen 70.000 kinderen met verdriet maar ook misschien wel evenveel ouders. “Tegenwoordig gaat iedereen maar uitelkaar” hoor je de oudere generatie nog wel eens roepen. Maar alleen degene die het meemaken weten dat je “het” niet “zomaar” doet. Daar gaat verdriet aan vooraf. En wat is wijsheid, wie kan een ander vertellen of je wel of niet bij elkaar moet blijven.
“Voor de kinderen is het het ergst.” Is ook zo’n gevleugelde uitspraak. Maar wie bepaald wat er voor je kind erg is. Een leven bij ouders die ruzie maken of misschien nog wel erger; elkaar negeren. Is dat goed? Ja de wereld zou mooi zijn als alle kinderen in een liefdevol gezin konden opgroeien waarvan de ouders na 25 jaar nog steeds van elkaar houden en de problemen van elke dag met elkaar kunnen handelen. Die er zijn voor elkaar en voor hun kinderen. Want dat willen we zo graag. Wat zouden we dat als volwassenen toch graag willen. Wat zijn we daar toch naar opzoek.
“Jaloers” kan ik toekijken naar bejaarde stelletjes waarbij je de liefde nog in de ogen ziet als ze over elkaar praten. Dat er zo van je gehouden wordt, wat moet dat mooi zijn. Helaas overkomt het de meeste van ons niet. En of het aan de tijd ligt…. Ik weet het niet. Ook ik ben gescheiden. Ooit dacht ik dat het voor eeuwig zou zijn. Mijn liefde met wie ik kinderen kreeg. Maar ook wij raakten elkaar onderweg kwijt. Mijn liefde voor hem zal nooit over gaan maar is wel veranderd. Het is niet meer de liefde waarbij je altijd bij elkaar wil zijn, elkaar wil aanraken, zoenen. Het is een diepe liefde van respect. En ook al kan ik hem af en toe achter het behang plakken, de liefde blijft.
“Dat is mooi” denk ik dan. “Dat is goed als je dat kunt voelen voor de vader van je kinderen.” Maar de vrouw in mij wil die andere liefde. De liefde die ik kwijt was en waarvan ik nu soms heel voorzichtig durf te denken dat ik die misschien, heel misschien wel gevonden heb. Voorzichtig denken, want hardop zeggen durf ik niet meer. Scheiden is namelijk lijden. En dat lijden tekent je. Voor altijd. Als kind maar ook als ouder. Je maakt er weer het beste van, raapt de scherven op en gaat door.
Gisteravond keek ik voor misschien wel de 100e keer “Nights in Rodanthe”. Tranen liepen over mijn wangen want wat voel ik met haar mee. Je kinderen vertellen dat je weg gaat, uit elkaar gaat. En hoe graag wil je ze vertellen dat jij er altijd voor ze zult zijn. Dat herkenbare verdriet. Want scheiden is lijden.
“Makkelijk en snel scheiden in 5 weken” lees ik op internet. Makkelijk en snel. Waarschijnlijk heeft deze site of de maker ervan het over de papieren. Makkelijk en snel zijn nou net niet de woorden die horen bij scheiden en in 5 weken heb je de 5, 10  of meer jaren samen echt niet verwerkt. “Verwerken is eerst boos worden op elkaar, elkaar loslaten en dan weer verder gaan” zei ik gisteren wijs tegen een vriend die midden in het proces van brieven van advocaten zit. Maar zo simpel als de woorden zijn…… Scheiden is lijden, lijden en daarna voorzichtig weer opstaan…..

zondag 23 september 2012

Grijs


“Wat heb jij nou gedaan?”  roept ze als ik binnen kom lopen. Haar stem laat niets aan twijfel over.  Ze is duidelijk “not amused”. Ze kijkt me nog eens afkeurend aan. “Je haar is helemaal grijs” zegt ze dan.
De zomer had zijn werk gedaan en hoewel ik echt had afgesproken met mijn kapster dat we niet meer gingen verven en terug zouden gaan naar mijn eigen haarkleur, zet ik er in de sms met de vraag wanneer ze een datum heeft om mijn haar weer te knippen, maar direct “en kleuren” bij. De zomer heeft zijn werk gedaan. Aan mijn haar is te zien dat de zon geschenen heeft en niet een beetje ook. Van nature is mijn haar nou niet de kleur waar je echt warm voor zou lopen. Maar in de zomer licht het wel heerlijk op. Vroeger had ik daardoor bijna het hele jaar een heerlijk zomerse gloed over mijn haar. Een soort natuurlijke coupe soleil.
Maar met de jaren is dat wat veranderd. Ik ben gaan kleuren, wilde graag een wat warmere gloed en eens wat anders. Nu zijn we terug bij af. Het schijnt dat bij mijn huidtype een koele kleur het beter doet. Met andere woorden mijn saaie ongezellige eigen haarkleur zou perfect zijn. Dus besluiten we terug te gaan naar niet meer verven. In drie stappen zouden we na de vakantie zover zijn. Alleen heeft de tijd inmiddels wat grijs toegevoegd. En daar zit ik nou net niet op te wachten. De compromis wordt niet verven met de uitzondering van die geweldige grijze pluk en dan zien we het voorlopig wel.
Maar niet na deze zomer dus. Mijn haar is zo blond geworden dat het bijna touw lijkt. Jaloers ben ik op alle mannen. Die krijgen naar mate ze ouder en grijzer worden alleen maar een nog geweldigere uitstraling. Tenminste dat is mijn mening en ik begrijp regelmatig dat veel vrouwen die met mij delen. Uitzondering zijn de mannen die kaal worden. Maar ook daar zitten exemplaren tussen dat je je echt afvraagt of haar iets zou toevoegen aan die geweldig meestal karakteristieke kop. Nee, dan hebben wij vrouwen het toch een stuk lastiger. We behoren mee te doen met de mode. Willen ons voegen naar de mannen, die standaard lijkt het wel, houden van lang haar. Maar na je 35e wordt dat toch wel een dingetje. Kan dat nog wel of toch niet meer. En wordt het blond of bruin of toch een rood tintje erdoor. Vrouwen gezegend met zwart haar mogen nog eerder dan ik aan de verf willen ze niet op hun 30e al met een grijze coupe lopen.
Eenmaal in de kappersstoel besluiten wij te gaan voor dikkere strengen van iets donkerder dan mijn eigen kleurtje. In een klap terug naar mijn eigen kleur. Want vervagen doet het toch. Blijkbaar heb ik in mijn haar zo’n niet warmer wassen dan 30 graden label, maar vergeet ik dat standaard als ik onder mijn warme douche kruip. Misschien staat er zelfs wel een “niet drogen” pictogrammetje bij maar ook dat ontken ik ten zeerste als ik grijp naar de föhn en krulborstel als ik in de ochtend weer eens haast heb. Mijn haar lijkt dan ook weinig te groeien of zou het gewoon elke was en föhnbeurt krimpen?
Na het verven en knippen was ik eigenlijk ook erg tevreden. Het giga blonde touwhaar is verdwenen en mijn haar zit, zeker als de kapster het geföhnd, heeft helemaal ok. De andere ochtend doe ik een verwoede poging het zelf ook zo te krijgen. Redelijk tevreden besluit ik mijn haar eens niet op te steken. Met mijn net nieuwe kleurtje moet dat wel weer een keer kunnen dacht ik.  Tot ik daar binnenstap en mijn kleine altijd goudeerlijke en duidelijke in haar taal vriendinnetje mij vraagt wat ik in hemelsnaam gedaan heb. “Wat heb jij nou met je haar gedaan, je haar is helemaal grijs”. De woorden blijven naklinken in mijn oren. Vertwijfeld kijk ik de andere aan. “Grijs” vraag ik vertwijfeld, “dat probeerde ik nou net te camoufleren……”

vrijdag 21 september 2012

Een emotionele Duck Day


‘Dan heb je een Donald Duck dag’ zeg ik tegen haar. Ze keek mij aan en moet eigenlijk heel erg lachen. ‘Een wat?’ vraagt ze dan. ‘Nou een Donald Duck dag’ zei ik en herhaal wat een vriendje van mijn zoon ooit eens tegen mij zei, `want bij Donald Duck gaat namelijk altijd alles verkeerd’.

`Ik voelde het vandaag al bij het opstaan` zegt ze `dit is duidelijk niet mijn dag. Ik was nog moe toen  de wekker ging en eigenlijk had ik met het liefst nog een keer omgedraaid`. Maar dat kon dus niet. Er stond een vol programma op haar te wachten en hoewel niet onmogelijk met best nog wel wat ruimte, is het wel een echte ‘hou je vooral goed aan de planning dag’. Eerder dan anders moet ze vanmiddag haar kinderen naar hun vader brengen en dus moet eerder dan anders alles klaar zijn. Dat betekent een duidelijk ander ritme. Dat gevoel herken ik direct.

In de auto ging haar mijn telefoon die ze dus te laat opnam. Via de voicemail hoort ze dat ze bij een opdracht een goede 2e geworden is. Erg jammer en uiteraard baalt ze er van. `Maar dat is het niet` zegt ze `het erge is, ik kan er geen vinger op leggen`. De Tom Tom laat haar daarna in de steek omdat hij de nieuwe snelweg niet kent en haar dus van links naar rechts stuurt. Uiteindelijk zit ze weer op de goede weg maar als ze denk dat ze er bijna is, zegt Bram midden op de weg met links en rechts echt alleen maar grasveld `bestemming bereikt`. Gek genoeg ging de afspraak die ze daarna had gaat eigenlijk veel gemakkelijker dan ze gedacht had en gezegend met een hele leuke opdracht liep ze even later weer naar buiten. En toch….. het gevoel bleef.  

Ook nadat ze even met haar vriend gebeld had ging het niet weg. Ze heeft een dag vol dingen waar ze tegenaan hikt. ‘Zou dat het zijn? vraagt ze me. ‘Vanavond ga ik mijn moeder vertellen dat ik weer een vriend heb’. Ik weet dat het niet haar favoriete bezigheid is. ‘Ik zie er wel een beetje tegenop maar niet zo erg’ zegt ze dan. Idem met een afspraak daarna. Ze verteld over de afgelopen week en een evenement dat ze voor het weekend aan het plannen is maar waar ze zelf niet bij kan zijn. Ik weet dat ze dat vervelend vindt. Vervelend dat een ander er misschien last van heeft. Dan verteld ze over een e-mail die blijkbaar verkeerd opgepakt werd en hoe verdrietig ze er ineens van werd. ‘Ach, gewoon verkeerd begrepen’ zeg ik, ‘dat heb je toch opgelost nu door het uit te leggen’. Ze knikt. Ik zie dat de tranen achter haar ogen prikken.

‘Weet je’ zegt ze ‘ik kon wel janken daar achter mijn pc. Stom he’. Ze moet er zelf om lachen.  ‘En toen bedacht ik het me ineens. Want waarom ben ik nou toch zo verrekte emotioneel?’ Ik weet al wat er komen gaat. We weten het beide maar willen het meestal niet toegeven. ‘Verdorie’ zegt ze dan, ‘als ik er nou gewoon de klok op gelijk kon zetten, kon ik er een beetje rekening mee houden’. Ik schiet in de lach. ‘Achteraf is het zo kinderlijk eenvoudig’ vervolgt ze. ‘Zou dat het zijn?’ vraagt ze me. Ik haal mijn schouders op. ‘Geen idee’ lach ik. ‘Ik heb er ook last van hoor, emotioneel zijn en een hoe kom ik deze dag door gevoel als ik ongesteld moet worden. Maar altijd pas achteraf valt het kwartje’.

Dan denk ik ineens aan hem. Het vriendje van mijn zoon en kijk haar aan. ‘Ooit’ zeg ik, ‘een aantal jaren geleden had ik ook zo’n dag’. Ik denk terug aan die middag dat het vriendje van mijn zoon bij ons kwam lunchen. Alles ging mis en ik liet het ene na het andere uit mijn handen vallen. Toen ik mopperde zei hij heel simpel ‘ach je hebt een Donald Duck dag, want bij Donald Duck gaat namelijk altijd alles verkeerd’. Ik moest er erg om lachen en accepteerde mijn ‘Donald Duck Dag’. De rest van de dag ging eigenlijk best goed.

Ik pak de koffiepot en schenk haar nog een keer in. ‘Haal adem’ zeg ik, ‘en besef dat je een Donald Duck dag hebt. Nu even gewoon genieten van je koffie en morgen is morgen en dan zie je weer verder’. Ze pakt haar kopje op en tegelijk komt de hond aan lopen en vliegt de koffie over de tafel en het vloerkleed. Ik zie haar verschrikte blik en dan buldert ze het uit van het lachen. ‘Wat is er? vraagt mijn dochter die de kamer in komt lopen. ‘Ja sorry hoor’ lacht ze ‘Ik heb een Donald Duck dag!’

donderdag 20 september 2012

Ik voel een blog opkomen


“Oh jee, mama voelt een blog opkomen!”, roepen ze tegelijk en schieten allebei in de lach. Dubbel liggen ze en ik kijk ze aan. “Is het zo erg?” vraag ik met een licht schuldgevoel.

Sinds een tijdje ben ik niet alleen meer een kinderboek aan het schrijven maar laat ik mijn hersenspinsels ook op teksten voor volwassene los. Heerlijk is dat. Waar ik in het begin nog soms nog even moest nadenken, vliegen mijn vingers nu over het toetsenbord en vertellen wat er in mij opkomt. Dat begin, wanneer was dat eigenlijk ook al weer?  Ik kan me niet al bijna niet meer herinneren dat ik niet aan het schrijven was. Alleen stuurde ik in het begin mijn verhalen nog niet de wereld in. Ondertussen heb ik altijd een schrijfblok bij me en benut ik alle loze momenten met schrijven.

Zo komen er ook op de meest gekke momenten ideeën op voor een blog of column. Het zien van een grappige gebeurtenis, de herinnering aan iets, het zien van een foto of een berichtje op twitter. Een zin als “woensdag gehaktdag” is al genoeg om direct een tekst in me te voelen opborrelen. En ook “als je aan gras trekt gaat het niet harder groeien” is zo ontstaan. Nu ben ik niet de enige hier die schrijft. Ook mijn vriend schrijft. Sterker nog hij is de aanleiding dat ik deze teksten ben gaan schrijven. Waarvoor mijn eeuwige dank. En zelfs mijn dochter is op dit moment druk met  een verhaal in de weer. Dat is leuk, dat schept een band.

Dan kan het dus zomaar gebeuren dat we ergens lopen, iets zien, elkaar aankijken en tegelijk een idee krijgen voor eens tuk tekst. Het leuke vind ik dat onze teksten dan zo anders zijn. Dat geeft inspiratie en energie. Af en toe zit mijn hoofd vol met beginzinnen en zou ik het liefst dag en nacht willen schrijven. En als er dan ook nog reacties komen, begint het nog meer te borrelen. Een gelukkig mens voel ik mij dat ik kan schrijven. Nog gelukkiger dat het andere blij maakt. Voor bedrijven schrijven doe ik ook. Het meest interessant is om de man of vrouw achter het bedrijf neerzetten en  de visie op een heel andere manier kenbaar te maken.  

Het schrijven is een onderdeel van mijn leven geworden. Het loopt net als mijn werk en vrijwilligerswerk door alles heen. Een manier van denken. En zo zitten we dan aan tafel te eten. De jongens komen niet meer bij van het lachen. “Nee, mam” proesten ze “het is niet erg hoor, maar het is gewoon zoooo grappig”. Als je iets ziet zeg je standaard: “ik voel een blog opkomen!” Ze proesten het uit. Ik kijk ze aan en zeg niets. Nee ik zeg niet., ik hou me in. Tenminste ik probeer het. Uit alle macht probeer ik het. Maar ik kan het niet helpen, ik kan het niet onderdrukken. Het borrelt, het kriebelt en ik denk “Ik voel een blog opkomen…..”

woensdag 19 september 2012

De regels van de weg

“Vandaag hoor ik er ook bij” denk ik terwijl ik de rijen auto’s voor me zie. “Vandaag voeg ik me tussen alle andere onbekende in een nog net niet file”. “Vandaag hoor ik er ook bij, bij alle files die elke dag genoemd worden op de radio”
Het is nog maar net 6 uur geweest als ik de auto instap om richting mijn eerste afspraak te gaan.  Als ik start gaat vanzelf de radio aan maar op een voor mij onbekende zender. Heel soms heeft mijn auto een eigen leven, een geheel eigen wil. Terwijl ik de straat uitrij bedenk ik mij dat de jaren 80 muziek die de luidspreker uitkomt wel een aangename afwisseling is. Ik ben als altijd verbaasd hoeveel mensen er op dit krankzinnige tijdstip al onderweg zijn. Maar ja, hoe krankzinnig het tijdstip ook is, ook ik zit in de auto en rij richting de snelweg. Rijden in ons dorp (zoals ik onze stad steevast noem) heeft op dit uur wel iets gemoedelijks. Een net ontwakende stad, de lucht nog net een beetje donker en de lantarenpalen die nog licht afgeven.  Het is alsof je de stilte kunt horen.
Anders wordt het als ik bij de stoplichten rechtsaf draai en de snelweg op rij. Op de snelweg is het anders, gelden andere regels. Op de snelweg ben je anoniem. En anonimiteit schijnt wat te doen met de medemens, in elk geval met de autorijdende medemens. Op de snelweg rij je niet alleen sneller maar is alles sneller. Je denkt sneller, schakelt sneller om dan vervolgens natuurlijk helemaal niet meer te schakelen en vooral vol speed recht vooruit te gaan. Verder haal je sneller in, zet je je radio sneller harder en soms denk ik dat ze op de snelweg zelfs sneller geïrriteerd zijn. En op de snelweg hebben BMW’s blijkbaar altijd voorrang en is het een doodzonde om te denken dat je voor ze in zou kunnen voegen. Ik schik me in mijn lot van mijn “kleine” auto en laat de BMW hoffelijk voorgaan.
Ik was wat laat, te lang in bed gelegen. Want op de ochtenden dat je er vroeg uit moet, is je bed altijd net even iets warmer en uitdagender. Twee armen hielden mij gevangen en mijn kussen smeekte me om nog een keer op de snooze knop te drukken. Onder het tandenpoetsen had ik daar natuurlijk spijt van maar bedacht ik me dat het vroeg was en ik dus toch lekker door zou kunnen rijden. Ik zou het halen. Met gemak.
Maar eenmaal op de snelweg is niets minder waar. Ik voeg in in twee dikke rijen van auto’s. De rode achterlichten maken een lange sliert zover als ik maar kijken kan. Het bordje met dat ik op dit tijdstip 130km per uur mag rijden lacht me hier naast de snelweg recht in mijn gezicht uit. ”Leuk bedacht van je vanmorgen maar vandaag even niet.” Mijn hoop dat 140 ook wel zou lukken is met één klap de grond in geboord.  Hoger dan 80 a 90km per uur komt mijn snelheidsmeter niet.  Op de radio klinkt “Papa” van Stef Bos en even verdenk ik hem ervan deze zender met opzet te hebben uitgekozen. Behendig voeg ik links in en ondertussen vis ik met één hand de lippenstift uit mijn tas en gooi wat kleur in de strijd.
Om het geheel compleet te maken besluiten ze boven ook nog een keer dat het echt nog een tikkeltje dramatischer kan en zie ik grote druppels op mijn voorruit verschijnen. In een sloom tempo zet in mijn ruitenwisser aan om die na een luttele seconde toch maar wat harder te laten werken. Vanuit mijn ooghoeken probeer ik de tijd te zien. Redden doe ik het niet meer, dus die stress geef ik maar op. Wat niet is, is niet. Het is algemeen bekend dat je voor zeven uur de polder uit moet zijn, wil je niet in de file belanden en meer stil staan dan dat je aan het rijden bent.  Maar dat was zeven uur, mijn klok staat nog niet eens op half zeven en voor mij zijn de auto’s toch echt aan het remmen. Ik pas mijn tempo aan en even sta ik bijna stil. Ik kan het niet laten en vraag me af wat al deze mensen beweegt om al voor half zeven in de auto te zitten.
De radio verrast me met een vergeten jaren 80liedje en ik zing gedachteloos mee. Behendig verwissel ik van de rechter naar de linker rijbaan en weer andersom. Op de snelweg mag dat. Ik neurie zachtjes mee en voel me op en top relaxed. En mocht ik te laat zijn…. Dan kan ik klagen en zeuren over het verkeer. Over hoe druk het was en over de file. Vandaag mag dat, want vandaag hoor ik er bij.

dinsdag 18 september 2012

De tijd heelt niet, maar verzacht wel

“Tijd heelt alle wonden” De woorden staren me aan vanaf het schoolbordje in mijn keuken. Ik heb ze zelf daar opgeschreven afgelopen vrijdag, toen iemand die me erg dierbaar is het moeilijk had. Hol en leeg staren de woorden me nu aan. “Wie houdt wie voor de gek” lijken ze uitdagend tegen me te zeggen. Alsof jouw wonden in de tijd geheeld zijn. Ze lachen, een harde schelle holle lach. Ik deins achteruit. Met grote ogen staren ze me aan……. Jij weet toch wel beter of niet dan? Doen alsof de tijd de wonden heelt…..
Gelijk hebben ze. Tijd geeft de wonden hooguit een dun laagje, een dun vliesje. Ogenschijnlijk geheeld. Maar durf niet te veel te buigen, je te stoten of te vallen. Want pats! Open. En dan kun je weer opnieuw beginnen. Je probeert te stelpen, te sussen, pleistertje en je hoopt tegen beter weten in dat het na een paar dagen beter is. Tijd. Wat nou tijd. Boos veeg ik de woorden uit. Wat heelt alle wonden, niks heelt de wonden. De wonden blijven, en als ze al helen zijn de littekens voor altijd zichtbaar. Is het niet voor een ander dan toch wel voor je zelf.
Eenendertig hechtingen en nu nog een litteken dat prijkt op mijn rechterbeen herinnert me aan het fietsen in een parkje. Uiteraard mocht je daar niet fietsen maar zelfs ik die altijd lief en braaf was, deed op die leeftijd wel eens iets dat niet mocht. De paadjes tussen de kruiden die daar geplant waren, lokten ons op een uitdagende lokkende manier. En dus fietsen wij achterelkaar de rondjes om de bieslook, tijm en andere geurende kruiden. Leuk was het, lol hadden we. Tot mijn vriendinnetje  probeerde mij in te halen en ik uit moest wijken en in de prikkeldraad terecht kwam. Voor altijd getekend. Nog zie ik de grote naalden van de verdoving en de lichten in het ziekenhuis. “Dat kunnen we niet mooi hechten mevrouw” sprak de arts mijn moeder toe en mijn moeder haalde haar schouder op. Wat moest ze er van zeggen. Ze had trouwens wel andere problemen aan haar hoofd. En ach, de eerste jaren was het heel duidelijk zichtbaar, blauw zelfs in de winter. Maar ach, het zit er nu al zo’n dertig jaar en eerlijk gezegd weet ik niet meer ander. En dat is nou het gekke. Het zijn niet de zichtbare littekens die zo pijnlijk zijn. Die wonden zijn genezen. De angst voor prikkeldraad echter blijft. Het zijn de andere wonden die niet helen. De onzichtbare wonden die van binnen zitten. Die helen niet. Nooit.
Het zijn er heel wat. In de loop van de jaren had ik misschien beter een dokterspraktijk kunnen beginnen in het soort wonden die niet helen. Die je leven lang open blijven gaan. Ervaring heb ik er namelijk inmiddels genoeg in. En ach, het is niet dat het je leven totaal beheerst maar het is er wel. Altijd. Ik ben een grote meid, kan voor mezelf zorgen en ook nog eens voor mijn kinderen. Ik zie zelfs tussen alles door de leuke dingen van het leven en kan genieten. Tomeloos, grenzeloos genieten van de kleine cadeautjes van het leven . Zo op het eerste oog heb ik niets te klagen en dat doe ik dan ook niet. Maar zoals ieder huisje heeft ook dit een kruisje. De wonden die niet helen.
Ik lees mijn tekst nog eens door. Gezegend ben ik dat ik het kan schrijven. Schrijven, dat heelt nog eens wonden. Heerlijk alles van je af schrijven en als je er dan af en toe achter komt dat je teksten ook nog andere helpen ben je helemaal rijk in mijn ogen. Wat een cadeautje is dat, wat kun je je dan intens gelukkig voelen, nuttig op deze aardbol.
“Tijd heelt niet alle wonden”, denk ik. “maar de tijd verzacht ze wel. Dat wel.” Lopen doe je met vallen en opstaan en ik hou niet van de rechte wegen. Ik loop niet in de pas, nooit gedaan. Makkelijk was ik dat wel, luisterde naar mijn ouders en was bijna altijd op tijd thuis. Maar toch liep ik niet in de pas. Want met in de pas lopen leer je niet echt lopen, leer je niet om te leven. Ik kijk naar mijn wonden. Mijn innerlijke wonden en draai me voorzichtig om zodat de dunne vliesjes ze voorlopig nog even heel houden. Dan pak ik het krijtje bij het bordje en schrijf “Tijd verzacht alle wonden”… Tevreden leg ik het krijtje neer en ga aan het werk.

maandag 17 september 2012

Klein lief meisje

Klein lief meisje
Sterretje in de lucht
Bloemetje in het gras
Wat zou je ons zeggen
Als je nu bij ons was.

Het kaarsje dat niet uit mag gaan

“Ik werd bijna boos op hem,” zegt ze verdrietig “maar hij weet natuurlijk helemaal niet waarom die niet uit mocht. En hoe leg je het uit he?” ze kijkt me aan en even is ze stil en staart voor zich uit. “Hoe leg je uit dat je liefde voelt voor een meisje dat je niet kent en nooit zult leren kennen?”
Ik zit naast haar in het parkje buiten en denk na over wat ze zegt. Ik heb er wel eens over gehoord en gelezen, over meisjes of vrouwen die verliefd werden op mannen met wie ze correspondeerden. Meestal gevangenen. Maar dan kun je zeggen dat je verliefd word op de aandacht, op de brieven en meestal op de kans dat jij degene wel kunt helpen, op het rechte pad kunt krijgen. Maar bij haar is het zo anders. Niet te vergelijken met deze verhalen. Haar liefde voelt zo puur.  Ik ken haar niet zo goed. Vandaag raakte we zomaar aan de praat. Over het weer en over de kinderen. Op een of andere manier gaan gesprekken altijd weer over de kinderen.
Dan verteld ze me ineens zomaar uit het niets over haar vriend. “Heeft hij ook kinderen? “ vraag ik. Ze lijkt te aarzelen. “Uh nee, nou ja eigenlijk wel” stamelt ze. “Hij heeft een dochter maar die leeft niet meer, ze is dood geboren”. Ik ben stil. Dan vertelt ze mijn zijn verhaal en hoe dubbel het voelt. “Hij kent haar niet” zegt ze “en toch ook weer wel. Daar worstelt hij erg mee. De hoop en dat hij haar nooit zal leren kennen, nooit zal zien opgroeien. Ik ken haar helemaal niet, zal ook nooit de kans krijgen. Maar zij is wel een deel van hem en ik hou van hem. Dus ook van haar. Ze is altijd onzichtbaar maar wel heel dichtbij. Zo voelt dat”.
“Soms voel ik me zo schuldig” zegt ze dan. Verbaasd kijk ik haar aan. “Als zij er nog was geweest had ik hem misschien nooit leren kennen” legt ze uit. “Dan waren zij nog bij elkaar geweest.” Ik pak haar hand. “Niet doen” zeg ik zacht “het leven gaat zoals het gaat.” “Soms vraag ik in gedachte haar toestemming” zegt ze “dan vraag ik of ze het wel goed vind dat ik nu bij haar papa ben. En dan zoek ik naar een teken”. Er loopt een traan over haar wang. Ik knik en slik “Dat herken ik”, zeg ik dan.
Ze vertelde over hun kennismaking en hoe ze al voor ze zijn verhaal wist een kaarsje liet branden in een hartje en hoe geraakt hij daardoor was. Nu steken ze elke avond een kaarsje voor haar op. Samen of ieder apart, net zoals het uitkomt maar altijd brandt er een kaarsje voor haar. Thuis heeft hij een eigen plekje voor haar waar hij de kaarsjes brand. En ook zij heeft nu een vaste plaats, door hem uitgezocht. Daar brandt ze een kaarsje in een mooi glazen potje met een hartje erop. Van haar mag het lichtje nooit uitgeblazen worden. Dat voelt niet goed. Het liefst houdt ze het dag en nacht brandend.
“Ach, hij wilde helpen” komt ze terug op het voorval. “Hij kon het niet weten want dat het kaarsje voor haar brandt heb ik nooit verteld”. Ze kijkt me aan. Ik ken haar amper maar voel de warmte en liefde die ze uitstraalt. “Het is mooi” zeg ik dan. “Hij weet best dat je niet echt boos bent en hij weet en voelt ook dat je genoeg liefde hebt voor hen allemaal.

zondag 16 september 2012

Lebensraum

“Toneel, mime, dans, illusionisme, acrobatiek en muziek “lees ik. Ik heb even nog geen beeld erbij. “Ik ga het zien” dacht ik. De insteek was meer een gezellig avond met haar. We hebben al een tijdje contact, dan over het een dan over het ander. En vorige week besloten we maar eens een wijntje te gaan drinken samen.
We zitten in het theatercafé en drinken een glas witte wijn en praten over alles wat ons zo dagelijks bezig houdt. “Ken je het?” vraagt ze. “Nee” zeg ik, “wel even gekeken maar ik heb niet echt een beeld”. Dan vertel ik dat ik met een vriendin vaker kleinere voorstellingen boek omdat die vaak verrassend goed zijn. Ik vind het leuk om verrast te worden met voor mij nog onbekende in het theater.
Als het doek op gaat zie ik een soort ouderwets huiskamer in jarentachtig bruin. Dit was totaal niet wat ik verwacht had toen ik op de site zijn achtergrond las. Twee mannen liggen in bed en worden wakker. In een blijkbaar vast ritueel staan ze op, maken het bed op en veranderen die in een kast. Mijn verbazing en daarmee interesse beginnen nog meer te groeien. Terwijl de twee als een goed geoliede machine op wonderbaarlijke wijze het ontbijt klaarmaken, denk ik meermaals “zou dat bij mij thuis ook mogelijk zijn?” Dan zie ik tegen de wand iets bewegen en beginnen twee andere mannen die geheel opgingen in het decor, de boel op prettige wijze muzikaal te omlijsten.
Even denk ik aan Jochem Myjer en de sketch waarin hij niet naar bed wil en waarbij hij onzichtbaar in een pyjama in de kleur van de bank nog even wat tijd denkt te rekken. Zou dat de inspiratie geweest zijn voor de geweldige “behangpakken” van de muzikanten? Dan verschijnt er een pop op het toneel en zoals het hoort behoort de rust en regelmaat van de mannen geheel tot de verleden tijd. Terwijl ik gedurende het stuk van de ene verbazing in de andere val, het uitschater en me afvraag hoe je dit kunt bedenken en nog meer hoe je dit aan iemand kunt uitleggen, ben ik nog het meest gefascineerd door de spierbeheersing van deze dame en heren. Samen met een onfeilbare mimiek maken ze dit theater tot een waar schouwspel. Pure kunst.
Vandaag lees ik op de site “Met trots delen we mee dat gisteren tijdens het Gala van het Nederlands Theater Jakop Ahlbom de VSCD Mime prijs heeft ontvangen voor de voorstelling Lebensraum”. Ik denk: “helemaal terecht!”

zaterdag 15 september 2012

Als je aan gras trekt, gaat het niet harder groeien

Haha die uitspraken van jou dagen me uit tot het schrijven van Columns” reageer ik op zijn tweet. “Oh vertel!” antwoord hij als ik al in de auto zit om boodschappen te gaan doen. “Later” denk ik. En onder het boodschappen doen, denk ik na over zijn uitspraak.
“Als je aan gras trekt, gaat het niet harder groeien”  las ik. “Nee denk ik, hooguit trek je het eruit” en tegelijk schieten er allerlei gedachtes door mijn hoofd “Is dat niet met alles zo?” vraag ik me zelf af. Een paar dagen geleden nog stond ik bij een netwerkbijeenkomst in gesprek met een aantal ondernemers. Een goed gesprek. We hadden het over veranderingen doorvoeren en hoe je iemand tot veranderen aan kunt zetten. Uiteraard kwam daarbij ook het woord “moeten” naar voren en als snel bleek dat dat woord op ons allen eenzelfde uitwerking heeft. Persoonlijk zet ik direct mijn hakken in het zand en denk “Ik moet helemaal niets” als iemand mij verteld wat ik allemaal zou moeten. En om me heen zie ik vaak mensen hetzelfde doen. Ook ik verval regelmatig nog in de fout om het woord zomaar te gebruiken maar gelukkig gaat het steeds vaker wel goed.
Op school zie ik kinderen ineens als vanzelf de dingen gaan doen als ik het zo draai dat ze denken dat ze het zelf bedacht hebben. Mooi is dat. Weerstand verdwijnt en je creëert een geweldig draagvlak. En ja met “grote mensen” is het al niet anders. Is dat ook niet waar het een paar jaar geleden fout liep. De snelle managers die een bedrijf binnen kwamen en je vertelde wat je allemaal “moest” gaan doen. Als vanzelf keerden hele afdelingen zich tegen hem of haar en was de eenheid zoek.  Geweldig voor de mensen die dit zagen en de zogenaamde teambuilding uitvonden maar zo jammer dat het nodig is.
Regelmatig ben ik in gesprek met zelfstandig ondernemers. En of het nu ZZP’ers zijn of verantwoordelijk voor één of heel veel meer werknemers, ze krijgen er allemaal mee te maken. De kommertijd. De tijd van “hoe haal ik mijn opdrachten nu weer binnen”. Kom je het ene moment nog om in het werk en weet je niet waar je de tijd vandaan moet halen, kom je het andere moment om in tijd en weet je even niet meer waar je het werk vandaan moet halen. En blijf dan maar rustig nadenken. Blijf dan maar met een glimlach op je gezicht lopen. En blijf dan maar gewoon doen in je gesprekken met potentiele klanten. Aan het eind van de maand moeten de salarissen betaald en ook de andere vaste kosten blijven met een trouwe regelmaat terugkeren. Als dat ook zo is met je opdrachten, heb je het super voor mekaar. In de praktijk blijken die twee (uitgaven en inkomsten) meestal wat minder goed op elkaar afgestemd te zijn. En net als met het gras, als je eraan trekt gaan de opdrachten niet harder groeien. Dat betekent niet dat je niet niks moet doen, maar trekken is uit den boze.
“Het leven is als een bloementuin” schreef ik ooit naar iemand die gewend was te trekken en niet begreep dat gras wat je er uitgetrokken had meestal niet meer aangroeit. “Je moet zaaien om te kunnen oogsten. Maar zaaien alleen is niet genoeg. Je moet regelmatig water geven, niet te veel en niet te weinig en zorgen voor licht en lucht. En als je tuintje dan bloeit, dan kun je plukken. Maar zorg dat je alert blijft. Blijf je water geven, schoffelen en liefde geven, kun je je leven lang de mooiste bloemen blijven plukken. Verslapt je aandacht, dan kun je weer opnieuw beginnen”.
En zo is het ook met het leven; in je relatie met je grote liefde, met je kinderen, vrienden en ook in je werk. Laat iedereen vooral in zijn waarde. Geef liefde en aandacht. Investeer in jezelf maar ook in anderen. En dan, dan geef je het rust en tijd. Want als je aan gras trekt, gaat het echt niet harder groeien.

vrijdag 14 september 2012

Loslaten en vertrouwen

“Zo meteen naar huis. Weer heel lang fietsen” lees ik op twitter. Het bericht is van mijn zoon die op kamp is. “Ja zo meteen weer lekker thuis” denk ik. Gelukkig heb ik twitter en dus een teken van leven.
Ik sta op het parkeerterrein bij school en wacht op zoonlief die weer van kamp terugkomt. Het zijn maar 3 dagen maar ze lijken oneindig te duren. Thuis gaat alles normaal door hoor, behalve dan dat ik niet weg hoef om hem naar sport te brengen. En dat ik mezelf er steeds op betrap dat ik me afvraag wanneer hij thuis komt van school. “Oh ja, dom” denk ik denk “hij is op kamp.” Ik weet dat ik niet de enige moeder ben die dit heeft, er zijn er gelukkig nog wel wat meer. “En vandaag mijn middelste op schoolreisje :)). Ik geloof dat de jongste heel verdrietig gaat zijn zonder zijn grote broer en zus” las ik de dag dat mijn zoon op kamp gegaan was. “En niet alleen de jongste” dacht ik “mama ook”. Haar kinderen zijn 3, 7 en 9 jaar oud. De mijne zijn 11, 13 en bijna 16. Zij is nog maar net begonnen, ik ben met kampen en schoolreisjes al over de helft. Maar het gevoel blijft hetzelfde.
“Kamp en schoolreisjes staan met elkaar verbonden als loslaten en vertrouwen. Vertrouwen in de docenten en eventuele ouders die mee zijn. Vertrouwen in je eigen kind.  Het loslaten van je kind en hem of haar laten genieten zonder dat jij hierop controle en zicht hebt op de situatie” zegt ze tegen mij. “Dat is lastig voor ouders en vooral voor moeders” denk ik. ”Je kind het zelfvertrouwen geven door hem of haar te laten weten dat je het met volle vertrouwen tegemoet ziet” vervolgt ze en kijkt mij aan. “En ondertussen…. Ondertussen tel je de dagen tot ze weer thuis zijn” zeg ik en ze knikt en lacht.  
Ze is een echte moeder moeder; dat weet ik, voel ik, lees ik in de berichtjes tussen de regels door. Ze kan genieten van de tijd alleen. “wat n productieve dag zonder mijn 3 kinders om mijn heen. Heel veel leuke vacatures gezien dus vanavond a/d slag met mails” twittert ze. Maar hoe lekker ze het ook vindt, en hoe ze ook kan genieten van de rust, ze is pas weer compleet met haar kroost om haar heen. Ik herken dat. Daarom klikken wij ook. Het is niet het eerste kamp van mijn zoon en zijn broer en zusje zijn ook al wat keren op kamp en schoolreisje geweest. Maar dat gevoel blijft, je wordt iets makkelijker in de loop van de tijd, maar het gevoel van “gelukkig ze hebben genoten maar zijn nu weer heerlijk veilig thuis” zal altijd blijven.
Ik zie de eerste kinderen al richting school komen fietsen. Moe, wit, koud  en door en door nat proberen ze nog iets van een lachje te produceren. Ik stap uit de auto en loop richting de groep. Hoewel je kind zich het liefst koud en moe in je armen zou storten om geknuffeld en gekust te worden, zal het hooguit op een stoere toon hoi tegen je zeggen. Logisch want we staan op het schoolplein van “de middelbare” en het kind waar het om gaat zit toevallig dus wel in de 2e klas. En dan doe je dat dus niet meer.  Terwijl ik richting kind met fiets en teveel tassen loop, besluit ik maar weer mijn zelfde beproefde procedure te volgen. Hoi zeggen, tassen aannemen en kind naar huis laten fietsen. Eenmaal thuis er eten en drinken instoppen, het onder de douche zetten, in bed gooien en rond een uur of 18.00 a 19.00 kijken of je het wakker kunt krijgen. Zo ja dan nogmaals wat te eten erin stoppen en weer terug in bed dumpen. Ik heb het al meerdere keren gedaan en met succes. Het lijkt nu onmogelijk als ik naar het witte snoetje met wallen onder de ogen kijk, maar morgen, morgen heb ik weer mijn oude vertrouwde kind in huis…….. alsof het nooit weg geweest is.

donderdag 13 september 2012

Drie of vier....

Ze zitten tegenover elkaar aan tafel en eten. De grilplaat staan tussen hen in. Stukjes vis liggen net als wat groente te bakken en de glazen zijn gevuld met bier. Ontspannen leunt ze achterover. ”Zaterdag of zondag?” vraagt ze. “Zondag” antwoord hij. Ze doen een spelletje waarbij de één twee woorden of stellingen noemt en de ander er één moet kiezen. “Drie of vier?” zegt hij dan. Ze kijkt hem vragend aan. “Kinderen” vult hij aan. Ze zwijgt en denkt diep na.
Zo heel erg lang kent ze hem nog niet maar de tijd lijkt stil te staan, ergens tussen hen in te zweven, verteld ze. We zitten in Amsterdam op een terras en praten over wat haar allemaal bezig houdt. Eigenlijk hebben we elkaar iets te lang niet gezien, maar zo lijkt het altijd als we afspreken. Te lang niet gezien en toch alsof we gisteren nog bij elkaar zaten. Onze vriendschap duurt al jaren en we voelen ons helemaal op ons gemak bij elkaar. “Zo is het dus ook met hem” zegt ze. “Eindelijk, eindelijk na zoveel jaren kan ik weer helemaal mezelf zijn. Net als bij jou”, vult ze aan. “Ik vraag me niet af of hij me wel leuk vind als mijn haar raar zit en ik een bril op mijn neus heb in plaats van mijn lenzen in. Het maakt allemaal niet uit.” Ik kijk naar haar, ze straalt.
Ze verteld over hoe ze hem ontmoet heeft en wat hen beide bezig houdt. Ze heeft een heftige tijd achter de rug. Dat weet ik, dat heb ik van dichtbij mee kunnen maken. Maar hij dus ook als ik de verhalen zo hoor. “Oh meisje waar begin je aan” spookt het door mijn hoofd. Dan zie ik haar stralen en vol liefde vertellen. Zijn verleden krijgt stukje bij beetje al een plekje bij haar. Ze ontwijkt de moeilijke dingen niet. Alles van hem neemt ze mee. “Het hoort bij hem en dus ook bij mij als we samen verder willen”, vindt ze. Ze neemt haar tijd, denkt er over na maar ook weer niet al te veel. En ik zie haar vooral weer leven. Eindelijk weer echt leven.
Ooit zaten we samen bij een tarot legster en kwam haar kinderwens ter sprake. Ik was verbaasd, wist dat niet van haar. Zij had het diep weggestopt. Het was op dat moment in haar leven niet mogelijk. Er over nadenken had geen zin.  Nu praat ze er over hoe ze daar weer over nadenkt. Wil ze dat en is dat verstandig. Ze was nog aan het nadenken over zijn vraag “Latten of samenwonen?” en ze was even uit het veld geslagen toen hij deze vraag zo direct aan haar stelde. Want het was niet zomaar een vraag. Het antwoord was niet zomaar in een opwelling te geven. Het was niet eens drie of vier maar vier of vijf. Ze hoefde het niet hard op te zeggen want hij wist hoe ze dat voelde.  Ze verteld over hoe gezellig het weekend was geweest. Hoe ze er tegen op had gezien om naar zijn huis te gaan terwijl ze hem zo graag ook in zijn omgeving wilde meemaken. Hoe ze die ochtend had uitgesteld en maar allerhande klusjes had gedaan bij haar thuis voor ze eindelijk eens in de auto kon stappen om naar hem toe te gaan. En dat terwijl ze zo graag bij hem wilde zijn. Haar spanning was gelukkig snel gezakt en ze hadden de hele middag genoten van wandelen, neerstrijken op terrasjes en veel praten. Het zonnetje had geschenen en meerdere malen had ze gezegd dat het heerlijk was, zelfs een beetje vakantiestemming.
We bestellen nog een drankje en praten verder. Over het heden, het verleden, de kinderen, het werk. Over haar, over mij en over alles wat ons bezig houdt. De rode draad is duidelijk haar nieuwe relatie. Het heeft haar leven op zijn kop gezet en tegelijk zo simpel op orde gebracht. De zon schijnt weer harder, ze voelt dat er weer van haar gehouden wordt. Niet zoals de liefde van haar kinderen voor haar als moeder maar van haar als vrouw. Hoe ze haar angst kan loslaten en kan genieten van het moment. Ze verteld over de vakantie hoe ze die gecombineerd hebben met zijn werk en elkaar zoveel mogelijk zien. En ze verteld over het weekend dat ze bij hem was in plaats van hij bij haar. Dan dwaalt haar blik af. Ze denkt terug en verteld. Verteld over de avond, over de stellingen aan tafel. Haar gedachten dwalen verder naar de avond toen ze bij hem in bed lag en de kat bij haar kwam liggen. Ze waren die dag dikke vrienden geworden en zij genoot van deze kat die met zijn kleine lijf zich heerlijk tegen haar aan kronkelde en aan het spinnen was. Ze aaide hem gedachteloos, genietend. En toen keek ze opzij. Zag hem daar naast haar en de kat tussen hen in. Een gelukzalig gevoel van lang geleden overviel haar. Ze voelde een brok in haar keel, slikte de opkomende tranen weg en keek hem aan. “Vier” zei ze toen “en samenwonen!”

woensdag 12 september 2012

Het rode potlood

“Kijk” denk ik als ik in het stemhokje sta, “hiervoor heb ik dus op de kleuterschool geleerd dat je binnen de lijntjes moet kleuren”. De één noemt het sentiment maar ik vind het toch wel knulligheid ten top in onze moderne maatschappij waar de computer hoogtij viert.

De afgelopen weken moest ik vaak denken aan hoe Nederland van de ene “rage” in het andere valt. Kleurde alle straten in ons land in juni nog helemaal oranje en sloegen de supermarkten massaal door in hun spaaracties met voetbalplaatjes, buddy’s en andere poppetje, in juli en augustus zaten we met zijn alleen voor de buis en achter de computer om de Olympische Spelen te volgen. Heel veel meer sporten gingen we niet zo bleek en dat is dan weer jammer. Maar snel na de Spelen schakelden we al weer over en werden de zenders op tv in beslag genomen met de vraag wat gaat kiezend Nederland doen.

Meer dan eens hoorden we over de zwevende kiezer. Bijna alle partijen waren zich bewust van de kansen om de zwevende kiezer aan zich te binden en met succes zo bleek toen gisteren bekend gemaakt werd dat de zwevende kiezer geland was. Ruim de helft van de zwevende kiezers (53 procent) had bepaald op welke politieke partij hij vandaag zou gaan stemmen.  
Niet alleen de omroepen waren vol van de komende verkiezingen. Ook de kranten stonden bol. Er was geen nieuws te lezen, te horen of te zien waarbij de aankomende verkiezingen niet domineerden. Vooral ook internet was razend populair. Zo  maakten de afgelopen weken in totaal 3,86 miljoen mensen gebruik van de StemWijzer. Vandaag bezochten in drie uur tijd zelfs 110 duizend mensen de StemWijzer, vermeld NU.nl. In de eerste 12 uur van deze woensdag waren dat er zelfs 200 duizend. Gisteravond zorgde het slotdebat voor topdrukte. André Krouwel van het Kieskompas meldt dat zelfs de servers van de site opnieuw moesten worden opgestart, omdat ruim 100 duizend mensen de site bezochten.

En nu sta ik hier in dit stemhokje. Twee heren hebben mij zo net onderzoekend aangekeken of ik wel lijk op de foto in mijn paspoort. Drie keer is mijn naam genoemd, gelukkig weet nu tenminste de hele buurt dat ik gestemd heb, en dat terwijl mijn naam toch echt wel uit te spreken is. Na een goedkeurend knikje kon ik doorlopen naar meneer nummer drie die mij het papieren stembiljet overhandigde. Gewapend met blad draaide ik mij om en verdween één van de drie miezerige stemhokjes. En daar lag hij dan op mij te wachten. Gewoon los, niet eens aan een touwtje want ik woon tenslotte in een keurige buurt. Het rode potlood.

Nota bene vandaag om 19.00 uur zal Apple naar ieders verwachting de iPhone 5 gaan introduceren. Al in 2010 werden er 1,4 miljard mobiele telefoons verkocht en in 2011 was 65% van de verkochte telefoons een zogenaamde smartphone. Een computer is al helemaal niet meer weg te denken in onze maatschappij. Hoewel het wel weer erg ouderwets oogt. Want als je een beetje mee wil doen heb je toch op zijn minst een iPad, iPod, iPhone, een laptop en een groot deel van ons land werkt natuurlijk al lang in de Cloud. En in dat moderne land, waar we zo graag voorop willen lopen, mee willen doen en de trend willen zetten, in dat zelfde land, stemmen wij met het rode potlood.

Ik kleur netjes binnen de lijntjes het rondje van mijn keuze rood. Vouw het stembiljet weer op en laat het in de grote grijze kliko glijden en besluit me er maar niet te veel over op te winden. In elk geval kan ik vanavond weer gewoon aan de kinderen uitleggen waarom school zo ontzettend belangrijk is. Waarom de creatieve vakken er niet alleen voor de lol zijn en waarom kleuren binnen de lijntjes een noodzaak is.

Sporten zonder drempels

“Hier doe ik het voor” zegt ze en maakt met haar armen een weids gebaar naar het veld vol met sporters. Ze staat naast me en straalt. Zij is een bijzondere vrouw. Een vrouw met haar hart op de juiste plaats. Je merkt aan alles dat zij dit werk doet met hart en ziel. Met passie. Zij is Sonja Robben, directeur van het Ronald MC Donald Centre. Een Centre dat meer doet dan “alleen” kinderen met een beperking laten sporten.
Als ik de parkeerplaats oprij, zie ik het Centre al in de verte. Ik loop naar het eerste gebouw bij de ingang en vraag naar Sonja Robben. Met haar heb ik vandaag een gesprek, hier op dit bijzondere terrein.  “Ziet u dat blauwe gedeelte daar?” Ik knik. ”Daar is de receptie en daar kunt u zich melden.” Ik bedank en loop verder. Bij de receptie word ik welkom geheten door een man in een keurig beveiligingsuniform en een vriendelijke jonge man in een rolstoel. Na een telefoontje begeleidt hij mij naar het restaurant boven en vraagt of ik wat te drinken wil. Sonja is nog in bespreking hoor ik van hem en even later van een collega die mij nogmaals welkom heet. De vriendelijkheid is echt en puur. Een verademing. In de ruimte waar ik zit, is een gezellige drukte gaande en er hangt een prettige rustige sfeer. Helemaal op mijn gemak pak ik mijn telefoon en notitie blok, noteer wat afspraken en ga op in mijn omgeving.   
Even later komt Sonja naar me toe en neemt plaats aan de tafel. Als vanzelf begint ze te vertellen en hoewel ik een verhaal over het sporten verwacht, word ik verrast met de achtergrond van de mensen om ons heen die hun werk doen. Het verhaal achter het Centre. Nu 53 Wajongers met 5 coaches regelen samen met heel veel vrijwilligers al het werk binnen het Centre. De trots is van haar gezicht te lezen als ze het heeft over de 40 “medewerkers” die in de afgelopen tijd hun diploma hebben gehaald. “1/3 heeft zelfs niveau 2 gehaald”, vertelt ze enthousiast. Het Centre laat niet alleen jongeren met een beperking sporten maar geeft mensen die sinds jonge leeftijd een arbeidsbeperking hebben en vallen onder de Wet werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten (kort gezegd Wajongers) ook een kans. Binnen het Centre hebben ze hiervoor drie stromingen; schoonmaak, receptie/toezicht en horeca/bar, die in een soort carrousel uitgeprobeerd kunnen worden.  We praten over de nieuwe instroom van afgelopen september en hoe men twee keer per jaar kan instromen om het felbegeerde papiertje te behalen, het diploma dat centraal staat voor verder kunnen in de maatschappij.
“Wil je de rest zien” vraagt ze. Uiteraard, ik wil alles zien! Enthousiast als ik geworden ben door haar verhalen en houding. We lopen naar een gigantische gymzaal, eigenlijk 3 gymzalen aan elkaar die ook weer gescheiden kunnen worden. Alleen op de vloer mis ik iets. In eerste instantie merk ik het niet, doet het alleen wat kaal aan alsof het nog niet af is. Tot ze vertelt dat hier de lijnen door led verlichting zichtbaar worden zodat de sporters niet al te veel prikkels krijgen. We lopen verder naar beneden waar we een fitnessruimte zien (geheel gesponsord zoals veel binnen dit complex) en dojo waar de kinderen judo en karate doen. De ruimte heeft een vloer die eigenlijk één grote mat is, ideaal voor deze kinderen. Vanuit de dojo lopen we verder en vertelt ze over de 2 voetbalvelden. De één met kunstgras en de ander met gewoon gras want voetvallen moet je op echt gras kunnen doen. Eromheen ligt een atletiekbaan en nog iets verder ligt nog een baan voor de fietsers. Daarachter zien we nog een  zogenaamd “Cruyfveldje” dat weer inzetbaar is voor meerdere sporten.
Als we van het ene gebouw naar het andere lopen, zie ik dat er echt aan alles gedacht is. De lockers met vingerscan en braille. Overal aangepaste toiletten en kleedruimtes tot in detail gedacht aan mensen met een beperking en hun ouders/begeleiders. Zo ook de gigantische lift die een heel team rolstoelsporters tegelijk naar boven kan brengen. Het zwembad met verstelbare bodem maar ook hier weer de aanpassingen qua geluid om prikkels zo min mogelijk te maken. Na de rondleiding praten we nog over de leveranciers die dit Centre mede mogelijk maken door hun sponsoring. Over de instanties die nog denken in beperkingen in plaats van in mogelijkheden en wat het Centre biedt aan de kinderen maar ook aan de ouders. Het verhaal is compleet.
Ze is een bijzonder vrouw die staat achter een bijzonder project.  Als iemand het voor elkaar kan krijgen is zij het wel. Dromen zal ze blijven hebben. Klaar zal het nooit zijn. Want altijd weer zal ze andere mogelijkheden zien. Een volgende doelgroep willen bereiken. Ik kijk weer naar het veld vol met sporters,  sporters met een beperking die eindelijk zonder beperkingen kunnen genieten. Want daar doet ze het voor.