dinsdag 29 januari 2013

De andere vrouw


“Jeetje, wat zie jij er uit zeg” zeg ik. “Slecht geslapen of zo?” Ze zegt niks. De wallen onder haar ogen zijn niet te missen en haar teint is een beetje grauw.  “Als ik jou was, zou ik eens wat vroeger naar bed gaan” zeg ik tegen haar. Ze kijkt me aan met een uitdagende blik maar zegt niks. “Je ziet er echt moe uit hoor”. Haar ogen kijken me uitdagend aan alsof ze wil zeggen “bemoei je met je eigen zaken”.
Ik kijk haar nog eens van kop tot teen aan nog eens naar haar en krijg dan een minachtende blik terug. Ik mag haar dan wel kritisch bekijken maar nu is het haar beurt. Ze oppert dat het geen slecht idee zou zijn voor mij om een paar kilo af te vallen. Ze weet gewoon dat die opmerking niet goed zal vallen maar blijkbaar kan ze het niet binnen houden. ‘Trut’ denk ik.  Dan valt het me op dat haar ogen meer stralen dan de afgelopen tijd het geval was. Ik trek mijn wenkbrauwen omhoog en kijk haar vragend aan. “Wat is er aan de hand?” vraag ik. In haar ogen zie ik een twinkel maar ze zegt niets. Ze kijkt me aan, diep en doordringend en ik zeg maar gewoon niks.
Ze is duidelijk gelukkiger dan een tijd geleden. Alleen geslapen heeft ze blijkbaar niet veel. Ik laat het rijtje met mogelijkheden even de revue passeren. En dan ineen zie ik het. Ze is verliefd. Ik overweeg nog een opmerking. Laat het maar even, denk ik dan. Ik lach haar toe, draai me om en loop naar beneden. Als ik een half uur later de hond uit ga laten, zie ik haar in de gang. Ze heeft denk ik een kop koffie gehad want haar blik is al wat helderder dan vanmorgen. Haar haar zoals altijd opgestoken en ze heeft haar bril op om haar wallen te camoufleren. Ik lach haar even vriendelijk toe. Ach we lijken wel op elkaar. Ze is degene voor wie ik echt niets verborgen kan houden, hoe graag ik dat soms ook wil. Heel af en toe kan ik haar heel even voor de gek houden, maar het duurt helaas nooit lang.
Vanmorgen stapte ik de badkamer binnen maar ze is er niet. Een heel andere vrouw staart me aan. Ik ken haar niet. En toch heeft ze wel iets bekend. Haar ogen komen me bekend voor. En ze heeft het zelfde nachthemd als de vrouw die er normaal is. Maar dat haar…. Het is veel korter dan dat van die andere vrouw die hier anders elke ochtend met me praat, degene die ongezouten haar mening geeft. Degene die me aan het denken zet en waarmee ik vorige week nog ruzie had.  Degene die ik een paar dagen heb geprobeerd te ontlopen. Ik weet niet zo goed wat ik van deze vrouw moet vinden. Ze lacht, dan zie ik het. Ze is naar de kapper geweest. Het is leuk hoor dat kortere haar dat los hangt maar ik moet toch wel even aan haar wennen.
Als ik gegeten heb en de koffie pruttelt, zie ik bij het rommelen in mijn tas mijn haarspeld. Als vanzelf verdwijnt die in mijn haar. Mijn handen vinden automatisch de weg. Ze friemelen net wat langer dan normaal maar dan zit de speld in mijn haar. Een half uur later loop ik in de gang en pak mijn jas. In het voorbij gaan, valt mijn blik op de vrouw in de spiegel. He gelukkig ze is terug, zo ken ik haar weer.  

zaterdag 26 januari 2013

Een echt paar

Ze zitten op de achterbank in de auto en kibbelen er aardig op los. Als hij ja zegt, zegt zei vanzelfsprekend nee. Maar dat is vandaag, of liever gezegd nu. Want ze kunnen elkaar niet missen. Twee handen op een buik. Ze hebben het boek ‘Mannen komen van Mars en vrouwen van Venus’ duidelijk nog niet gelezen en begrijpen elkaar altijd verkeerd. Nou ja altijd…… ze houden van elkaar en dus komt het altijd weer goed.

In de ochtend zegt ze tegen hem dat hij moet opschieten en zijn spullen moet pakken. Meestal antwoord hij dat ze zich met haar eigen zaken moet bemoeien. Ze bedoelt het zo goed maar weet nog niet hoe mannen in elkaar zitten. Of het ooit gaat komen, betwijfel ik. Gaandeweg hoop ik wel dat ze leert er anders mee om te gaan. Of misschien ook juist wel niet. Want ze heeft de gave om ze allemaal om haar vingers te winden. Ik hoop van harte dat dat over een paar jaar toch minder zal zijn.
Hij houdt van haar. Niet een beetje maar een boel boel. Vanaf de eerste keer dat hij haar zag. Verkocht was hij. Als zij met haar vingers knipt, komt hij al bijna aanlopen, zeg maar. Oké, de laatste tijd wel mopperend, maar toch. Hij kan haar niet weerstaan, en zij weet het. Ze voelt het en maakt er zonder het zelf te beseffen dankbaar gebruik van. Dat doet ze nu al meer dan tien jaar en het werkt nog steeds. Eigenlijk lijken ze wel op elkaar. Zou het daar door komen, die klik? Is het dat je elkaar beter begrijpt omdat je zelf het zelfde zou doen? En hoe kan het dan dat je dan zo vaak loopt te kibbelen? Wonderlijk sla ik het tafereeltje van een afstandje gade. Vooral niet mee bemoeien. Laat ze hun gang maar gaan, die twee.
Er tussen komen heeft geen zin, heb ik inmiddels gemerkt. Dan keert het tij en is het twee tegen één. Dan spannen ze samen, het stel tegen mij. Geen ontkomen meer aan, het doel voorbij. En dus laat ik ze lekker kibbelen tot ik er genoeg van heb. Dan stuur ik ze simpel beide weg.
Ondertussen is in de auto het tij al weer gekeerd. Als twee handen op één buik zijn ze in overleg. Ze vermaken zich met een zelfbedacht spel en hebben de grootste lol. Het is net een stel. Een 20 jaar of langer getrouwd koppel. In voor en tegenspoed. Ze delen lief en leed. En ik vraag me af of dat ooit anders zal zijn. Ik hoop dat er over een paar jaar de ruimte zal komen voor nog twee andere mensen. Ja het is net een echtpaar, het is een echt paar. Het is echte liefde. Broeder-zuster liefde.   

dinsdag 22 januari 2013

Het vogelvrouwtje

Schuifelend met de fiets aan de hand komt ze voorbij. Een half uur later zie ik haar weer dezelfde kant oplopen, maar dan zonder fiets. En dat gaat de hele dag zo, elke dag opnieuw. Het is moeilijk haar leeftijd te schatten. Ik denk dat ze al oud is maar weet het niet zeker. Ze heeft iets teers, iets breekbaars maar ook iets geheimzinnigs, duisters. En vooral iets heel eenzaams.

In  het begin viel het me nog niet zo op dat ze steeds voorbij kwam schuifelen. Wel zag ik dat er zoveel duiven op haar dak zaten. Bij haar en bij mijn buurvrouw. Duiven zitten er hier veel. Heel erg veel. “Dat komt door haar”, zei hij en knikte naar rechts. Hij woont hier ook en kwam me helpen met wat klusjes in huis. “Dat komt door haar, het vogelvrouwtje”. Ik keek hem met een vragende blik aan; “het vogelvrouwtje?” “Ja, zo noemen we haar” verhelderde hij zijn verhaal. “Ze voert de hele dag de duiven, ze lopen gewoon achter haar aan. Maar wij zitten met de ellende. Die beesten schijten echt alles onder”. Ja dat is letterlijk dus met de ‘shit’ zitten, denk ik.
De duiven die het symbool zijn van de vrede. En een paartje staat voor de liefde. Hoe mooi is het om die te voeren. Maar toch kan ik me ook wel voorstellen dat niet alle buren er zo op zitten te wachten. Behalve dat ze veel poepen wat geen prettig gezicht is, brengt die poep ook de nodige bacteriën mee. Het vreet in de lak van auto’s en de goten van daken komen er vol mee te zitten. En dan de bacteriën. Niet voor niets worden de duiven vliegende ratten genoemd. Ze brengen Salmonella mee, Listeria en nog wat voor mij onbekende bacteriën.  In 2010 deed een groep wetenschappers testen en bleek zeven van de tien stadsduiven de Campylobacter met zich mee te dragen. En die ken ik dan weer wel. Daarvoor heb ik eens een week in het ziekenhuis gelegen en ik kan vertellen, dat was geen pretje. Ineens weet ik het niet meer zo zeker met die duivenvrede en liefde.
Vandaag sprak ze me aan. Er ligt sneeuw en ze heeft kilo’s voer gekregen om de vogels te voeren. “Van de dierenpolitie of nou ja zoiets dan” zegt ze. Elke dag gaat ze ook de zwanen eten geven. Ze heeft volgens haar zeggen een eigen stuk land toegewezen gekregen om de zwanen en de vogels te kunnen voeren. “Voor het huis mag het niet meer” verteld ze. Maar op het stukje land daar aan het water mag het wel. Daar mag niemand komen behalve zij. “Want de dieren gaan altijd voor” zegt ze. Mijn dochter, dierenactiviste in de dop, wil wel graag mee de vogels voeren. Ik bedenk nog even dat ik nu niet meer zo zeker weet of we hier nog vrienden gaan maken in de straat. Gelukkig antwoord het vogelvrouwtje dat dat gevaarlijk is, maar dat ze wel mag gaan kijken. “De zwanen doen zo hoor” zegt ze en maakt met haar armen een wijds gebaar en begint te blazen. “Daarom kan ik deze hand niet meer gebruiken” vult ze aan “maar ik ben niet bang voor ze hoor!”
Vanavond gaat mijn dochter kijken  naar het voeren van de vogels. En mijn zoon maakt het pad sneeuwvrij en biedt aan de kliko buiten te zetten. Eenzaam schuifelt ze even later weer voorbij. Ik kijk naar haar en eigenlijk vind ik haar wel heel stoer. Ze doet gewoon haar ding. Wat een ander er ook van mag vinden. Ze krijgen haar niet gek. Zij is het vogelvrouwtje.

zaterdag 19 januari 2013

Eenzame schaatser

Ineens zie ik hem. Alleen midden op de plas. De plas die nu bevroren is. Hij strekt zijn armen wijd uit naast zijn lijf en zweeft over het ijs. Ik voel me alsof ik stiekem mee kijk. Hij is ver weg maar ik kan zijn gevoel van vrijheid bijna voelen.

Het is ijzig koud als ik de hond ga uitlaten. Als ik langs het water loop, trek ik mijn sjaal nog iets hoger. De wind jaagt de ijskoude lucht langs mijn hoofd. Ik weet nu al hoe mijn oren en voorhoofd straks zullen gloeien als ik weer thuis ben. Mijn handen verstop ik in mijn handschoenen die geen handschoenen zijn, maar waarvan ik de naam nooit heb kunnen ontdekken. Handslippers hebben we ze gedoopt en ze horen bij mij. Een soort van handelsmerk.
Even nog dacht ik dat het nog wel een aantal dagen zou moeten vriezen voor er iemand het ijs op zou durven. Het zag er zo breekbaar uit vanaf de kant. Stil en verlaten lag het erbij. Ik wandel verder en als het even windstil is, zuig ik genietent de koude lucht naar binnen. Het is heerlijk hier, een prachtig verlaten landschap. Stilte. Ik ben alleen met de hond, de wuivende rietstengels, het bevroren water en mijn gedachten. Een groot gevoel van vrijheid vult me.

Dan ineens zie ik hem. Even sta ik stil en kijk. Dan zie ik er meer. Er zijn veel meer schaatsers op de plas. Een groepje van vier schiet door mijn gezichtsveld. Vanaf de kant schieten ze naar het midden om zomaar de plas over te steken. Ze gaan hard. Echte schaatsers, muts op en strak pak. Een prachtig gezicht. Het snerpende geluid van schaatsen op het ijs bereikt mijn oor en nog voor ik het besef zoeft een schaatser voorbij. Alleen, zichtbaar genietend. Ik besef hoe heerlijk het moet zijn om daar over het ijs te zweven. Zonder iets, alleen met het ijs en je gedachten. Even terug in de tijd. De tijd staat stil en neemt me mee terug. Strenge winters, pret op het ijs, geen haast, geen druk. Genietend van het alleen zijn of van elkaar. Kinderen achter stoelen op wiebelende ijzers. Vrouwen op kunstschaatsen met zwierende rokken. Mannen op die rondjes schaatsen.
Als ik af wil slaan naar links om het gewone rondje te lopen, voel ik de wind hard en koud in mijn gezicht zwiepen. Ik ril en besluit om in plaats van mijn rondje om te keren en het stuk gewoon terug te lopen. Behalve dat het minder koud is, kan ik dan ook nog naar de schaatsers kijken. Als ik bijna terug ben zie ik hem, de schaatser van deze tijd. Ook hij is alleen. Maar naast het geluid van zijn schaatsen op het ijs hoor ik hem ook praten. Met een mobiel tegen zijn oor gedrukt schaatst hij verder. Hij voelt het gevoel van schaatsen, de vrijheid op het ijs en het snerpende geluid van de schaatsen die zich een weg vooruit boren in het ijs. Maar hij mist duidelijk een stukje van het geheel. Hij mist het alleen zijn met je gedachte. De stilte en de rust. Hij laat ze nog niet toe. Zijn mobiel schaatst met hem mee. Hij kan niet zomaar gemist worden. Hij is de moderne schaatser.

woensdag 16 januari 2013

Witte onderbroeken en bleke kippenborsten

‘Weer eens wat anders dan in je onderbroek in een metro gaan zitten’ zegt hij als ik opper dat aansluiten in de avondspits een optie kan zijn omdat je zomaar ineens mee te doen aan een recordpoging van de ANWB. In je onderbroek in de metro…… en ja hoor ik heb een beeld.

Ik hoef er niets voor te doen, het is er direct. Een metro vol met mannen. En allemaal gekleed in slechts een witte onderbroek. Zo een die eigenlijk net te groot is. Een aantal had het blijkbaar koud vanmorgen en heeft een lange versie aangetrokken. Een enkeling heeft een bijpassend hemd aan. Zo een met een te lage hals en een ribbeleffect. Uiteraard te groot en duidelijk al heel vaak gewassen. Zo een waar nog net wat verdwaalde borstharen bovenuit komen. Maar de meeste mannen staan in hun te witte kippenborst met of zonder borsthaar. Bij een enkeling hangt een buik met wel erg verstopte buikspieren over de rand van de witte slip. Deze heren hebben vast vanmorgen nog van vrouwlief te horen gekregen dat ze er best wel wat van af zou mogen, maar heeft inmiddels al besloten zich daar de rest van de dag weinig van aan te trekken. Helaas voor mij heeft niemand het idee vanochtend gehad een gezellige string of boxershort aan te doen.
Het is druk in de metro. Dat kan ook niet anders want anders krijg je natuurlijk nooit een vermelding in het Guinness book of records. Hoewel…. Ik vraag me af of deze mannen eigenlijk wel door hebben dat ze alleen in hun onderbroek staan. Het lijkt ze niet te deren. En gek genoeg is er geen vrouw in de metro te bekennen. Ze zijn er ook niet. Dat weet ik zeker. De mannen zijn namelijk volledig op hun gemak en doen geen enkele poging hun buik in te houden of hun borst op te blazen en er is geen enkele vorm van haantjesgedrag te bespeuren. Een aantal is  verdiept in de krant en een aantal anderen kijken verveeld naar buiten.

Stiekem kijk ik naar ze. Het is een koddig gezicht. Al die mannen in hun witte onderbroek. Het is vooral de combinatie met hun nette zwarte sokken en dito schoenen die mij aan het lachen maakt. Sommige schoenen proberen angstvallig de meegenomen aktetassen op hun plaats te houden. Dat resulteert dan weer in knokkelige knieën die strak tegenelkaar gespannen wat dan het gehele plaatje eigenlijk niet echt goed doet.
Dan ineens komen ze allemaal in actie. Alsof er iemand met zijn vinger knipt, schrikken ze wakker. Verbaasd kijk ik naar het tafereel. Ik zie ruggen die zich rechten. Buiken worden ingehouden en borsten lijken op te zwellen. Op de meeste gezichten verschijnt een glimlach. Open of uitdagend. Knieën spannen niet meer samen maar richten zich stoer naar voren. De kans dat de aktetas gaat schuiven, lijkt niet meer belangrijk te zijn. Een ware metamorfose vindt plaats. Een verschil van dag en nacht, van zwart naar wit. Dan wordt duidelijk waarom. De deur is opengegaan en een prachtige jonge vrouw komt de metro binnen.
De mannen sloven zich uit, stuk voor stuk. Ongeacht leeftijd, groot of klein, donker, grijs of kaal. Allemaal zijn ze op slag veranderd. En eigenlijk weet ik niet welk beeld nu het meest komisch is. Want al doen ze nog zo hun best…. Het is nog steeds een lullig gezicht al die mannen in te grote, absoluut niet sexy witte onderbroeken.

 

dinsdag 15 januari 2013

Help, een ijsbeer op de weg

'Heb je het gehaald, waar je ook naar toe moest vanmorgen?’ verschijnt het berichtje in mijn scherm. ‘Ja joh, echt geen enkel probleem. Was er zo’ antwoord ik dapper. En dat is ook zo. De trap naar beneden was geen enkel probleem. Zelfs zonder dat ik gisteravond gestrooid had. En ook het plaatsnemen aan tafel lukte me prima. Niks files, niks sneeuw, niks voorzichtig. Gewoon aan de slag; want ik werk thuis.

Mijn laptop heb ik naar beneden gehaald. Het boven warm stoken voor een paar uurtjes vind ik zonde en hier kan ik heerlijk naar buiten naar de sneeuw krijgen. Bang dat ik de sneeuwellende niet mee krijg, hoef ik niet te zijn. De radio staat aan en elk kwartier hoor ik dat er op de weg die voor mij het meest vanzelfsprekend zou zijn, nog steeds 23 kilometer file staat en dat is dus echt niet veel. Want ja hoor, ook de rest van Nederland staat gezellig vast. Koffie en chocolademelk mee en je kunt er vast wel wat van maken op de A nog wat. Het winternetwerk event. Gat in de markt.
Zoals altijd is Nederland weer in rep en roer want er is sneeuw. We blijven nou eenmaal een raar volkje. Met kerst willen we allemaal zo graag sneeuw, maar als het dan twee weken later valt, zien we ineens beren op de weg. IJsberen waarschijnlijk. En zoals altijd kopieert de gemiddelde Nederland graag gedrag. In dit geval het gedrag van de ijsbeer die heen en weer loopt en geen meter vooruit komt. Dus staat heel Nederland vast. Dat hoort zo. Dat past bij sneeuw in Nederland. Ga je echter op wintersport, dan rij je in landen als Oostenrijk gewoon lekker door. Daar mag dat namelijk. Daar staan niet de verborgen alleen bij sneeuw zichtbare borden met daarop ‘Pas op! Sneeuw! U dient hier een file te vormen’.

Mijn vriendin vertelde vanmorgen dat zij en sneeuw geen vrienden zijn. Met sneeuw komt ze amper vooruit. Bang om te vallen en in haar geval kan ik me dat heel erg goed voorstellen. ‘Ik denk dat ik maar met de bus boodschappen ga doen’ schrijft ze. Ze is oud genoeg om voor zich zelf te zorgen, maar toch maak ik me ineens zorgen. ‘Laat dochterlief maar boodschappen halen, of maak kliekjesdag’ opper ik. ‘Zet een pot koffie of thee en nestel je op de bank met een boek.’ Ze vindt het wel een optie. ‘Zo worden sneeuw en jij vast wel vrienden’ zeg ik nog ‘en de boodschappen doe je dan op alle dagen dat er geen sneeuw ligt’. Ik weet zeker dat haar gezin dat weinig te kort zal komen hier in Nederland.
Gelukkig is de NS ook al voorbereid. Misschien moeten ze toch eens op werkbezoek in landen als Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Lijkt me een fijne investering. Of roepen ze gewoon maar alvast zodat ze gewaarschuwd hebben. ‘We hadden het toch al voorspeld’. Als ik hoor dat minder treinen inzetten, verlaat de logica mij even. Nu ben ik blond (lees blont) dus misschien is dat de verklaring. Ik zou bijna zeggen, zet meer treinen in. Gelukkig krijgen ze er nog wat storingen bij en is het feest weer compleet. Maar, zo lees ik op Nu.nl, volgens de woordvoerder hebben reizigers zich tevoren goed geïnformeerd over de aangepaste dienstregeling en is alles dus oké. Ik vraag me even af of het gaat om het ‘wij kunnen er niets aan doen’ principe of om de reiziger.
In elk geval hebben we op deze mooie witte dag vanmorgen om 8.40 uur al een nieuw record gehaald van 1003 kilometer. En daarmee hebben we 1999 met 985 kilometer toch maar mooi verslagen. De ANWB verwacht dat de ochtendspits naadloos in de avondspits over zal gaan. Kijk naadloos, daar kan de NS dan weer wat van leren. Ik ben blij dat ik lees dat we het record gehaald hebben. Want wat nou als we er net onder hadden gezeten. Dan had ik me nog schuldig moeten voelen over mijn thuiswerkdag.  

maandag 14 januari 2013

De schaduw

‘Hoe gaat het met de verhuizing’ vraagt ze. Ze staat bij het rek met haarspeldjes in de drogist. Even ben ik van mijn stuk gebracht, hoe weet zij van mijn verhuizing. ‘Ja, je blogs he’ zegt ze lachend op mijn blijkbaar toch duidelijke maar niet uitgesproken vraag. Even bedenk ik of ik moet vertellen dat niet alles autobiografisch is, maar dan bedenk ik me dat ze vast slim genoeg is om dat zelf te bedenken.

Als ik even verderop bij de douche- en badproducten sta, komt er een man naast me staan. Ongemakkelijk draait hij wat heen en weer en fluistert dan ineens ‘u bent toch van die blos’. Verbaasd kijk ik hem aan. Ik ken de man niet, nooit eerder gezien ook. ‘Gekker moet het niet gaan worden’ denk ik nog ‘straks kan ik niet eens meer rustig naar de winkel’. Ik knik verlegen en nog steeds verbaasd. ‘Ik zou graag een keer mijn verhaal vertellen’ zegt hij. ‘En zou je dat dan op willen schrijven’. ‘Uh ja, dat kan’ zeg ik enigszins twijfelend. De man geeft me een kaartje met daarop een datum en een adres'. Dan is hij weg.
Twee dagen later zit ik in een voor mij onbekend restaurantje in een nabijgelegen plaats. Als de serveerster een kop koffie voor me neerzet, zie ik de man binnenkomen en rondkijken. Snel loopt hij naar mijn tafeltje en stelt zich voor. Er bekruipt me een raar gevoel dat het niet zijn echte naam is die hij noemt. Vrij snel begint hij te vertellen. ‘Ik ken haar al bijna mijn hele leven’ zegt hij ‘tenminste al heel lang. Ze is zo mooi, was ze vroeger al’. Even lijkt hij terug te gaan in de tijd. ‘Eigenlijk had ik al meteen een oogje op haar’ vervolgt hij al mijmerend. De blik in zijn ogen wordt zacht. 'Het eerste tijd zag ze mij niet, maar later kregen we contact. En eigenlijk is het nog zo’ zegt hij dan. Zijn toon is ineens veranderd. De laatste woorden zijn die van een verbitterde man. De blik in zijn ogen is veranderd naar wanhoop en hebben iets dat me angstig maakt.
Vragen wie het is, durf ik niet en dus zoek ik naar de goede vragen. ‘Zijn jullie vrienden?’ vraag ik. Dat helpt, er komt een glimlach over zijn gezicht. ‘Ja vrienden’ zegt hij ‘we zijn goede vrienden. Ze vindt mij leuk. Af en toe lacht ze zelfs naar me maar niet altijd ziet ze mij. Meestal ga ik wat verder weg staan. Vooral als hij er bij is’. Er klinkt minachting in het woordje ‘hij’ en ik vermoed dat hij het over haar man of vriend heeft. Met  elke zin die de man verteld, krijg ik meer het idee dat het niet klopt. Ik kijk schichtig om me heen om te zien of er wel mensen in mijn buurt zijn. Dan lacht hij ineens hard en schel ‘ze vindt me echt wel leuk hoor’ zegt hij. En ineens besef ik dat ze hem waarschijnlijk niet eens kent. ‘Zie je haar vaak’ vraag ik in een poging te achterhalen wie het is. Hij lacht ‘natuurlijk’ zegt hij overmoedig, ‘ze moet zo vaak ergens iets vertellen. Ze is belangrijk’ voegt hij er met een grijns aan toe. ‘Ze is de belangrijkste vrouw van de stad. En ze is mijn vriendin. Alleen van mij’.
De grimmigheid in zijn stem maakt me bang. ‘Heb je haar verteld dat je haar zo leuk vindt’ vraag ik in een poging het gesprek rustig en op gang te houden. De belangrijkste vrouw van de stad. ‘Welke stad’ roept het stemmetje in mij, ‘mens vraag dan door’. ‘Ik heb het wel eens geschreven’ haalt hij mij uit mijn innerlijke strijd. ‘Ze weet ook best wel dat ik elke dag even langsfiets en dat ik altijd overal bij ben. Ze weet het echt wel. En ik weet alles van haar’. Het klinkt haast dreigend. ‘Mag ik weten wie het is of waar ze woont?’ ik vraag het zomaar ineens. Zomaar ineens vliegen de woorden uit mijn mond. Verschrikt kijkt hij me aan. ‘Dan ga je het hem zeker vertellen he’ fluistert hij. ‘Dat ga ik je dus niet vertellen’ sist hij er achteraan en zijn ogen schieten vuur. Dan pakt hij als in een flits zijn jas en voor ik het besef staat hij al bij de deur. ‘Let jij maar op’, roept hij ‘misschien kun je er wat over schrijven want binnenkort weet toch iedereen het. Binnenkort is ze helemaal van mij…..’

zaterdag 12 januari 2013

Lente in aantocht

Het is koud buiten. De krantenjongen loopt met dikke handschoenen, een sjaal en muts voorbij. Ik kijk naar buiten en besluit vandaag lekker binnen te blijven. Ik loop naar het fornuis en kook water voor thee. Als de thee klaar is en ik de haard aan gedaan heb, nestel ik me achter de computer. Heerlijk weer om te schrijven.

De kinderen vermaken zich prima met de nieuwste games op een apparaat waarvan ik de naam ken, maar ook niets meer. Gisteravond vertelde ze onder het eten hoe geweldig het apparaat er uit zag. Enthousiast hoorde ik de verhalen over een klepje dat vervangen was door een schuifje. Ik probeerde nog op de juiste momenten te knikken maar ik denk niet dat ik echt geloofwaardig overkwam. Ik heb er niets mee met die speldingen. De Wii dat snap ik dan nog wel maar verder is elke spelcomputer mij vreemd. En dat is misschien maar goed ook.
Ik ruik hoe de kamer zich vult met een heerlijke wierookgeur en ik staar naar buiten. Zoals altijd zitten er zoveel onderwerpen in mijn hoofd maar op dit moment komt niets naar boven drijven. Dan maar niet denk ik en schenk een kop thee in. Mijn ogen dwalen weer af naar buiten. Ik weet dat het koud is buiten maar zo met het doorkomende zonnetje lijkt het meer op voorjaar. Ik verlang al weer naar de zon en het voorjaar. De bloemen die breekbaar doorkomen en laten zien dat de winter weer bijna voorbij is. De vogels die fluiten en bomen die weer groene blaadjes krijgen. Die eerste tere tekenen dat de lente weer in aantocht is. Het zonnetje nog twijfelend. Maar als je buiten loopt ruikt je het voorjaar. En je voelt het vooral in heel je lijf.
Als ik het raam op een kier zet, hoor ik de geluiden van buiten langzaam naar binnen dringen. Bij de achterburen is blijkbaar een feestje. Ik hoor de kinderen buitenspelen. Het is koud maar toch lijkt alles te twijfelen. Binnen is het huis net zo in tweestrijd. Op de grote tafel staat een boeket met amarillissen. De rode symboliseren voor mij de kerst, de witten geven zacht toe dat kerst voorbij is en ze ook wel naar de lente verlangen. Op de andere tafel staat een bos met tulpen. Ze knikken me lief toe. De lente is in gang gezet, er zijn tulpen in mijn huis gedrongen. Een stukje verderop lachen op het aanrecht de narcisjes me toe. Bollen heb ik in huis gehaald toen de kerstboom er uit zou gaan. De hyacint op het kleine tafeltje toont is nog niet overtuigt maar toont toch al wel een klein beetje roze. De geur houdt ze nog even geheim.
De weerkaart toont dan misschien winter met cijfers beneden nul. Vriezen gaat het de komende dagen, in de nacht maar ook overdag zal het kwik niet boven het vriespunt gaan komen. Ik wil het wel geloven, ik zal wel moeten. Maar in mijn hoofd is de lente al begonnen. Een dikke maillot maar ook een zacht lenteblauw vestje heb ik vanmorgen uit de kast getrokken. Is het mijn verlangen naar de zon? Of is het ‘t verlangen naar alles wat bij de lente hoort. De vogels, de bloemen, het lichte gevoel van geluk. Ik weet het niet.
Het is koud buiten. De krantenjongen loopt met dikke handschoenen, een sjaal en muts voorbij. En ik? Ik kijk naar buiten en besluit dat vandaag de lente begint.

woensdag 9 januari 2013

Back to normal

Het leven begint weer te lopen. Of ik loop en begin weer te leven. Ik weet even de volgorde niet. Heerlijk was het die dagen van geen ritme. En dus was ik elke morgen belachelijk vroeg wakker. Onnodig vroeg wakker. Dat zou nu wel handig zijn. Maar nu ben ik slaap ik uiteraard. Want nu moeten we opstaan en het woord moeten heeft een vreemde uitwerking op mij zelfs op mijn slaapritme.

“Back to normal”, maar ja dan moet je wel definiëren wat “normal” is en ik geloof dat ik in nou net niet in de categorie “normal” val. Ja zo op het eerste oog nog wel maar als je even dieper graaft…. “Mammmm” roepen de kinderen nog wel eens. “Mamm, doe effe normaal”. “Normaal?”  zeg ik dan. “Stel dat je echt een ‘normale’ moeder zou hebben, dan is het leven echt heel saai”. Gelukkig zien zij er de humor wel van in. Het kan natuurlijk ook gewoon mijn opvoeding zijn en dat ze niet beter weten.
Vandaag was ik ook bij een groepje kids. Niet mijn kids, maar wel een beetje van mij. Ze hadden me duidelijk gemist tijdens de vakantie en dus was na een uur mijn knuffelgehalte weer bijna op peil. Ze gunde elkaar het licht in de ogen niet en zo zat ik met aan beide kanten een knuffelend kind en natuurlijk een op schoot. De rest hing om mijn nek of riep om aandacht met een “juf juf juf”. Toen we al pratend over foto’s ik de foto’s van mijn zonen tijdens de voorbereidingen van het behangen liet zien, keken ze me erg ongelovig aan. De oudste zoog namelijk behulpzaam met de stofzuiger het vrijgekomen stof uit het haar van zijn broer. De kinderen deden er even over voor ze er om durfde te lachen. Nee “normal” zit er gewoon niet in.
Maar in een poging tot “back to normal” probeer ik alles wel weer in een keurig schema te wringen. Het mij alom bekende condoomschema volgens iemand die mij een paar jaar van zeer dichtbij in mijn race tegen de klok mocht aanschouwen. Voor degene die nog niet bekent zijn met het zogenaamde condoomschema; “het pas net”! En dus vloog ik vandaag weer van hot naar her met ondertussen de illusie dat ik echt nog van alles en nog wat kon doen. Even vergetende dat we nu in ons dorp wonen en we er maar beter wat reistijd bij kunnen rekenen.

Dat die feestdagen wel een weerslag hebben is wel duidelijk. De kids komen moeilijk op gang, de hond en de kat kijken me aan van “vorige week deed je echt heel anders” en zelfs de wasmachine was wat van streek. Eerst had ze last van verstoppingen en daarna van waterverlies. Ach die feestdagen.... Zo van streek. Of zou ze verliefd zijn. Hoewel ik dat waterverlies dan toch echt niet kan verklaren… overgang misschien? Maar al met al zit ik nu met bergen was terwijl ik zo heerlijk alle weg had afgelopen weekend. Maar ook de beestenboel was dus van slag. De kat had op het bed van dochterlief d'r behoefte gedaan. Dus moest alles de was in. Deed ze het verdorie de dag daarna weer, dus weer alles de was in. Met argusogen heb ik haar vandaag in de gaten gehouden. Het lieve “mauw mauw” daar kan ik echt nog niks van maken. Misschien moet ik haar gewoon pen en papier geven zoals ik ooit met de rode kater deed.

Zuchtend besluit ik dat het weer een puinhoop is en ik weer zoals altijd te weinig uren heb voor alle plannen die er in mijn hoofd leven. Te weinig tijd om alle verhalen er uit te laten. Te weinig tijd om alles keurig en strak te hebben. Te weinig tijd om de moeder te zijn die ik graag wil zijn, hoewel het kopje thee uit school al weer bijna tot de rituelen behoort, dat dan weer wel. En te weinig tijd vooral voor mezelf. Als vanzelf rek ik de avonden weer wat langer want de woorden moeten op papier. Met als gevolg dat ik te weinig tijd heb om te slapen. Als ik in de ochtend in de spiegel kijk, zegt de vrouw tegenover me dat ik vanavond vroeger mijn bed in moet. Ik lach naar haar en zeg: “wie weet en beloof haar dat ik echt mijn best zal doen” en denk alles is weer gewoon “back to abnormaal”.   

 

 

Kippenvel

We zitten aan tafel en eten. Ineens zegt zoonlief: “mijnleraar is een mooi mens”. Ik laat de woorden even op me inwerken en vraag me afwat hij bedoeld. Dan vraag ik nog even wat hij zei. “Dat mijn leraar een mooimens is” herhaalt hij geduldig. “Hoezo dan” vraag ik.  “Nou volgende week gaan ze op school weer skiën”zegt hij. “Ach” zeg ik niet geheel zonder spot “en je leraar offert zich op ommee te gaan?” “Ja” zegt hij, “maar hij spaart zelf ook het hele jaar om tezorgen dat de kinderen waarvan de ouders echt het geld niet kunnen missen.” Ikvoel spontaan kippenvel op mijn armen komen. “Wow” zeg ik dan “je leraar isinderdaad een heel mooi mens”. 

Gelukkig zie ik ze steeds vaker. Mooie mensen. De mensendie echt leven en niet alleen voor zich zelf. Vandaag was ik er bij zo een. Eenmooi gesprek hadden we en blij was ik dat ik eindelijk weer de energie had omme weer aan te sluiten. Geroerd was ik toen hij zei dat ze me maar even gelatenhadden. Al zo veel aan mijn hoofd. Ik ken ze pas een jaar, hem ietsjes langer.Maar ze lezen mijn gedachten in mijn ogen. Ze kijken echt. Ze zien je om wie jebent en respecteren je. Dat is mooi. Nog steeds ben ik blij dat ze mij vroegenom aan te sluiten en mee te werken aan zo’n mooi project. Grote stoere mannenzijn het, met een heel klein hartje.
We bespraken een prachtig initiatief, zijn initiatief dateen beetje uit de klauwen groeit. We keken naar een filmpje op het internet.Weer even kijken waar je het allemaal voor doet. En ineens liepen de tranenover mijn gezicht. Ook zijn ogen zag ik blinken. Net als toen in het Agora.Want daar doen we het voor. De mensen die geen keuze hebben. De mensen dievechten en de hoop dat we het ooit anders kunnen maken. Hoe kun je leven zonderje in te zetten voor je medemens. Gelukkig zijn er veel van dit soort mensen.
Komende week zijn ze er ook weer. Mensen die proberen vrijwillig metinzet een verschil te maken. Vorig jaar werd ik verrast. Eigenlijk vond ik datik niet zoveel speciaals had gedaan. Want er zijn nog zoveel anderen die nogveel meer doen. De afgelopen tijd heb ik een aantal taken in vrijwilligerswerk afgestoten.Ik weet dat het nu beter is, maar ergens knaagt het. En dus scheen vandaag dezon weer, voelde ik de energie weer stromen om me vol te kunnen storten opzoiets moois. Jammer blijf ik het vinden dat het nodig is om te vertellen datde mensen die wat extra’s doen speciaal zijn.
En had ik nog geen wensen voor 2013, dan ventileer ik nude wens dat we allemaal wat meer stil staan bij onze naaste en (nog) eens watvaker iets voor de ander over hebben. Laten we eens wat minder praten over water mis is met de maatschappij en laten we dit jaar eens focussen op de mooiemensen die in het groot of in het klein een verschil maken. Laten we eenvoorbeeld nemen deze mooie mensen zoals de leraar van mijn zoon. De mensen die echtleven en echt kijken. Maar laten we ook stil staan bij de kinderen die dit zienen daardoor eerder hun voorbeeld zullen volgen. Want zij zijn de toekomst. Latenwe met zijn allen nog vaker een mooi voorbeeld zijn.  

Door een roze bril

“Je hebt van die mensen” zegt hij “je hebt één ding mee, en alles zit tegen”. Ik kijk hem niet begrijpend aan. Waar heeft hij het in hemelsnaam over. Blijkbaar spreekt mijn gezicht boekdelen. “Nou je kent het wel” zegt hij “dat je denkt dat iets mee zit of dat je iets leuks hebt, maar dat het dan altijd mis gaat”. “Ik geloof dat ik het begin te begrijpen” zeg ik voorzichtig. “Ik ben zo iemand” vervolgt hij. Ik frons want daar kan ik me nou niks bij voorstellen.

“Als ik een auto koop” legt hij uit “dan zeg ik als ik de deur uit ga ‘tot gauw’ tegen de verkoper omdat er altijd gelijk weer wat mis is.” Ik ken ze wel hoor, de 12 ambachten, 13 ongelukken types. De mensen die nou net niet voor het geluk geboren zijn. Maar ik kan me hem niet zo voorstellen. Nu ken ik hem niet zo goed maar het lijkt me gewoon geen Jan ongeluk. Zo’n ongeluksvogel die in zeven sloten tegelijk loopt. Of meestal valt dan samen met een ander, want een ongeluk zit altijd in een klein hoekje en komt zelden alleen. Dat heeft dan weer als voordeel dat je gezellig met zijn tweeën bent. Hoewel je daar dan weer niet gelukkig mee hoeft te zijn als de ander een stuk ongeluk blijkt te zijn.  Maar dat terzijde.
Zelf zei ik afgelopen week nog toen ik een spelletje verloren had “ongelukkig in het spel, gelukkig in de liefde”. Kijk dat heet dan weer een geluk bij een ongeluk. Tenminste als het zo werkt dan.. Dat moet ik nog even afwachten natuurlijk. Geluk en ongeluk liggen zo dicht bij elkaar. En de liefde heeft er vaak wel wat mee te maken. Geen enkel woord dat zoveel lading heeft. Dat zoveel tegelijk uitstraalt. Geen woord waarbij iedereen andere voorstellingen en ideeën heeft en toch ook iedereen weer precies hetzelfde denkt. Maar waar ligt de grens tussen gelukkig en ongelukkig zijn.
“Liefde maakt blind,” zegt men. Ligt daar de grens? Ik weet het niet. Ik kijk graag door een roze bril en dat blind ben ik toch al half met bijna min 6. Zonder bril krijg ik niet zoveel mee. Behalve dan als je op neusafstand tegen me aan hangt. Dan krijg ik het wel voor elkaar zwoel in je ogen te kijken. Zwoel is namelijk niet zo moeilijk als je toch geen steek kunt zien. Misschien toch de liefde die me blind maakt. Ik weet alleen niet of je nu door zo’n roze bril beter ziet. Ik prijs me gelukkig dat ik meestal geen steek zie en niet alleen in de verliefde periodes. Mijn ogen gaan blijkbaar daarna ook niet beter functioneren. Dus daar is geluk en ongeluk niet aan af te meten.

Hoe gaat dat dan, vraag ik mij af. Hoe zit het bij de pechvogels. Bij de Jan of kees ongeluk. Pieten hebben daar vast geen last van, die zijn zo precies…. Hoe zit het met deze mannen en waarschijnlijk ook wel vrouwen hoewel je daar niemand over hoort. Zijn die in verliefde status net zo ongelukkig. Of drijven ze dan op hun wolk de misère gewoon voorbij? Vergeten ze plotseling te struikelen en nemen ze de mankementen aan die nieuwe auto maar gewoon voor lief. Of horen en zien ze niet meer wat er gebeurd en kunnen ze het leven beter aan. Zijn alle nare episodes in het leven ineens filosofisch beter geworden. Als ik er zo over nadenk, komen er zoveel vragen in me op dat ik even wilde dat hij hier tegenover me zat. Volgende keer toch maar eens vragen…..

dinsdag 8 januari 2013

Ons dùrrup II; Snowboots, dikke sokken en crocs

Het gras onder mijn voeten is nat maar nog niet zo drassig als ik had verwacht. Ik kijk naar mijn charmante snowboots die net als mijn dikke grijze sokken en crocs duidelijk vallen onder de categorie “zo krijg je nooit verkering” en stel vast dat het misschien wat overdreven is. Als ik een man met dochter in de speeltuin zie, blik ik naar beneden en stap parmantig door.

Het is zondag en ik loop mijn rondje met de hond. Even hoofd leegmaken en doorstappen. Ik geniet van het waterig doorkomende zonnetje en het geluid van het klotsende water. Een klein stukje verder merk ik dat ik mijn oncharmante schoeisel niet voor niets aangetrokken heb en bagger ik verder door de blubber. Achter me hoor ik iemand roepen. Even later stuift een klein hondje voorbij op weg naar de grote zwarte labrador. Vol enthousiasme begint ze te springen en uit te dagen. De grote zwarte hond kijkt even toe en gooit dan gezellig haar staart de lucht in en kwispelt er lustig op los. Zo dollen de twee samen verder. Ik blijf stil staan kijken en geniet.
Dan staat de vrouw naast me en komt er nog een ander klein hondje kijken. Die is duidelijk wat minder brutaal en vind het maar eng allemaal. Zoals dat hoort als je een hond hebt, beginnen de mevrouw en ik een gesprek. Ik raad de zwarte hond aan om maar even niet te springen en zo enthousiast te doen, maar de mevrouw wijst op haar kleding. Ze is al even charmant gekleed als ik met uiteraard bijpassend schoeisel. Want zo hoort dat al je met de hond gaat wandelen. We hebben dus gelijk een band en eigenlijk voel ik me dus gewoon een keer juist gekleed met mijn laarzen. Van de zomer kan ik ook vast wel op de crocs naar buiten die de lieve oude man als sexy bestempelde, maar me nog dezelfde dag de tip gaf om ze toch maar niet meer aan te doen. Waarom is iedereen zo bezorgd of ik nog wel verkering krijg. Beetje vent weet heus wel dat ik als het er op aan komt de hoge hakken voor hem aan doe.
Als vanzelf lopen we samen verder. Ze verteld me over de gestolen auto die hier een paar dagen geleden gevonden is. Ik weet van niets. Is dat omdat ik er nog maar pas woon of omdat ik altijd van alles schijn te missen. Vertelde ooit een oude overbuurman mij dat een van mijn overburen uit elkaar waren, had ik daar niets van gemerkt. Duidelijk is dat ik niet genoeg naar buiten kijk.  “Oh al een half jaar hoor” zei hij en vertelde me gelijk alle andere roddels uit de buurt. Koffie drinken met hem en ik was weer helemaal up-to-date. Tenminste dat dacht ik. Een paar dagen later toen er ineens gezellige roze slingers aan het huis hingen, kwam ik er achter dat ik ook niet had mee gekregen dat zijn vrouw zwanger was.
De aardige mevrouw verteld verder over de auto en hoe die weggesleept was waardoor de blubber nu nog een graadje erger is. We lopen pratend verder alsof we elkaar al jaren kennen. Zo gaat dat hier in ons dorp. Als we aan het einde van het dijkje zijn zoals ze het pad langs het water noemt, zeggen we elkaar gedag. Veel plezier vanmiddag. Want uiteraard hebben we ook onze plannen voor die dag maar gelijk besproken. Ik voel me gelijk meer thuis hier en hoop dat ik haar volgende keer weer tegen kom.

 

zondag 6 januari 2013

Het laatste stuk op hakken

“Er zijn van die teksten he….” zegt ze tegen me “die zijn zo verrekte waar. Gewoon dat je er niks aan toe te voegen hebt. En dit, dit is er één” zegt ze. Op de radio schalt de stem van Bart van Racoon. “Je moet er toch niet aan denken he” vult ze nog aan “dat ze hierna geen Nederlandse teksten meer maken. Zoooo jammer. Gelukkig zijn de engelse teksten net zo mooi.

Ik zit op de bank met mijn benen onder me gevouwen en luister stil naar de tekst. “Een oceaan om in te schuilen, nooit alleen meer hoeven zijn. Ik heb gesmeekt niet meer te huilen. Alsjeblieft. Het leven jaagt geen angst meer aan. Ik heb al zo ver moeten kruipen. Het laatste stuk zal ook wel gaan, tot ik ga staan.” Een oceaan…. Ik heb iets met dat water. Met de zee. Was ik gisteren nog tot in tranen geroerd door Trijntje Oosterhuis, denk ik nu “doe inderdaad maar groter”. De zee is mooi maar de oceaan. Daar kun je pas in vluchten. “Een oceaan om in te verzuipen…. Een oceaan vol tranen is van mij …. Alleen van mij..
Verzuipen wil ik. Met mijn hakken aan. Als ik toch grootser aan het denken ben en de controle los laat is de oceaan wel geschikt. Verzuipen in alles. In verdriet, in liefde, in het leven. Helemaal ondergaan en voelen. Echt weer voelen. Niet bang zijn en loslaten of je ooit nog boven zult komen. Want wat kan er gebeuren? Ik heb inderdaad al ver moeten kruipen. Ik ben niet meer bang om te vallen, ik kabbel wel weer omhoog. Met of zonder hakken. Dat laatste stuk zal wel gaan. En dan doen we er toch gewoon wat langer over. Het laatste stuk op hakken.  
Het laatste stuk. Dat klinkt dan weer als een klein eindje. Een “we zijn er bijna” gevoel. Dat zou mooi zijn, maar daar geloof ik dan weer niks van. En als het dat wel zou zijn, bekruipt me tegelijk het gevoel dat ik nog langer wil. Niks klein stuk. Ik wil nog wel wat jaren mee. Het laatste stuk? Volgens mij ben ik nog niet op de helft. Maar misschien heb ik het eerste stuk wel te hard gelopen. Grote stappen, dat deed ik namelijk altijd. Altijd haast. Ik kijk naar mijn hakken. Misschien is dat de truc. Misschien loop ik langzamer op hakken. Misschien wel bewuster, misschien loop ik mezelf dan wel wat minder voorbij. Misschien blijf ik dan wel veel beter overeind. Ik vraag me af het mooie kiezelpad met de bloemen wel te doen is met hakken. Maar ach, wie niet waagt…..

Een oceaan om in te vluchten. Over de berg en de top. Het kiezelpad op hakken. De bloemen steek ik in mijn haar. Liefde om je hart te luchten. Het laatste stuk, op naar de oceaan. Een oceaan alleen van mij. Op hakken zal ik mezelf weer vinden. I have been a way too long and every day I missed you more. You look like you did before, only prettier… Every day I love you more.



zaterdag 5 januari 2013

Ver onder de spiegel

De radio staat aan en ik hoor: “Soms zijn de zee en ik alleen”. Ik houd van dat nummer en heb het al zo vaak gehoord. Zo vaak meegezongen. Maar dan ineens komt de tekst hard binnen. Ik val stil. “Wie neemt mij mee, wie durft te beginnen, wie laat mij zien hoe mooi een mens kan zijn van binnen”

We zijn inderdaad net zo als de zee. Dat we ver onder de spiegel willen gaan. Op zoek naar daar waar alle liefde zit. Maar we zijn ook zo verrekte bang om het toe te staan. We leven vluchtig, bang van het leven en bang van ons zelf. “Wat kan er gebeuren?” vroeg zij mij een paar maanden geleden. “Wat kan er gebeuren als je de controle los laat”. Mijn ogen keken haar paniekerig aan. “Alles” spookte het door mijn hoofd. “Van alles zou er gebeuren” maar ik zei niks. Ik staarde in het niets, in de leegte en dacht na. Wat kon er gebeuren. “Zou de wereld vergaan?” vroeg ze en traag schudde mijn hoofd. “Nee dat niet”. “Wat wel?” vroeg ze verder en spoorde me aan. Ik kon niets bedenken. Wat voor ergs zou er kunnen gebeuren? Niets, er zou niets gebeuren. Even later liet ze me een briefje met het woord “controle” erop ritueel verbranden. Of het echt gewerkt heeft betwijfel ik.
Durf ik het? Te leven. Echt te leven. Doe ik het? Soms denk ik van wel. Soms denken andere van wel. “Jij bent jezelf” zei hij ooit. Hij was dat inderdaad niet. Hoe hij echt is, ben ik nooit achter gekomen. Ik weet het niet. Hij zelf ook niet meer, denk ik. Hij kopieerde zijn gedrag en was van iedereen een beetje. “Jij durft je eigen mening te hebben” zei een ander. Maar ik weet het niet zo zeker. Ja ik ben wel echt en een eigen mening heb ik ook. Maar diep van binnen ben ik ook een klein bang meisje. Een klein meisje dat het zo graag goed wil doen maar dat de lat zo hoog legt dat ze er niet bij kan, zelfs niet als ze op haar tenen gaat staan.
Vorige week kocht ik schoenen. Schoenen met enorme hakken. Dunne spitse hakken. “Dan duurt het wel langer voor je er bent” was de reactie. Maar dat is maar hoe je het bekijkt. De lat ligt misschien wel hoog, maar ineens ben ik een stapje dichterbij. Mijn armen reiken hoger. Op hakken ben ik ineens dichterbij. Wankel sta ik op mijn hakken. Ik kijk naar de glimmende diepzwarte kleur. Durf ik hoger te reiken dan dat ik tot nu toe deed? Ze zijn wankel maar geven me lef. Die schoenen met hoge hakken.
“Soms zijn de zee en ik alleen” zingt Trijntje. “En is zij net als iedereen. Als ik onder haar golven wil, dan laat ze mij er niet doorheen. Dat is de zee”. ”Ik ben de zee” denk ik. En ik blokkeer mijn eigen golven. Ik laat mezelf niet onder de spiegel gaan. Bang om te verzuipen. Dan neem ik mijn besluit. Ik trek mijn hakken aan. Vandaag reik ik hoger. De controle gooi ik even opzij. Niet al te ver weg want je weet maar nooit. Dan luister ik verder naar Trijntje “Wie neemt me mee. Wie durft te beginnen. Wie laat mij zien hoe mooi een mens kan zijn van binnen. Wie leidt de weg. Wie durft te voelen. Wie draagt het licht, wie heeft ’t zicht. Wie neemt mij mee?” en ik mijmer weg.




Ons dùrrup

Als ik langs het water loop en achterom kijk, besluit ik dat het hier echt een ander gevoel is. Ik woon hier nog niet zo lang. Wel in deze stad die ik eigenlijk altijd bestempel als dorp. Gewoon omdat iedereen hier elkaar lijkt te kennen. Maar nu woon ik in een stuk van de stad dat echt een dorp op zich is. Dat geeft me een geruststellend gevoel.

Het ligt overal buiten, dat dan weer wel. En ik maak de laatste tijd dus nog meer kilometers dan ik al deed. Het moet nog wennen het gevoel dat ik hier naar huis ga, maar langzaam komt het. Ik ben geboren in een stad, de vijfde grootste van Nederland. Toch heb ik meer met dorpen. Het knusse gevoel. Zo’n niet al te groot dorp, of liever gezegd “dùrrup” want ik blijf een Brabander natuurlijk. Zo’n dorp waar iedereen elkaar kent maar liefst weer niet zo klein dat je echt nog geen scheet kunt laten. Niet dat ik dat doe, maar bij wijze van spreken. Ik hou ook van de stad. De anonimiteit van een grote stad. Maar dan wel graag één met sfeer. Met grachten en oude gebouwen. Waar de sfeer van vroeger rond rondspookt terwijl tegelijk de neonreclames op je af denderen. Zo’n stad die altijd leeft en nooit gaat slapen. Want als je dan wil slapen ga je terug naar het bed in het dorp.
In mijn dùrrup woon ik aan de rand, bijna aan het water. Vanaf mijn voordeur amper twintig stappen. Als ik ’s avonds de hond uitlaat hoor ik het water klotsen. Al vanaf dat ik klein was, heb ik de droom ooit aan zee te wonen. Dit komt dicht in de buurt en ik prijs me gelukkig met het alternatief. Als ik langs het water loop, zit ik direct midden in de natuur en in de stilte en de rust. Achterom kijkend zie ik de huizen tegen de waterrand. Ze doen ouder aan dan ze zijn en dat vind ik wel prettig. Dat mis ik hier, oude huizen en de sfeer van jaren geleden. De sfeer van toen alles nog goed was. Niet dat het zo was, maar het is heerlijk om er in weg te dromen. De tijden van de bolderkarren en de hoepels. Van spelletjes doen en echt zelf gemaakt eten en de geur van brood. Van rust en tijd. En van waarschijnlijke de zelfde verlangens als nu.

Als ik het pad in sla dat terug loopt naar het de huizen in ons dùrrup, valt me op dat er veel vervallen is. Maar zoals altijd kan ik erg goed zo kijken, dat ik alleen het mooie zie. Niet dat ik mijn ogen sluit maar daar waar ik niks veranderen kan, pest ik mezelf liever niet. Daarbij komt dat ik een dromer ben. Ik loop langs huizen die als je ze goed fotografeert zo in een van de woonbladen zou kunnen. Je zou zo denken dat ze in een of ander godverlaten en vergeten klein dùrrup zouden staan. Je zou er zo een toeristische trekpleister van kunnen maken, tenminste als de huizen er omheen er niet zouden staan. Het lijkt in niets op de nieuwe stad. Het huis er naast is vervallen en het onkruid staat hoog. Ook leuk voor de foto maar toch wel een heel ander sfeerplaatje.
Als ik bijna thuis ben, kijk ik uit over het water. Het riet wuift en in de verte zie ik de gloed van de zon. Van mij mag het gaan vriezen. Ik wil hier wel ons halve dùrrup zien schaatsen. En als dat er niet in zit, maak er dan maar gelijk zomer van. De bootjes liggen al geduldig te wachten en ook ik kan bijna niet wachten om het hier tot leven te zien komen. Misschien moet ik er maar een aparte column van gaan maken. “Het leven in ons dùrrup”.

 

vrijdag 4 januari 2013

Als een moeder

Ik ken haar al mijn hele leven. Nou ja, bijna dan. Zo lang ik terug kan denken in elk geval. Ik weet niet beter of ze is er altijd geweest. Ze is bijzonder zoals ze is en dat merk ik steeds meer. Ik weet niet of ze het zelf beseft maar ze is bijzonder voor mij en dat is eigenlijk wel heel bijzonder.

Als kind was ik graag bij haar. Zo graag dat ik verdrietig werd als ik weer naar huis moest. Een soort van heimwee als ik dan weer thuis was. Daar voelde ik me soms schuldig over. Kleine cadeautjes waren het als ik nog een nachtje langer mocht blijven. Ik ging zo graag naar ze toe. Bij haar leerde ik luisteren naar en houden van klassieke muziek. Ik leerde houden van  de natuur als we gingen we wandelen, naar een park of naar het bos. Een bos dat zo anders was dan dat ik me voorgesteld had. Vaak was er niets speciaals, gingen we boodschappen doen of hielp ik zo goed en kwaad als ik kon met schoonmaken. Maar altijd was het fijn bij haar. Veilig, vertrouwd en warm. En dat is nog steeds zo.
Toen ik nog maar klein was nam ze nam het voor me op als ik weer eens te beschermt werd. Ze leerde me om mijn eigen weg te gaan.  In mijn tienertijd verzette ik me soms tegen haar. Ze zag alles. Alsof ze door me heen kon kijken. Dat vond ik lastig. Nu besef ik te meer hoe ze dat voor mij deed. En nu besef ik dat ik me tegen haar verzette omdat dat veilig was. Instinctief moet ik geweten hebben dat ze er altijd zou zijn. Ze vertrouwde me haar kinderen toe om de fles te geven en luiers te verschonen. Om te gaan wandelen en op te passen. Zij waren zulke andere ouders en ik vond het mooi en besloot onbewust hun voorbeeld te volgen. Zo wilde ik mijn kinderen opvoeden met die normen en waarde en stiekem hoop ik dan dat ze zich net zo veilig voelen bij mij als ik me bij hen voelde.
Ook als ik op eigen benen sta, vind ik altijd weer de weg naar hen. Als ik kinderen krijg, wordt ze alleen maar belangrijker voor me. Wie vertrouw ik mijn eerstgeborene meer toe dan aan haar. Meer nog dan zij is, ben ik trots dat zij zijn peettante wil zijn. De band wordt anders maar niet minder. Gelijkwaardiger en mooier. De kinderen worden groter maar zij is er altijd. Voor mij maar ook voor hen.
Dan komen de moeilijkere tijden en ook dan is de weg naar haar zoveel eenvoudiger dan ergens anders heen. Ze is er, luistert en veroordeeld niet. Je krijgt altijd haar mening. Niet ongezouten maar wel heel eerlijk en puur. En soms alleen haar schouder omdat dat alles is wat er nodig is. Als ze belt om te vragen hoe het gaat, hoort ze wat ik zeg. En leest ze tussen de regels door. Het is alsof ze me zachtjes wiegt en geruststelt. Ik weet dat ik er altijd welkom ben. Als ik de voordeur binnen ga, voelt het als thuiskomen. Ze gaat niets uit de weg maar geeft me ook de ruimte. Als ze vroeger naar bed gaat en mij de kans geeft met hem bij te praten, weet ik hoe bijzonder ze is. Ik heb de band met hem nodig en de dingen die me echt dwarszitten, die bespreek ik toch het liefst met haar. Ze is als een moeder, een zus en vriendin tegelijk.

Verdrietig of boos, teleurgesteld in het leven of de liefde, blij, gelukkig of stralend verliefd, bezorgd over mijn kinderen of gewoon even behoefte aan een luisterend oor. Het maakt niet uit, de deur staat altijd open. Te weten dat ze er is voor mij geeft me rust en maakt me sterk. Ik hou van haar gewoon omdat zij zij is.

donderdag 3 januari 2013

Dromen, durven, doen

“Heb jij goede voornemens voor 2013?” vraagt hij. Ik schud mijn hoofd. “Niet?” Vraagt hij verbaasd. “Niet eens afvallen?” Ik lach. “Dat wel maar dat heb ik het hele jaar door, elk jaar” denk ik “En lukken doet het toch niet, dus dat telt niet meer mee.”

Het is januari dus behoor je bijna goede voornemens te hebben. Het is zoals elk jaar wer hot. Er worden zelfs tips gegeven om je voornemens vol te kunnen houden en reclames spelen er maar wat graag op in. Maar wat heb je aan het maken van “goede voornemens” als je bij voorbaat weet dat het niet gaat werken. En waarom in hemelsnaam zou je dat dan op 1 januari moeten doen. Toch denk ik onbewust door zijn vraag na over wat ik wil veranderen dit jaar. Stoppen met roken hoeft niet want dat heb ik nooit gedaan. Nou ja behalve die ene keer dan toen ik 8 was. Toen mijn vader in het ziekenhuis lag en mijn moeder door alle stress aan het roken geslagen was. Ik was alleen thuis met mijn oma en keek naar het rare potje met sigaretten op de tafel en vroeg haar of dat lekker was. “Hier probeer maar” zei ze. Uiteraard vond ik het als achtjarige vreselijk smerig. Zo smerig dat ik nooit meer de behoefte gevoeld heb het nog eens te proberen en ben haar altijd dankbaar gebleven.
Over “goed voornemen nummer 2” hebben we het al gehad. Lijnen is een levenslange strijd voor mij waarbij het enige goede voornemen kan zijn dat ik het of voor eens en voor altijd goed ga doen of het voor eens en voor altijd laat. Uit ervaring weet ik dat beide niet bij me passen en dus laat ik het maar varen.

Op de site van het NRC handelsblad zie ik een foto met een stapel boeken. “Daar staan ook nog wel een paar mooie bij” denk ik. “Nooit meer rood staan” van Paul Rispen. “Vast heel actueel in deze tijd” denk ik. Als alleenstaande moeder weet ik hoe lastig het is de eindjes aan elkaar te knopen maar roodstaan lukt me niet. Dat heb ik afgeschermd. Want op is op en het enige dat je doet is je grenzen verleggen. Dat laatste is een gevaarlijk iets. En niet alleen in geld.
Het rijtje boeken gaat nog verder. “Hoe krijg ik ze zover” en even komt de vraag in mij op wie “ze” zijn. Ik denk aan kinderen. Hoe krijg je ze zover dat hun kamer wel gewoon opgeruimd is. Echt te klagen heb ik niet maar soms vraag ook ik me wel af hoe ik ze ergens toe kan zetten. Of is het voor mannen geschreven die iets van de andere sekse willen, of andersom. Mijn nieuwsgierigheid wint en groot is de desillusie als ik zie dat het het zoveelste managementboek is. Ook het boek “je relatie kan beter” kan wat mij betreft van de stapel af. Relaties zijn er in soorten en maten natuurlijk en altijd alles kan beter. Het is maar net wanneer het voor jou goed genoeg is. Eerste behoefte lijkt me dan wel om een relatie te hebben, dus het boek kan wat mij betreft even terug de kast in. Het boek “De kracht van vergeven” trekt wel maar niet om het te lezen. Zei iemand een paar maanden geleden niet tegen mij dat ik me eens niet in de ander moest verplaatsen. Dat ik best eens boos mag worden en niet altijd begrip hoef te hebben. Maar vergeven is een mooi ding, dus het boek draag ik zonder het gelezen te hebben alleen om de titel al een warm hart toe.

Dan zie ik “Dromen, durven, doen” van Ben Tiggelaar. Ik google het boek. Als ik de samenvatting lees, verlies ik mijn interesse. Maar de titel raakt mij. Dromen heb ik genoeg, maar durf ik ze waar te maken? Durf ik te kiezen alleen voor mezelf? Ik sta op de rand… Durf ik te doen? Ga ik er voor? Op de radio ondersteund een niet nader te noemen liedje mijn gedachten. Waar denk ik over na… ik had de keuze toch al gemaakt. En dan weet ik wat mijn goede voornemen is voor 2013. Ik ga het anders doen. Ik ga doen wat misschien wel anders is. Wat andere niet standaard zullen vinden. Maar misschien ben ik wel anders. Ik zuch en weet ik het zeker. Ik droom en ik beslis dat ik het durf te doen. Mijn 2013 wordt in elk geval anders.