Posts tonen met het label hart. Alle posts tonen
Posts tonen met het label hart. Alle posts tonen

donderdag 20 juli 2017

vrijdag 2 december 2016

Geknakt

Er is iets geknakt in mij
en ik krijg het niet geheeld
Ik weet niet eens meer
wat er zich in mijn hart afspeelt
Ik heb er een hoge muur
omheen gezet
en het liefste 
kruip ik terug in bed
Er is iets geknakt 
tussen jou en mij
Het is weer jij en ik
in plaats van wij 

vrijdag 12 augustus 2016

Stem

In mijn hoofd 
zit een stem 
met steeds maar 
goede raad 
Maar ik weet
eigenlijk niet 
of ik er wel 
mee ben gebaat. 

maandag 25 juli 2016

Liefde

Mijn hart zit vol met liefde
voor wie het krijgen wil
we kunnen samen dansen
of zitten, heel erg stil
We kunnen samen lachen
of huilen als het moet
Zolang ik je maar kan laten zien
wat liefde met je doet

donderdag 21 april 2016

Liefde

Ik hou van jou, van hem, van haar
Mijn gevoelens lopen soms door elkaar
Ik hou van een vriend en een vriendin
En van degene die ik bemin
Van mijn kinderen altijd
Die liefde wil ik nooit meer kwijt 
Van degene die ooit in mijn leven was
Hoeveel merkte ik later pas
Van mijn familie groot en klein
Zo blij dat ze in mijn leven zijn zijn 
Liefde in verschillende vorm
Zonder speciale regels of norm
Speciale plekjes in mij hart
En liefde die mij soms verwart
Voor degene die mijn hart raakt
Liefde die mij gelukkig maakt






maandag 26 januari 2015

vrijdag 31 januari 2014

Rijkdom

Zijn hand ligt losjes op mijn schouder. Mijn wang voelt de warmte van zijn huid door zijn shirt heen. De wijn heeft me rozig gemaakt en mijn gedachten zweven af en toe zomaar weg. De onzekerheid laat ik los en ik geniet van het moment. Een moment van pure rijkdom.

Het was een luie zondag. Zo’n dag dat je niets hoeft, moet en dus ook niets doet. Zo’n dag dat het buiten koud en guur lijkt en het al twee uur is voor je het beseft. Af en toe heb ik ze nodig zulke dagen. Nodig om bij te tanken, om de boel de boel te laten en niets te doen. Helemaal niets doen. En het liefst samen niets doen.
Een uur geleden kwamen de kinderen thuis. De oudste zit aan tafel, voorovergebogen op de computer te werken. Een echte opdracht voor een echt bedrijf. De middelste lacht om iets op zijn iPad en de jongste zit tussen ons in. Met zijn drieën proberen we in een spelletje  reclame logo’s compleet te maken. Ineens voel ik zijn hand door mijn haar. Als ik hem aankijk, lachen zijn ogen mij toe.
Even later als ze naar boven gaat roept ze een keer of tien dat ik haar echt een kus moet komen geven. Boven kijk ik toe hoe ze zich omkleed en verbaas me erover hoe groot ze al weer is. Mijn kleine meisje… Ik geef haar een complimentje over haar kamer en een stralende lach trekt over haar gezicht.
Eenmaal weer beneden kruip ik tegen hem aan terwijl hij een boek leest. Een sfeer van iets moet en alles mag hangt in de lucht. De radio vult de ruimte met muziek. De kaarsen geven de kamer een zacht licht en de haard geeft een aangename warmte. Maar het warme gevoel in mij, raakt mij nog het meest. Er is niets speciaals, niets spannends, niets bijzonders. Het is juist de eenvoud die het zo speciaal maakt en die mij treft.
Alle onzekerheid laat ik los en ik geniet. Ik geniet van het geluid van de stilte. Van zijn geur zo dicht bij mij. Van het weten dat de kinderen hier boven in bed liggen. Van zijn aandacht voor zijn boek waar hij helemaal in op lijkt te gaan. Van het niets hoeven zeggen. Van zijn armen warm en beschermend om mij heen. Ik geniet van het hier en het nu. Van het gelukkige gevoel dat mijn lijf vult met een speciale warmte. Van de liefde die ik voel. En ik voel me onbeschrijfelijk rijk.

dinsdag 19 februari 2013

Aan een zijden draadje

Broos en oud ligt ze daar. Een breekbaar mensje. Ineens besef ik des te meer dat ze al 87 jaar is. Ik zeg het vaak maar dan is het maar een getal. Nu zijn het 87 jaren die ineens zichtbaar zijn. Zonder haar haren netjes gewatergolfd en zonder haar bril ligt ze met slangetjes in haar neus en armen in het grote ziekenhuis bed. Mijn mama. Altijd zo sterk en stoer, maar nu zo breekbaar.

Als ik haar hand vastpak voel ik hoe warm ze het heeft. De tranen waren er voor ik bij haar bed stond en die zullen er straks vast wel weer zijn. Maar niet nu. Nu zit ik naast haar. Ze kijkt glazig rond en antwoord antwoorden die niet bij de vragen horen. Maar af en toe komt er een helder antwoord tussendoor. Haar hart is op heeft de arts gezegd. En ook dat mensen van haar leeftijd dit meestal niet overleven. Hard maar eerlijk. De verpleegster komt de medicatie vervangen en zegt terloops dat het nu toch wel moet gaan aanslaan. De woorden hangen in mijn hoofd maar eigenlijk wil ik ze niet toe laten.
Ze woont nog zelfstandig en kookt elke dag voor zich zelf. Knap vind ik dat. Als ik een paar dagen alleen ben, kook ik meestal niet. Zij wel. Een alarm voor oudere mensen wilde ze niet. Daarvoor in de plaats kan ze toch de buren bellen. Maar nu blijkt dat de buurman haar vier keer gebeld heeft in de avond maar dat er geen lampje in een van die bovenkamers van hem is gaan branden. Als ik er aan denk, word ik boos. Als mijn broer en schoonzus iets later gekomen waren….. Dat dat geen zin heeft om boos te worden of daarover na te denken, weet ik ook wel maar dat telt niet. Het is toevallig wel mijn mama. Nu weten we dus dat ze meer dan vierentwintig uur in de keuken op de grond gelegen heeft. Vierentwintig uur waarin mijn broer en schoonzus met hun schoondochter en kleindochters bij mij waren. Waarin we gelachen hebben, geen enkel idee wat er zo’n 150 kilometer verder gebeurd was. Vierentwintig uur waarvan zij zich niets meer herinnert.
Haar ogen zoeken de klok. “De tijd gaat sneller als er iemand is” zegt ze. Ik vraag of ze moe is maar ze wil niet dat ik wegga. Als ze nog een keer kijkt zegt ze “drie uur ga je weer weg” en ik heb het lef niet om een minuut eerder te gaan. De verpleegster en ik leggen haar rechter in bed. Ik zie haar lachen, zelfs haar ogen lachen mee. Een gelukzalige lach. Een gek gezicht maar zo vredig. Dan worden haar ogen weer glazig en staren naar het plafond. Ze knijpt zachtjes in mijn hand en haar mond trekt samen, haar ogen worden nat. Ik vraag haar wat er is. Ze schud zachtjes haar hoofd. Mijn mama die nooit haar emotie laat zien. Dus ook nu niet. Ik slik. Ze is moe. “Ga maar slapen” zeg ik. Ze knikt. Als ik haar nog een kus geef zegt ze: “het zandmannetje komt zo”. Ik glimlach meewarig en zwaai nog een laatste keer. Een laatste keer en even spookt de vraag door mijn hoofd of ik het hierna nog een keer zal kunnen doen. Als ik naar buiten loop probeer ik de tranen die achter mijn ogen prikken tegen te houden. Tegen te houden tot ik veilig alleen in de auto zit.
Als ik een uurtje later over de snelweg rij, voelt het raar en vervelend. Waarom woon ik zo’n klote eind weg. Heb ik haar verwaarloosd, te weinig op gezocht? Het is een dun lijntje tussen geluk en verdriet, tussen gezond zijn en ziek. Tussen het aanslaan van de antibiotica en niet. Een dun lijntje, een zijden draadje waaraan naar mijn gevoel nu haar leven hangt. Dan besef ik dat ik het weer niet gezegd heb. Mijn moeder was altijd een sterke vrouw. En zeggen dat ze van je houdt doet ze niet. We weten het wel, dat wel. En ik heb het vandaag ook weer niet gezegd. Ik heb niet gezegd “mama ik hou van je”. Als ik het besef zou ik het liefste omdraaien, linea recta terug. Maar ik rij door. Bang dat ik met terug gaan, toegeef aan mijn angst of het morgen nog wel kan. Ze weet het vast wel. Ze voelt het toch wel. Maar toch….. Als ik weer bij haar ben is dat het eerste wat ik zeg. Want hoewel we elkaar zo vaak niet begrijpen, ik hou van haar. Zo verschrikkelijk veel.  

 

zondag 30 december 2012

Je bent een droom

Zijn vingers strijken zacht langs mijn wang naar mijn kin. “Je bent mooi als je lacht” zegt hij. Hij zit naast me op de bank. Mijn bank. Ik voel mijn wangen kleuren en weet me geen houding. Als ik op kijk, verdrink ik in zijn ogen. Wow wat ben je mooi.

Hij is er zomaar ineens. Ik weet niet waar ik hem van ken of misschien ken ik hem wel helemaal niet. Maar nu zit hij naast me en schuift nog iets dichter naar me toe. Mijn hart slaat een slag over. Dat is niet erg, het slaat namelijk genoeg slagen in een minuut en de laatste minuten al helemaal. Hij is lief. Zo lief. Het is stil in huis en de kaarsjes branden. Ik hoor alleen zijn ademhaling en op de achtergrond Whitney Houston met “I will always love you”. Ik glimlach en hij kijkt me aan. “Bij dit nummer viel ik vroeger altijd in slaap” zeg ik “maar dan de versie van Dolly Parton. Grijs heb ik dat nummer gedraaid. Het stond op een cassettebandje en ik kon het bijna blind, in een keer precies goed terugspoelen”. Zijn ogen lachen naar mij terug. De sfeer is geladen maar heerlijk geladen. Ik heb een zwak voor hem. Ik merkte het meteen. Ik weet niet waarom, ik ken hem niet eens maar als zijn mond eindelijk de mijne raakt, smelt ik helemaal.

Uren liggen we tegen elkaar aan, zoenen elkaar en ik voel zijn handen in mijn haar. Zachtjes trekt hij de speld uit mijn opgestoken haar. Ik zou de tijd wel stil willen zetten. Gewoon de batterijen eruit halen. Ik opper nog dat dat wel kan. We doen het twee keer per jaar, de klok verzetten, dus waarom vanavond niet. Ik zou zo graag gewoon de tijd stopzetten en bij hem blijven liggen. Ik verdrink in zijn ogen en hij verteld me steeds opnieuw hoe mooi hij me vindt. Komt het door het verhaal van mijn vriendin? Hoe komt hij hier ineens? Dit kan niet waar zijn. Oké kom maar op met het addertje onder het gras. Het moet er zijn. Het is te mooi. Maar ik gooi alle bedenkingen overboord. Hoe kan ik me nog iets afvragen als ik zijn ogen naar mij zie kijken. De zachtheid die zijn ogen uitstralen hebben een magische werking op mij.
Als het bijna ochtend is, moet hij gaan. Ik wil het niet en ik zie hem aarzelen. Ik wil het moment vasthouden. En dus houden we elkaar nog een keer stevig vast. Nog een zoen en nog één. Nog één keer in elkaars ogen verdrinken, nog een keer zijn handen door mijn haar. Ik sla mijn armen om zijn hals en kan zo uren blijven staan. De muziek zacht op de achtergrond. Ik dans in zijn armen terwijl ik heel stil blijf staan. Dan gaat hij. Uren nadat hij door deze deur binnen gekomen moet zijn, verdwijnt hij weer.
Het is een droom. Hij is mijn droom. En als ik wakker word droom ik verder. Ik hou hem in mijn hart, voor altijd. Dan besef ik dat het een droom is. Ik dacht ook al, geen inpakpapier onder de boom of ergens rondslingerend in huis. Even dacht ik dat de Kerstman mijn vraag gehoord had. Hoe kwam hij daar anders…. Het moet kerst geweest zijn. Het kan niet anders…. Het moet begonnen zijn met de magie van kerst. Of het daarvoor of daarna gebeurde, op kerstavond, eerste kerstdag, de tweede of de derde? Ik vroeg het nog in mijn blog en amper een dag later is hij daar…. Mijn woorden neem ik terug. De Kerstman bestaat. Maar alleen in mijn droom. Mijn droom, hij is mijn droom. Het is mijn magie“Binnen! Binnen in mijn hart, binnen in mijn ziel, van binnen. Binnen in de droom die ik met je wil beginnen. Je bent binnen!”

 

donderdag 13 december 2012

De droom


“Wat is jouw droom? “ vraagt de stem van de radio. We zitten in de auto en de jongens hebben direct de wildste dromen. De dromen kun je insturen en een aantal zullen in vervulling gaan. De één wil wel de helft van de aandelen van Apple, de ander vertelt hem fijntjes dat dat misschien iets te hoog gegrepen is en dat één procent ook leuk is. Diverse dromen passeren de revue. En ik?  Ik droom weg. Droom weg in mijn droom.
Als we thuis zijn verdwijnt het even uit mijn hoofd. Er moet van alles. Eten gekookt, zoonlief weg gebracht naar sport en ook het huis is nog elke dag wel een uitdaging. Maar als ik in de avond op de bank zit, komt de actie weer terug in mijn hoofd. Zoals elk mens heb ik genoeg wensen. Grote en kleine wensen. Wensen die ooit nog eens vervuld kunnen worden en wensen om voor altijd van te dromen. Wensen die ik zelf kan vervullen en wensen waar ik eigenlijk de moed niet voor heb. Primair is mijn wens natuurlijk dat mijn kinderen gelukkig en gezond zijn. Maar dat is een wens die niemand mij kan garanderen. Waar ik als moeder mijn best voor kan doen en een aandeel in heb. Maar waarvan de rest toch het lot is en later zal blijken of het ons gegeven is. Dan heb ik nog een wens om ooit parachute te springen. Waarom? Omdat ik vreselijke hoogtevrees heb en daardoor altijd overal vanaf zou willen springen. Niet van ellende omdat ik het niet meer zie zitten maar om te weten of dat kan. Vroeger wilde ik al vanaf mijn balkon dat aan mijn kamer grensde op de coniferenhaag in de tuin springen. En ook als ik bij de zwemlessen van de kinderen op de tribune boven zat, vroeg ik me af of je van daar in het water zou kunnen springen.

Dan heb ik een droom om aan zee te willen wonen. En dat kan natuurlijk gewoon als je de moed maar hebt. Ooit, ooit ga ik dat nog doen. Tenminste dat hou ik mezelf voor. Want wensen en dromen moet je hebben. Zonder dromen kun je niet leven. Dat is alsof alles klaar is en er niets meer te leven is. Dat kan niet, dan leef je niet meer. Tenminste niet echt. Dus heb ik dromen. Net als de droom dat ik later gelukkig oud kan worden met een lieve man aan mijn zijde die zielsveel van mij houdt. Dat ik gezegend wordt met kleinkinderen (in een droom mag dat) die mij de liefste oma van de wereld vinden. En dat “opa” me dan nog steeds aantrekkelijk vindt. Dromen heb je nodig. Nodig om vooruit te kunnen blijven kijken, om door te gaan met je leven. Maar er zijn dromen en dromen.
Dan besluit ik het gewoon te doen. Ik doe het. Ik ga het gewoon doen. Ik zoek de site op en type mijn droom in. Even staat ik naar het scherm. Ja dat is het, dat is mijn droom. Eigenlijk al heel lang maar de laatste tijd wel heel  erg hevig. Daar verlang ik naar. Als dat toch eens waar zou kunnen zijn. De droom die ik voor een deel zelf waar kan maken maar waarvoor ik toch echt wel een lot in de loterij nodig heb. Of de mededeling dat ik ergens een hele rijke suikeroom had met mij in zijn testament. Dat laatste laat ik maar gelijk varen. Niks suikeroom, niet eens een oom meer. Mijn vader spaarde geen treintjes dus ook daarop hoef ik niet te hopen. Iemand in het hierboven heeft beslist dat ik het echt zelf moet doen. Van A tot Z. Ik lees mijn droom nog een keer door. Gek om het zomaar te zien staan. Daarna vul ik een klein lijstje in met namen waarvan ik later besef dat zij degene zijn die mede mijn lot in handen houden. Want als je droom uitgekozen wordt, wordt je naam genoemd op de radio en heb je een half uur om te bellen. Laat ik nou net een lijstje hebben die waarschijnlijk op de meeste tijdstippen niet eens de radio aan hebben staan.

“He mam, je hebt het gedaan he” roept de oudste als hij uit school komt. Ik kijk hem even vragend aan. “Je droom….” Ik knik. “Ja ik heb het gedaan” denk ik dan….. en ik ga geloof ik 24 uur per dag radio luisteren. Zou het mogen… Zou het kunnen ….. zou zou zou 2013 beginnen als een droom. Zou het waar kunnen worden, mijn droom. Een jaar lang schrijven. Gewoon hele dagen mogen schrijven zonder me zorgen te maken over inkomsten. Een jaar lang de kans om mijn hart te volgen te schrijven en het waar te maken………. Of blijft het voor altijd een droom?

woensdag 14 november 2012

Vanaf vandaag leef jij in mij

“Ik moet het een plekje geven” lees ik in zijn blog maar hij weet niet hoe. Hoe doe je dat ook, iets een plekje geven. Wat voor plekje, waar is zo’n plekje? Hoe kan je loslaten als je niet wil loslaten. Hoe kan je het een plekje geven als je denkt dat je het dan moet loslaten. Hoe doe je dat?

In de auto luister ik naar de cd. Ik luister steeds dezelfde liedjes. Dan zet ik zomaar, ik weet niet waarom, nummer 4 op. “Vandaag begraaf ik jou in mij” zingt Rob de Nijs. “Niet in de aarde, niet in die kist. Niet bij die bomen in de ochtendmist. Daar ben jij niet, jij bent veilig in mij”. Het raakt me diep. Ik denk aan hem. “Een plekje geven, eigenlijk doe je dat al maar misschien niet zo bewust. Misschien is dat wel het plekje. Een plekje in jou En misschien is dat ook wel “plekje” genoeg. Zij hoort bij jou. Zij zit in jou. In je gedachten, in je hart. “Al die oude namen, daar hoor jij niet bij. Nee vandaag begraaf ik jou in mij. Dan kan ik met je praten en antwoord geven” gaat de tekst en de melancholie verder, “dan blijf jij leven in mijn leven”.
Dan besef ik dat ik dat ook deed. Omdat er geen plaatsje was waar ik hem kon begraven. Hij werd gecremeerd en uitgestrooid. Ik weet niet waar. Er was niets meer. Niets meer voor mij behalve het kruisje dat op zijn kist lag. Maar ik had een plekje nodig. Hij mocht van mij niet zomaar verwaaien en dus begroef ik hem in mij. Niet bewust. Maar ik begroef hem dicht bij mij, in mij. Mijn vader zit begraven in mij.
Zij zit ook in mij. Voor haar was er wel een plaatsje. En daar ging ik vaak heen. Samen met mijn moeder. Bloemen leggen, het graf verzorgen. En als mijn moeder dan water ging halen praatte ik daar met haar, zoals ik eerst ook tegen haar praatte als ik bij haar zat aan de ronde tafel in haar kamer. Mijn oma. Mijn alles. Tot de plek weg was. Geruimd zoals ze dat noemen. Wat was ik boos op mijn moeder die dat “zomaar” zonder mij besloten had. Waar moest ik heen? Waar kon ik met haar praten? Die dag begroef ik haar opnieuw. Die dag begroef ik haar in mij.
“Vandaag begraaf ik jou in mij. Ik zal je niet zoeken waar jij niet bent. Blijf maar bij ons hier, waar je iedereen kent. Jouw plaats aan tafel hou ik voor je vrij”. Ze zitten in mij. Begraven in mij. “Dan kan ik met ze praten en antwoord geven. Dan blijven ze leven in mijn leven”.  De mensen die ik zo lief had, ze zitten in mij. Begraven in mij. Vanavond zit ik op een bank in een onbekend huis bij onbekende mensen. Ik spreek ze voor de eerste keer. Dan zegt de man “begraven? En dan legt hij met veel verbeelding uit wat er dan naar zijn mening gebeurd. “Nee”, zegt hij “Ik heb geen plek nodig”. Dan wijst hij naar zijn hart en zegt:  “ze zitten hier, hier in mij”.
Kan dat zomaar of moet je dat heel bewust misschien wel met een soort van ritueel doen? Ik hoop dat hij het kan, haar een plaatsje geven in zichzelf. Ik luister verder en er rolt een traan. Ik hoop zo dat hij het kan. Dat het rust geeft. “Vandaag begraaf ik jou in mij. Dan kan ik met je praten en antwoord geven. Dan blijf jij leven in mijn leven. Hier neem m’n ogen en kijk met mij. Neem m’n voeten en loop met mij. We gaan naar huis nu wij allebei. Vanaf vandaag leef jij in mij”.
“We zullen lachen en plannen maken. Ik zal met je slapen en met jou ontwaken. Hier neem m’n mond en lach met mij. Neem mijn handen en voel met mij. Wat je doen wou doe ik erbij. Vanaf vandaag leef jij in mij”.
“Neem m’n hart en leeft met mij. Want jouw dood is nu voorbij. Vanaf vandaag………. leef jij in mij”.

donderdag 8 november 2012

Een oma voor je verjaardag

Daar stond ze, midden in de kamer. Een klein dapper vrouwtje. Ze stond half achter mij en keek de kamer rond. “En dit” zei ze parmantig, “dit is mijn nieuwe kleindochter!” “Nou welkom in de familie” zei haar schoondochter hartelijk en iedereen knikte.

Ik werd die dag 18 jaar en ik kende haar van de winkel waar ik werkte. Bijna elke dag kwam ze boodschappen doen. Meestal alleen. Dan was ze druk, druk bezig. Ze kocht altijd maar een paar kleine dingen. Daarom was ze er ook elke dag. Die dag zou ik thuis gaan lunchen. Ik woonde dichtbij en mijn moeder vond het gezellig als ik thuis kwam eten. Ik liep via de personeelsuitgang naar buiten langs de winkel richting huis. Net voorbij de winkel liep zij met haar boodschappen. Ze was een klein vrouwtje maar altijd zo aardig. “Welke kant moet u op” vroeg ik haar. Ze wees in de richting waar ik ook heen moest. “Oh ik moet ook die kant op” zei ik vrolijk, “zal ik uw tas voor u dragen”.  Ze knikte gretig van ja. Onderweg vertelde ze dat ze evenwichtsstoornis had en niet zoveel kon tillen omdat ze soms zomaar duizelig werd. Bij haar voordeur namen we afscheid.
Die dag was de eerste dag van vaker samen naar huis lopen. Als ik pauze had en zij in de winkel was, zei ik dat ze best wat meer mee mocht nemen omdat ik haar tas wel zou dragen. Onderweg vroeg ze dan steevast tig keer of de tas niet te zwaar voor me was. Op een dag moest ik even mee naar binnen om opa gedag te zeggen. Ze wilde graag laten zien wie haar tas voor haar tilde. De kleine wandelingen werden kleine cadeautjes. Voor haar en voor mij. Mijn oma was overleden toen ik 12 jaar was en zij herinnerde me aan mijn oma. Na de keer kennismaken moest ik een keer thee komen drinken. Ik mocht oma en opa zeggen en de kleine bezoekjes waren kleine lichtpuntjes. Ze vroeg naar mijn interesses, naar mijn werk naar mijn hobby’s. Ze zette thee en gaf koekjes. Ze kletste over haar kinderen en kleinkinderen en liet me foto’s zien.  En toen ze vroeg wanneer ik jarig was zei ze blij “echt waar, dan ben ik ook jarig!”.
Het werd november en ze vroeg of ik die zondag, op onze verjaardagen, een kopje thee kwam drinken. “Maar dan is de hele familie er” sputterde ik nog tegen. “Nee hoor” zei ze “kom maar in de middag, de familie komt in de ochtend”.  Maar toen ik daar zondagmiddag precies zoals afgesproken om 14.00 uur voor de deur stond, werd me al snel duidelijk dat leugentjes om bestwil oma niet vreemd waren. Ze maakte zelf de deur open. Nog zie ik me daar staan, net 18 jaar in mijn nieuwe jas. “Kom” zei ze, hing mijn jas op en dirigeerde me naar de huiskamer. En daar zat niet alleen opa maar de hele familie. Alle 4 haar kinderen met hun partners en de kleinkinderen sommige al met vrouw of vriend. Ze ging midden in de kamer staan en introduceerde mij bij de familie. Een lieve familie waar ik me direct welkom voelde.
Oma is lang speciaal geweest voor mij. Elke verjaardag waren er de kinderen, de kleinkinderen en ik. Ze vergat me nooit uit te nodigen. Ik ben de laatste dagen op haar sterfbed nog bij haar geweest. Daarna ging ik trouw een of meerdere keren per week bij opa in het bejaardenhuis op visite. Het was anders toen oma er niet meer was maar door oma had ik een band met opa gekregen. Hij was erbij toen ik trouwde. Vandaag is het 25 jaar geleden dat ze daar vol trots stond en zei: “En dit, dit is mijn nieuwe kleindochter”. Lieve geadopteerde oma, al ben je dan niet meer bij ons, weet je vooral in mijn hart zit.

woensdag 17 oktober 2012

Loslaten of vastroesten

Het lijkt wel alsof alles in het teken van loslaten staat deze week. Het lijkt met koeienletters overal geschreven te staan maar ik zag het niet. Toch kan ik er niet meer omheen. Maar wat, wat moet ik loslaten? Alles, niets, delen, mijn verleden, mijn heden, mijn vertrouwen, mijn normen, mijn waarden, mijn ideeën, mijn kinderen, de mensen die ik lief heb of mezelf…….

Vandaag had ik een gesprek, een goed gesprek. Over zijn bedrijf, over mijn bedrijf. Organisatieontwikkeling en loopbaanbegeleiding doet hij. Op het einde kwamen we op mijn naam en logo. Ik denk al wat langer na over een nieuw logo. Want ik ben niet ontevreden maar helemaal tevreden ook niet. Het mag krachtiger, strakker. Vandaaruit ging ik nadenken over de naam van mijn bedrijf. Ook daaraan begon ik te twijfelen. Maar nu de stap, laat ik dit los en stort ik mij in het nieuwe onbekende……
Maandag zwaaide ik mijn zoon uit. Niet de eerste keer maar deze keer gaat hij wel weer een stukje verder. Voor mij als moeder een stapje verder. In een gastgezin. Het water over. Loslaten, vertrouwen. Zoals iemand ooit over mijn autorijkunsten zei tegen mijn zoon: “ik vertrouw je moeder wel maar de rest van de wereld niet”. Dat gevoel overvalt mij nu. Ik vertrouw hem wel maar lees toch net iets te vaak het nieuws. Blij was ik met de sms gisteravond waaruit blijkt dat hij het loslaten lastiger vindt dan het leek toen hij met amper een kus richting de bus vertrok.  Het gaat goed met hem, ik laat de teugel verder vieren maar of al toe ben aan loslaten…..
Vorige week stopte ik met één van mijn vrijwilligerstaken. Ik kon het niet de aandacht geven die het verdiende. Daar voelde ik me schuldig over en dat vrat energie. Daarbij moet ik er volgend jaar toch mee stoppen dus kon ik het beter nu loslaten. Daar is het weer. Het loslaten van iets dat ik zo leuk vond. Waar ik ooit zoveel energie van kreeg. Verstandig of niet. Het kriebelde toen ik daar die avond zat en bijna zou ik me weer opnieuw aangemeld hebben. Maar het is goed zo. Tijd voor een ander met meer tijd. Ik moet het loslaten…..
En nu heb ik net een e-mail geschreven. Met pijn in mijn hart vertel ik iemand dat ik hem ga los te laten. Het kan niet anders, het moet. Ik krijg geen lucht. Geef geen lucht als ik het niet doe. Of het goed is weet ik niet maar het moet. Zo graag zou ik vasthouden, me vastklampen en nooit meer loslaten. Ik weet niet of het mijn verstandig volgen is of juist mijn gevoel. Ik moet het zeggen, ik moet loslaten om misschien ooit weer vast te kunnen houden.....
Loslaten is blijkbaar het woord deze week. Nog zoveel voorbeelden zou ik kunnen geven die me deze week overkwamen. Het lijkt wel alsof alles in het teken staat van loslaten deze week. Het staat waarschijnlijk al tijden met koeienletters overal geschreven, maar ik zag het niet, wilde het niet zien.  Nu kan ik er niet meer omheen. Ik moet loslaten. Maar wat, wat moet ik allemaal loslaten? Alles, niets of delen. Mijn verleden, mijn heden, mijn vertrouwen, mijn normen, mijn waarden, mijn ideeën, mijn kinderen, degene die ik zo lief heb of mezelf…….

zaterdag 13 oktober 2012

Verdwenen kind

Soms voel ik je in mijn huid, mijn haar, heel even maar, zo dicht bij mij…… ’t is of je tussen hart en ziel je plek weer vindt, geliefd verdwenen kind.  

Elk jaar schrijft ze een gedicht voor hem. Haar kind, haar zoon, haar verdwenen kind. “Het slijt nooit, de pijn, het verdriet en het gemis. Ook al heb ik nu een dochter en nog een zoon” zegt ze. Achtendertig jaar is het nu geleden, maar ze denk nog dagelijks aan hem. Aan haar zoon die maar zo kort geleefd heeft, die ze maar zo heel even kon zien.  

Acht maanden zwanger was ze toen de vliezen braken. Dat dat niet goed was, wist ze natuurlijk wel. Eenmaal in het ziekenhuis was het wachten. Gek genoeg was haar man gebeld maar wist zij van niets. Ineens kwamen ze met zijn allen aan haar bed. Onvoorbereid wat er ging komen, werd haar verteld dat ze nu moest bevallen. Ze was nog zo jong. Heel even had ze haar kindje daarna op haar borst, heel even kon ze hem zien, voelen. Daarna werd hij naar de couveuse gebracht. Nog één keer werd ze die dag met bed en al naar haar zoon gebracht, maar kijken moest ze van achter het glas. Aanraken kon ze hem niet. Hoe hard voelt het dan om terug te gaan naar de zaal waar 15 andere moeders hun baby in een bedje aan het voeteneinde hebben staan.  

De volgende ochtend kwam een coassistent haar halen. Niet op de zaal of in een kamertje maar in de badkamer probeert hij al stamelend te vertellen dat haar zoon is overleden. Ze kon het niet, ze kon niet meer terug naar de zaal gaan. Terug naar zoveel gelukkige moeders met baby’s. Ze wilde weg, weg van daar. Haar man wist het al, hem hadden ze blijkbaar die nacht ook al verteld dat het niet goed ging. Maar haar niet. Amper één dag na de bevalling ging ze naar huis. Nu heel gewoon maar niet in die tijd, toen was je kraamvrouw en mocht je niets. Haar spullen haalde haar man van de kamer. Aan afscheid laten nemen, haar kindje nog even kunnen zien of aanraken, daar dacht niemand aan. Thuis, vijf hoog in een flat, wachtte geen hulp. Daar moesten ze het samen maar redden. 

Nog ziet ze de kamer waarin de mensen die haar na staan zitten en beslissen over haar kind. Over waar het begraven zou moeten worden. En dat was niet eenvoudig. Verzekerd was je daar niet voor in die tijd. Een anoniem graf moest het dus worden. De zo misplaatste opmerking van haar broer: “begraaf het maar hier onder de flat” galmt nog steeds na in haar oren. Een begraafplaats mocht niet omdat een ander familielid daar steeds langs zou rijden. Maar niemand dacht aan haar verdriet. Het verdriet om haar zoon die zij al die maanden gedragen had. Ook bij de begrafenis was ze niet. Ze was kraamvrouw dus kon dat niet. Nooit heeft ze geweten waar het grafje was.  

Er was niets. Geen baby, geen foto, geen geboortecertificaat, niets. Alsof het niet bestond. Alsof ze het verzonnen had. Hoe kon ze het bewijzen. Ze wilde zo graag een tastbaar bewijs dat haar zoon er geweest was. Jaren later besluit ze alsnog om dat bewijs naar boven te halen. En dat lukt haar. Haar wil is dan zo sterk. Ze laat mij het geboortecertificaat zien. In het rapport van de arts die nu het dossier behandelde staat dat als het niet in 1974 was geweest maar nu, haar zoon nog geleefd zou hebben. Het voegt niets toe. Wat kun je er mee. Het maakt het gemis niet minder.

Ze wil het zo graag een plekje geven maar nu na het overlijden van haar man, de vader van haar kind, lijkt het gemis nog sterker. Ze had hem zo graag zien opgroeien. Haar man laten zien hoeveel hij op hem zou lijken. Maar dat is haar niet gegund. Inmiddels heeft ze nog twee kinderen en zelfs kleinkinderen. Haar kleinzoon is vernoemd naar haar zoon. Mooi maar ook moeilijk vindt ze dat. De datum komt weer langzaam in zicht. De dagen worden zwaarder. Dit jaar valt de datum weer op zaterdag en zondag, precies zo als toen. Haar gedicht is klaar. Ze telt de dagen. Ze telt tot ze weer voorbij zijn. De geboorte en de sterfdag van haar verdwenen kind.

 Zo ver van hier, toch zo dichtbij. Zachtjes aangeraakt, je bent weer eventjes bij mij.
En even ben ik dan weer blij…… tot jij weer in het niets verdwijnt!!!!

woensdag 26 september 2012

De verloren “dochter”

“Ooit was ze een beetje ook mijn dochter, tenminste zo voelde het. Ooit schreef ik een gedicht voor haar. Niet geboren uit mij, maar geboren in mijn hart. Nu ben ik haar kwijt. “

We wandelen door het bos en praten. Over de afgelopen tijd. Over de nieuwe dingen in ons leven, over afscheid en over verdriet. “Ik mis haar” zegt ze ineens. “ondertussen lijkt het heel gewoon maar soms ineens mis ik haar”. “Dat is toch ook niet zo gek” zeg ik “ze was zo lang in je leven”.  Vier was ze, toen zij haar leerde kennen. Net naar school. Nog zoveel behoefte aan houvast. Vorig jaar moest ze haar loslaten. Nu ziet ze haar niet meer.
“Ik dacht echt dat we contact zouden houden” verteld ze. “een illusie maar ik heb me er wel aan vast gehouden”. Ik weet dat ze langer dan goed voor haar was in haar relatie is blijven hangen. En ik weet ook dat het loslaten van haar een van de moeilijkste dingen voor haar geweest is. Dat ze daardoor misschien wel veel langer vol gehouden heeft.
Het nieuwe samengestelde gezin is een vreemd iets. Je voegt gezinnen samen, gaat van elkaar houden maar als het niet lukt ben je niet alleen een illusie armer maar heel veel meer. Jaren ben je mede verantwoordelijk voor een paar kinderen extra. En of je nu wel of niet hun echte vader of moeder bent, je ontkomt er niet aan een deel van het leven te worden. Zij was thuis met de kinderen en dus deelde zij mee in de opvoeding. Anderen maken er een sport van om daar een mening over te vormen en hoe je het ook doet, je doet het nooit goed.
Hou je van je nieuwe kinderen, zijn er mensen die daar wat over te zeggen hebben. Hou je niet van ze, is het voor een andere groep weer niet oké. Opvoeden van je eigen kinderen is al niet simpel maar in het leven stappen van andere kinderen is nog veel ingewikkelder. Met je eigen kinderen heb je een sterke band, een soort staalkabel. En je moet het als ouder of kind wel erg bont maken wil die stuk gaan.  Met je stiefkinderen heb je een dun draadje. Dat draadje verbind je maar je bent altijd alert dat het stuk kan gaan.
Pas had ik een gesprek met een man die vertelde dat zijn broer het kind van zijn ex opvoedt. De andere kant van de medaille. Mooi is het, dat zoiets kan. Maar zo triest dat de moeder er dus niet is. Dubbele verhalen over zoveel liefde en tegelijk zoveel verdriet.
Ik kijk naar mijn vriendin. Zij is nu uit het leven van hun vader. En daarmee uit hun leven. Ooit was zij er elke dag. Bracht zij haar naar bed en werd zij geroepen als ze ziek was in de nacht. Waste zij haar haren en bracht zij haar naar school. Bespraken zij vriendjes en de moeilijke dingen van het leven. Ze lachten en huilden samen. Vaak dachten anderen dat ze moeder en dochter waren. Zij konden daar samen grapjes over maken. “Geen bloedband, maar wel verbonden met elkaar” schreef ze. “Niet je moeder maar in mijn hart wel mijn dochter”. Nu is ze haar kwijt.
We zijn stil en in gedachten en wandelen verder. Dan zegt ze zacht “Ooit was ze een beetje ook mijn dochter…”

Dochter


Niet geboren uit mij
Maar geboren in mijn hart
Niet gegroeid in mij
Maar gegroeid naar elkaar
Niet dezelfde genen
Toch mezelf zien in jou
Geen bloedband
Maar wel verbonden met elkaar
Niet je moeder
Maar in mijn hart wel mijn dochter

maandag 10 september 2012

Weet dat je in mijn hart altijd blijft voortbestaan


“Alles is voorgoed gedaan, als jij er klaar voor bent” zingt Clouseau vanuit de laptop “Ik heb aan je zijde gestaan, mijn God ik heb je graag gekend”. Ze wil het hem zo graag laten horen, dit voor haar zo belangrijke lied, maar het lukt haar nog steeds niet.  De tranen lopen over haar wangen. Stil zit ze achter haar laptop. Ze kan er niet naar luisteren zonder te huilen. Mijn god wat mist ze hem, nog steeds, na 18 jaar mist ze hem nog steeds. Elke dag.
Ze was 24 jaar oud. Daar zat ze in het tehuis waar hij de laatste maanden woonde. Nu voor de 3e nacht. Hij kon niets meer horen, kreeg niets meer mee had de verpleging gezegd. Zij geloofde het niet en bleef tegen hem praten. Gewoon over de dingen die ze had meegemaakt, wat er gebeurde, wie er binnenkwam, wat voor weer het was. “Ik ga je mond even insmeren hoor” zei ze tegen hem, “want je lippen zijn zo droog dat voelt vast niet lekker”. En rustig deed ze met een wattenstaafje wat vaseline op zijn droge gerimpelde lippen. Zij mocht het, het liet het allemaal toe. Niet als de verpleging het deed, dan begon hij ongecontroleerd om zich heen te slaan. Dat is omdat ik hem vertel wat ik doe, dacht ze.  En bleef dus rustig vertellen tegen hem terwijl ze zijn hand vasthield en zacht streelde.
Hij was haar vader. En ook al was hij aan het dementeren het laatste jaar en waren de rollen zo omgedraaid geweest, hij was haar vader. Ze hield van hem. En wat er ook gebeurde zij zou er voor hem zijn. Dus was zij er overdag en in de nacht. Af en toe ging ze weg, vertelde hem dat ze even een kop koffie ging drinken en zo weer terug zou zijn. Ze wilde dat hij rust had, en mocht hij liever willen gaan zonder dat zij daar bij was, moest hij die kans ook krijgen vond ze.
Die middag had ze gemerkt hoe waar haar verhaal was dat ze niet konden zeggen of hij wel of niet iets mee kreeg. Ze had naast hem gezeten toen Jan, zijn favoriete verpleger, binnen kwam. Jan had uitgelegd dat hij nu zoveel morfine kreeg tegen de pijn, dat een reactie niet meer mogelijk was. Ze dacht nog “klets jij maar lekker raak”. Jan had zijn normale taken gedaan en de lijsten bijgewerkt met zijn bevindingen. Toen hij de deur uit liep had zij tegen haar vader gezegd “Jan gaat weer weg, zeg maar houdoe tegen hem”. En tot ieders verbazing had haar vader zijn ogen half geopend, zijn hand opgestoken en mompelde hij “houdoe”.  Jan stond aan de grond genageld bij de deur, trok wit weg en stamelde “maar dat kan helemaal niet”.  Even later had ze tegen de verpleging gezegd dat alles over haar vader niet meer aan zijn bed  gemeld mocht worden maar graag even op de gang. Het personeel had geknikt. Wat konden ze er tenslotte tegenin brengen.
Die zelfde middag was haar moeder binnengekomen en had gezegd dat alles wel goed zou komen. “Nee, mam,” had ze beslist geantwoord “het komt niet meer goed en papa weet dat ook. Hij heeft van jou nodig dat jij het accepteert dat je afscheid van hem neemt. “ Dat was moeilijk voor haar moeder geweest maar ze was blij dat ze het gezegd had. Ze zag haar vader langzaam afscheid nemen van iedereen. En ze wist instinctief hoe belangrijk dat voor hem was. Die nacht was ze moe geweest. Moe van het dag en nacht in het tehuis zitten in een bedompte kamer aan het bed van haar vader. En dus was ze in slaap gevallen. Met haar hoofd op zijn borst had ze geslapen. Toen ze wakker werd, keek ze naar hem. Het leek alsof hij gewacht had tot ze uitgeslapen was. En op het moment dat ze uitgerust was, nam hij als laatste afscheid van haar. Zuchtte en sliep in. Ze bleef even bij hem staan voor ze de verpleging riep.
Haar moeder was op dat moment wakker gemaakt. Wakker gemaakt door haar hond die die nacht naast haar bed sliep. Hij had haar een lik over haar wang gegeven en zijn poot op haar arm gelegd. Toen ze eenmaal wakker was en zich afvroeg wat de hond toch van haar wilde, hoorde ze de deur open gaan. Haar zoon kwam binnen en vertelde dat hij gebeld was dat zijn vader, haar man overleden was.
Op het afscheid klonk het liedje van Clouseau en omdat er geen plek is om naar toe te gaan, is het liedje haar plekje geworden. ” Ik blijf nu hier, jij gaat naar daar. En daar is niet zover van hier. We spreken af, ik weet niet waar, en daar ontmoeten we elkaar.” Ze mist hem, denkt elke dag aan hem. Wat zou ze graag willen dat hij haar kinderen zou kennen, wat zou ze de liefde van haar leven nu graag aan hem voor willen stellen, maar niks van dat alles is waar.
Zonder jou tikt de klok even snel, maar de tijden veranderen wel. Dus ik neem afscheid, jij moet nu gaan, weet dat je in mijn hart altijd blijft voortbestaan.  En ik weet ik zou dankbaar moeten zijn, maar precies daarom doet het zo’n pijn……. Zonder jou…..